'Jaaroverzicht 1947'
(1948)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 126]
| |
Jaaroverzicht 1947.In het voorbijgegane jaar heeft de God der geschiedenis de kerken, die wij mogen dienen, minder in de breedte doen uitdijen dan in de diepte wortelen laten schieten, Indien nu het wortelen schieten maar als een zaak van worsteling gezien wordt, geloof ik met deze opmerking niet te veel te zeggen. Te roemen is ons waarlijk niet oirbaar, tenzij het een roemen ‘in den Heere’ is. * * * In de breedte is er geen snelle groei geweest, Die werd ook door niemand verwacht. De poging, door de uitbanners van 1944 aangewend om door een vervangingsformule den indruk te wekken, als waren de bezwaren, die in en na 1944 bij vele leden der synodocratische gemeenschap leefden, nu wel in hoofdzaak ondervangen, heeft althans in dien kring veler conscientie den toch al ongaarne gedragen last der verantwoordelijkheid voor het doen van 1944 van zich helpen afschuiven. Een nieuwe uitspraak van '46 moet de conscientie van het doen van '44 afstand leeren nemen. En de gelijktijdig komende verzekering, dat men op een ‘gesprek’ met onze kerken zoo vurig hoopte, heeft in gelijken geest gewerkt. Degenen, die nog steeds zich niet wilden realiseeren, dat zij blijkens officiëele verklaring geacht werden in te stemmen met de besluiten van 1944, ja, zelf in hun synode alzoo besloten te hebben, konden zich van hun eigen verantwoordelijkheid voor wat eenzijdig door hun synode, c.q. henzelf besloten was, nu des te gemakkelijker ontdoen, onder invloed van de gedachte, dat de verantwoordelijkheid nu weer op de ‘vrijgemaakten’ gelegd was, en dat door een blik in de toekomst met haar mogelijkheden de schrik over het verleden met zijn werkelijkheden kon worden overwonnen. Wel zijn op onderscheiden plaatsen nog vrijmakingen geschied, en opnieuw plantselijke kerken geÏnstitueerd, wier leden eerst bij andere waren ondergebracht, terwijl er voorts de normale aanwas geweest is. Maar daartegenover staat weer het verlies van emigranten. Er waait door Nederland een onrustig makende wifid: velen steken den oceaan over, op zoek naar ‘levensruimte’ of naar veiligheid tegenover een Europa's nauw herwonnen rust | |
[pagina 127]
| |
bedreigend gevaar. En het blijkt, dat ook vele leden onzer kerken het initiatief durven nemen, dat toch altijd voor zulke emigratie een eerste vereischte is. Verblijdend is, vooral onder dit aspect, dat ook in Nederlandsch-Oost-Indië en in Curaçao de vrijmaking bleef vorderen; en dat blijkens openbare uitlatingen van over en weer er grond is voor de verwachting, dat een nader contact met de Protestant Reformed Churches in Noord-Amerika van twee zijden begeerd zal worden. Blijkens mededeelingen in de pers heeft dit punt mede daardoor de aandacht opnieuw gekregen, dat één der hoogleeraren onzer kerken op uitnoodiging van genoemde amerikaansche kerken een reis naar Noord-Amerika heeft ondernomen. Indien, wat niet uitgesloten geacht mag worden, het vraagpunt van al of niet wenschelijke opening van correspondentie tusschen deze kerken en de onze officiëel aan de orde zou gesteld worden, behoeft niemand daarin een symptoom te zien van een overigens Wel begrijpelijke neiging van door kerkelijk verraad vereenzaamden, om met andere eveneens trouweloos verlatenen een meer uit noodgevoel dan uit positieve begeerte opkomend contact te leggen, Want reeds in 1939 heeft ter synode van Sneek dezelfde hoogleeraar er voor gepleit, de Protestant Reformed Churches op te nemen in het verband eener ‘oecumenische’ vergadering van afgevaardigden van gereformeerde kerken, en correspondentie er mee te openen. Overigens hebben de kerken getoond, ernst te willen maken met ‘de waarde van één menschenziel’. Wie het profijt eener buitenlandsche of overzeesche reis af zou willen meten naar het aantal der door den reiziger te bereiken en te bewerken ‘zielen’, zal zich allicht afvragen of een, door br. C.C. de Vries en predikanten ondernomen tocht naar N.-O.-Indië - Java, Soemba - en (bij herhaling) naar Curaçao wel verantwoord zijn. Maar wie de groote beteekenis kent van een plaatselijke kerk als hoedster der eigendommen van Christus Jezus onzen Heere, en als tehuis voor onze anders verstrooide zonen, en als baken in zee, en dan voorts in de toekomst ziet, die is voor zulke verre tochten alleen maar dankbaar. Overigens is door onze kerk ook nog op andere wijze de horizont afgezocht. Blijkens de Acta der Groningsche synode is niet alleen naar de Chr. Ref. Church in Amerika, maar ook naar de kerken in N.-O.-Indië een brief | |
[pagina 128]
| |
uitgegaan, teneinde de eerste er aan te herinneren, dat zij de correspondentie met onze kerken had afgebroken zonder te weten, wat nu eigenlijk geschied was in 1944 en daarna, en teneinde voorts de indische kerken er op te wijzen, dat zij, die in den oorlogstijd met de gebeurtenissen van 1944 niet van nabij hadden kunnen meeleven, thans wèl toegang tot de gewisselde stukken konden krijgen, en zich verplicht moesten gevoelen tot positiebepaling. Mag men aan officieuze mededeelingen geloof hechten, dan is door de amerikaansche Chr. Ref. Church bedoelde brief niet ontvangen. En wat de indische kerken betreft: het zal niet eens meer waarschijnlijk mogen heeten, dat ze álle nog de moeite zullen nemen, zich intensief met de vraag in te laten naar recht en waarheid in betrekking tot 1944. Want 1e., reeds vóór de vrijmaking in een deel dier kerken een feit werd, hebben enkele kerkeraden ginds zich onder veel betuiging van droefheid over ‘de scheur’, en zonder deze voor haar rekening te nemen op een wijze, die noch reformatorisch, noch direct revolutionair wilde heeten, losgemaakt van de feiten van '44; en hadden ze 2e. factisch reeds zóóveel contacten gelegd met congregaties van andere confessie, dat 't ieder duidelijk werd, dat ze niet meer zich zouden interesseeren voor de besluiten, waarmee ze - zie boven - geacht werden in te stemmen. Trouwens, dit laatste was niet meer dan 'n fictie, vooral in dit geval. Als ooit de synodocratie beschaamd is in haar aanheffen van deze ‘onderstellingsleer’ (wie niet tegenspreekt wordt geacht in te stemmen), dan wel in dit geval. De indische kerken zijn voor de synodocratische gemeenschap verloren, maar voor de gereformeerde niet behouden. Ze zijn eenvoudig-weg gedenatureerd, en in een ‘stille revolutie’ overstag gegaan. Dat dit overstag gaan met ‘reformatie’ niets te maken heeft, blijkt wel uit de feiten. Men lette er op, dat zich te Batavia een ‘Geref. Contact-Comité-Indië (Art, 31 K.O.) te Batavia’ had gevormd, dat een brief richtte aan den kerkeraad der toenmalige Geref. Kerk aldaar, om dezen op te roepen tot vrijmaking van de binding aan de besluiten van 1944, c.q. ook aan ‘het vierde formulier van eenigheid’. De kerkeraad antwoordde 29 Jan. '47 onder meer: ‘deelt zij (hij) u mede, dat naar haar (zijn) overtuiging de Geref. Kerken in Indië zich van een uitspraak ten aan- | |
[pagina 129]
| |
zien van het kerkelijk conflict in Nederland hebben te onthouden’; ’het is haar (hem) de facto onmogelijk een juist inzicht te verkrijgen in het complex van oorzaken, die tot de jammerlijke scheuring geleid hebben......’ ‘Daarbij komt, dat de vragen, waarover getwist wordt onder de Gereformeerden in Indie nagenoeg niet leven......’ ‘Wij achten het daarom een roeping van Godswege, dat de Geref. Kerken in Indië zich van een uitspraak over de geschillen onthouden en door ernstige pogingen tot vereeniging van alle belijders der Gereformeerde waarheid een krachtig getuigenis tot de gescheurde kerken in het moederland doen uitgaan.’ Dat dit besluit een slag in het gezicht der synodocratische gemeenschap was, is ieder duidelijk. ‘Zich van een uitspraak te onthouden’? Maar de rapporten en propagandastukken, waarmee de synodale kerkscheurders in 1944 de kerken hebben willen belezen, wemelen van de verzekeringen, dat kerkeraden niet mogen doen alsof ze het recht hadden tot een eigen initiatief inzake het al of niet ratificeeren van synodale besluiten, want, zoo luidde het argument, want wat de synode besloten heeft, dat hebben de kerken alle in haar besloten. Een inzicht in het complex van oorzaken niet mogelijk? Maar ernstiger wantrouwen in de Acta der synodes kan men moeilijk zich denken. Moeten b.v. alle buitenlandsche kerken zich van een uitspraak onthouden? Volgens deze logica zou men dat denken. ‘Leven in Indië de “vrágen” niet, waarover in Nederland getwist’ wordt? Maar een belijdenis - uitspraak is geen vraag, doch een uitspraak, in den Naam des Heeren met gezag geschied, zoo luidde de synodocr. formule. Een uitspraak over de geschillen weigeren? Maar volgens de synode had men plaatselijk al lang ‘uitgesproken’ toen de synode uitsprak. Men ziet - de geest van 1944, die zich in z'n uitspraken den Geest van God conform genoemd had, werd hier zóó brutaal verloochend, dat hij, indien hij iets van de drijving van Gods Geest gehad had, had moeten komen tot buiten-verband-zetting, volgens de logica, die Bergschenhoek buiten het verband geplaatst heeft. Maar het kwam zoover niet. Van recht is geen sprake meer in de synodocratische kerkengroep. Het is één beschamend spel van willekeur en onwaarachtigheid, hetgeen daar geschiedt. | |
[pagina 130]
| |
Wij constateeren dit onder gelijktijdige erkenning van het feit, dat een ‘kerkeraad’ als die van Batavia, de synodes van 1942-1944-1946 niet ernstig neemt, het ons evenmin kan doen. De verzekering, dat men ‘ernstige pogingen tot vereeniging’ zou paren aan een ‘krachtig getuigenis’ is dan ook in haar plechtigheidsgebaar blijven steken. Verder kwam het niet. Gelukkig, dat inmiddels de dragers van het ambt der geloovigen straks de eenheid hebben gered: op Zondag 13 April is de kerk te Batavia opnieuw in vrijheid geinstitueerd; en aan het eind van het jaar waren de volgende kerken in Indië vrijgemaakt: Batavia, Buitenzorg, Semarang, Soerabaja; we meldden reeds, dat Ds J.P. v.d. Stoel er een paar maanden heeft gewerkt. In verband hiermee verdient een besluit van de classis Groningen (2 Oct. '47) de aandacht: ‘,De classis Groningen, gelezen het schrijven van Batavia (mogelijk te maken een Dienaar des Woords te beroepen), gehoord de toelichting van ds v.d. Stoel, spreekt uit, dat de voorstelling, die de kerk van Batavia geeft omtrent de noodzakelijkheid van het beroepen van een eigen Dienaar des Woords voor die kerk, bij haar weerklank heeft gevonden en zegt voor zichzelf toe een jaarlijks vast te stellen bijdrage ter dekking van de aan zulk een beroep verbonden kosten, en zal doen wat in haar vermogen is, om ook de andere kerken in het Vaderland te bewegen naar haar vermogen mee te werken tot het financiëel mogelijk maken van bovengenoemd beroep.’ Tevens vroeg de kerkeraad van Groningen de classis, een besluit over opneniing van de kerken van Batavia, Buitenzorg en Soerabaja in het verband van de classis Groningen. Daaraan gehoor gevende, besloot de classis, deze kerken voorlopig in het verband van de classis Groningen op te nemen. Een beroep is inmiddels uitgebracht. Tegelijk met dit door Batavia uitgebrachte beroep kwam een roeping van Soemba tot denzelfden dienaar des Woords. Op Soemba zijn onderscheidene vrijgemaakte kerken, die, blijkens waardevolle verslagen van br. C.C. de Vries, die haar bezocht heeft, bewust en in vrijheid leven, doch juist daarom te meer behoefte gevoelen aan den terugkeer van ds S.J.P. Goossens naar zijn arbeidsterrein. Het blijkt evenwel, dat tot nu toe de wederkeer van den missionairen dienaar des Woords naar onze | |
[pagina 131]
| |
kerken niet mogelijk is gemaakt; invloeden va synodocratische zijde spelen hierin een rol, met effect op instanties, die in den laatsten tijd betreffende de vestiging in het indische gebied een stem in het kapittel hebben. Het besluit der kerken om de schorsing en afzetting van ds Goossens ongedaan te maken, is destijds, breed gemotiveerd, en het uitvoerige rapport, dat van deze motieven rekenschap geeft, is gepubliceerd. Van de argumenten, die het Rapport in overvloedige mate geeft, is, zoover wij weten, geen enkele weerlegd door de synodocratische pers. Zij volstond met klacht en droefheidsbetuiging. Maar ook hier blijkt, dat wie niet vóór de schermen hun zaak kunnen handhaven, er soms niet tegen opzien, achter de schermen te handelen, als hadden zij wèl zich kunnen legitimeeren voor het forum van kerk en wereld. Intusschen is te hopen, dat zoolang den missionaris der Gereformeerde Kerken struikelblokken in den weg gelegd worden, de Soembaneesche kerken worden geholpen en dat pogingen, om onze kerken van Soemba te verdringen, b.v. door ‘aanbieding’ van andere ‘terreinen’, zullen doorzien worden en stranden. * * * Hetgeen tot nu toe gezegd is, leidt onze gedachten schier vanzelf naar de ‘oecumenische’ beweging. Die is den laatsten tijd sterker dan ooit. Vaak onder socialistische leiding staande, streeft zij zekere machtsvorming na, die de ‘christelijke kerken’ (die als kerken er meestal weinig van verstaan) bijeenbrengt ter bundeling van ‘krachten’. Maar de basis is niet die der Schriften, de Christus is niet die der Schriften, de belijdenis is in gedrang, wat ‘kerk’ heet is nog lang geen kerk. Ook tot onze kerken komt de vraag, of zij in deze oecumenische beweging haar aandeel willen nemen. Dat dit naar veler oordeel voor gereformeerden een uitgemaakte zaak is, laat zich steeds duidelijker zien. Zoo kan b.v. de directeur van het te Baarn gevestigde ‘zendingscentrum’ der synodocratische groep, ds B. Richters, d.d. 22 Augustus 1947, een brief richten (officiëel! van ‘het Zendingscentrum’) ‘aan alle zendingsarbeiders in de verstrooiïng en op het thuisfront’, waarin hij o.a. het volgende opmerkt: | |
[pagina 132]
| |
De Indonesische Oslo-delegatie is, voor haar vertrek naar Oslo op het zendingscentrum geweest. Het werd, zooals sommigen het uitdrukten een Sinterklaasavond. Want zoowel de jeugdbonden als het C.N.V. zegden de delegatie, of liever de kerken, die ze min of meer vertegenwoordigden, allerlei steun toe. Een nieuwe vergadering, die met de inmiddels teruggekeerde delegatie belegd zal worden, zal een concretere uitwerking van het aangebodene bezien. Als de delegatie komt. U hebt allen natuurlijk gelezen van wat er in Oslo voorgevallen was. Van de verklaring, die de Nederlandsche en Indonesische delegatie hebben afgelegd. Een verklaring, die in ‘onze kringen’ kwaad bloed heeft gezet en natuurlijk direct weer in de politieke sfeer is betrokken geworden. Zooals alles direct in de politieke sfeer betrokken wordt. Ik heb met verschillende leden van de Nederlandsche delegatie gesproken en hun gevraagd hoe de voorgeschiedenis was. De Nederlanders hadden gehoopt, dat de Indonesiërs ook tot een schuldbelijdenis zouden zijn gekomen. Daar was natuurlijk alle reden voor. Maar in de sfeer van het bericht uit Batavia ‘Behoort U tot de Prot. Gemeente?’ ‘Neen, ik ben van de Republiek’ konden de Indonesiërs tot een dergelijke schuldbelijdenis niet komen. Naar mijn persoonlijke meening: een testimonium paupertatis. De Nederlanders hebben toen gezegd: Als wij eenmaal schuld beleden hebben, kunnen wij deze belijdenis niet meer intrekken. M.i. een onjuist standpunt; maar er is iets voor te zeggen’. Voorloopig houden we hier even halt. We vragen onzen lezers: Wist U van zoo iets? 1e. een ‘indonesische delegatie’, nauwelijks ‘den propaedeutischen revolutie-schoenen ontwassen’, op bezoek in een door de Geref. Kerken (synodocratisch) betaald gebouw, op weg naar ‘Oslo’, waar de jeugd geoefend wordt in het praatjes maken tegen Jan Schouten en zoo, tegen koningen, en allen die in hoogheid gezeten zijn en in het nabouwen van de jongste politieke slagzinnen, in religieus gewaad gestoken; 2e. de jeugdbonden (Dijk? Aalders?) erbij met gemoderniseerde zegenbeden; 3e. het C.N.V. eveneens op het appèl, dat heilige huisje, ook van vele goedbedoelenden, die nog denken dat de ‘C’ in ‘C.N.V.’ nog is uit te leggen als van ouds; 4e. een vertegenwoordiging door de jonge Oslo-pad- | |
[pagina 133]
| |
vinders van hun kerken ‘min of meer’; de kerken zelf weten er waarschijnlijk even weinig van als de massa van het C.N.V., dat hier de P. v.d. A. triumfen ziet vieren in het zendingscentrum van Baarn, betaald door eenvoudige broeders en zusters, die door Dijk-Ridderbos Kuyper-Nauta opgezet zijn tegen scheurmakers, die niet naar hun pijpen dansen, doch zich houden aan Kerkorde en confessie; 5e. een plan tot nieuwe ontmoeting, nadat te Oslo de ‘milde regen des Geestes’ zal gevallen zijn; 6e. evenwel de mogelijkheid, dat de indonesische lieden kwaad worden en dan wegblijven; 7e. een verklaring, die is opgezet uit de belijdenis (b.v. art. 36), maar die door den directeur van het zendingscentrum wordt gedoodverfd als ‘politiek’ (en deswege afgehandeld). We houden op. Maar gelooven, dat het den meesten lezers duidelijk zal zijn, dat op kosten van het eenvoudige volk hier gelegenheid geboden wordt aan allerlei ‘oecumenische’ en aan onze confessie volkomen vreemde machten, om over het hoofd der eenvoudigen heen, zoowel de confessioneel gebonden kerk als de politiek van de A.R.-Partij uit de hoogte te negeeren. Men vraagt zich niet eens meer af, of in dit zendingscentrum de vervangingsformule of iets van die kracht geloofd en bezworen wordt. Men weet alleen, dat de Ridderbossen hier alleen welkom zijn voorzoover zij de Schilders wegwerken. De ernst van hun ‘bindingen’ wordt hier volkomen genegeerd. Het, ‘oecumenisch’ drijven eener van het belijdende volk volkomen losgeslagen globetrotterskliek infiltreert hier het volk, op welks zak het teert, en van welks verleden het leeft. Het is alsof we in den duitschen tijd terug zljn (Soekarno en Mussert verschillen trouwens niet veel). De duitscher zei destijds: bij ons is politiek religie. Tot ons snauwden ze: houd uw religie, maar blijf af van politiek. Wat bij hen onlosmakelijk één was, werd voor ons radicaal gescheiden. Denk daaraan, als ge den director van het zendingscentrum hoort reageeren op de spaarzame klachten van hen, die tot geen prijs den band met zulke menschen zouden willen doorsnijden, en die toch nog éven (éven maar, 't is gauw voorbij) aan den | |
[pagina 134]
| |
ketting rukken: honden, die niet bassen kunnen. Hij schrijft over hen: ‘Over verklaringen gesproken: de laatste verklaring uit Batavia, waaronder ook de namen van Pos en Bakker stonden en waaraan hier in Holland tot nu alleen Fijn van Draat zijn sympathie gegeven heeft - begint nu ook besproken te worden. Ds van Strien acht het een bedenkelijke verklaring. “Wat willen de onderteekenaars eigenlijk?” De Republiek in bescherming nemen? Een republiek, die in ongerechtigheid geboren is? Een republiek, die een ernstig gevaar beteekent voor het werk van kerk en zending?’ Ds Veldkamp van Middelburg schrijft in een ander verband, doch vermoedlijk ook denkende aan deze verklaring: ‘Het bloed van onze jonge mannen zal worden opgeëischt van Ds Buskes en zijn P. v.d. A.- collega's en al die dwalende zendingsmenschen, die mee aanpapten. In naam van alle vaders en moeders, vrouwen en verloofden, van al onze jongens en mannen in Indië slinger ik in hun aangezicht: J'accuse’. Trouw is nog feller: ‘Wij begrijpen eerlijk gezegd niet, waar de bovengenoemde zendingsmenschen den moed vandaan halen, op dit oogenblik, wederom met volle miskenning van de beginselen, die naar luid der Schrift aan het wezen en welwezen van den staat ten grondslag liggen en ondanks de omstandigheid, dat de feiten zoo duidelijk liggen als zij heden ten dage blijken, de Indische en Nederlandsche regeering een spaak in het wiel steken. Deze menschen steunen de revolutie en ondermijnen het wettige en heilzame gezag......Van sommigen verwachten wij niet anders. Maar dat hierbij onderteekenaars voorkomen, van wie wij dat op grond van hun duidelijk aanvaarde beginselen niet mochten verwachten, stelt ons diep teleur’. ‘Uit deze verklaring’ - nog steeds spreekt de zendingscentrumdirector - ‘blijkt weer hoe moeilijk het is voor zendingsmenschen als ze komen te staan voor de vraag: zwijgen of spreken. Zwijgen we, dan spreken we toch. En spreken we, dan loopen we het gevaar, dat men ons verkeerd begrijpt. Dan maar toch zwijgen? Een afdoend antwoord zal wel niet gevonden kunnen worden’. Tot zoover de Baarnsche zendbrief. Weer houden we even halt. Ons dunkt, dat bovenstaande woorden een ontstellend document zijn van het opdringende, om niet te zeggen, brutale van die ‘centra’, waar- | |
[pagina 135]
| |
mee de synodocratische gemeenschap tegenwoordig, argeloos als ze is en dom als ze door haar leiders gehouden wordt, zichzelf heeft opgescheept. Toen destijds prof. Lindeboom - ouder gewoonte getrouw - een persoonlijk woordje schreef bij het officieele curatorenverslag, en dit woordje ‘De Heraut’ niet aanstond, was in dit blad en elders de reactie: een kerkelijk-officieele instantie moet geen persoonlijke-officieuze uitlatingen toestaan in haar publicaties. Als in het ‘officieele’ blad ‘De Bazuin’ de secretaris van ondergeteekende tijdens diens afwezigheid giften ‘voor den één hoogleeraar’ verantwoordde ‘met hartelijke aanbeveling’, kwam er een waarschuwing van ‘curatoren’: zulke particuliere aanbevelingen mogen in het officieele blad niet staan. En van de ‘binding’ aan synodale besluiten spreken we nu heelemaal niet. Maar dat hier een ‘centrum’ is, welks leiding door allerlei officieus en personalistisch geschrijf rustig weg op officieel benoemde en gesalarieerde menschen invloed oefent in een van de officieele besluiten der kerken of der kerkelijke vergaderingen zich sterk distancieerendern geest, is buiten kijf. Het oecumenisch-doen is aristocraten-doen, het gaat over het hoofd der kerken heen, al laat het deze wel haar eigen ontkrachters betalen. Maar we lezen verder wat de director van het zendingscentrum te zeggen heeft: ‘Intusschen’, zoo vervolgt hij, ‘intusschen schreef Dr Wiersema ons de eerste berichten over de zendingsvelden, die weer op Nederlandsch terrein liggen. Het is goed, dat er weer eenig contact isGa naar voetnoot1). De kerken hier in Holland, vooral de kerken die bij Midden-Java betrokken zijn, hebben mede, door de tijdelijke centralisatie in den “Wederopbouw” wel eens het gevoel, dat ze heelemaal geen zending meer drijvenGa naar voetnoot2), doch alleen maar geld bij elkaar moeten halen. Dit laatste is natuurlijk erg moeilijk, omdat er geen zending gedreven wordt, practisch, althans naar de oude begrippen. Terwijl bovendien de politieke kwestieGa naar voetnoot3) de zending verdacht maakt. | |
[pagina 136]
| |
Het kerkelijk levenGa naar voetnoot4) wordt gekenmerkt door allerlei buitenlandsche contacten. Prof. Berkouwer is naar Amerika geweest, Prof. Brillenburg Wurth is er nu. Prof. Bavinck gaat half September (misschien komt hij daar Prof. Schilder tegenGa naar voetnoot5), die het goed recht der vrijmakingGa naar voetnoot6) in Amerika gaat verdedigen). Het “Gereformeerd Oecumenisch” contact is gelegd. Helaas zijn onze kerken nog niet toe aan aansluiting bij den Oecumenischen Raad. De wereldsituatie wordt steeds klemmender en ik heb persoonlijk het gevoel, dat de Generale Synode niet lang meer weerstand zal kunnen bieden tegen dezen druk, evenmin als ze dit kon bij de aansluiting bij den Nederlandschen Zendingsraad. Teneinde het Oecumenisch besef bij onze menschen levendiger te maken werd de “Oecumenische Actie” omgezet in een Gereformeerd Studieverband voor “Oecumenische Vragen”, waartoe tallooze predikanten zijn toegetreden. Al weer een symptoom, dat men ongerust begint te worden onder de verdeeldheid. De jeugd denkt wat dit betreft veel progressiever dan de ouderen, F.Q.I.Ga naar voetnoot7), Jeugd en Evangelie, Werkgemeenschap voor Geref. Jongeren zijn rustigweg aangesloten bij den Oecumenischen Jeugdraad (zoodat er toch nog Gereformeerden in Oslo waren). De bonden nog steeds niet. De secretaresse van den Oec. Jeugdraad, de Geref. Baronesse van Heemstra vertelde me, dat op alle kringen van plaatselijke oecumenische jeugdraden 60% der deelnemers Geref. is. Dit geeft moed. Het feit, dat de internationale Zendingsraad krachtens het besluit van Toronta zal werken “in association with” den wereldraad van kerken zou de oecumenische kwestie wel eens opnieuw in onze Generale Synode kunnen brengen. Dat is goed. Verdeeldheid is een bedenkelijke luxe. Anders gezegd, een zonde, die nooit te beredeneeren valt. | |
[pagina 137]
| |
Waartegen met alle kracht, die in ons is, gevochten moet worden. Enfin, dat weet U op het zendingsveld beter dan ik. Ik mag in dit verband wijzen op het mooie boek, van William Brown “Toward a United Church”, het eenige boek, dat een volledig overzicht geeft van de geschiedenis der Oecumenische beweging. U kunt het bij ons bestellen. Trouwens ieder ander boek’. Tot zoover de missive uit Baarn. We hebben met opzet in een jaaroverzicht van onze kerken aan deze geestesuitingen een plaats ingeruimd, ofschoon ze uit een ons vreemden kring afkomstig zijn. Waarom? Wel, in de eerste plaats: nog maar tot voor zeer kort leefden wij met zulke geesten in één verband; heeft ons volk geweten wat er al zoo over zijn hoofd heen werd bedisseld? Voorts: er zijn nog steeds ook onder ons eenvoudigen en hartelijk meelevenden, die de meening toegedaan zijn: als maar eenmaal gemoedelijk over. ‘1944’ gepraat is, en op dat punt door de een of andere plooien gladstrijkende beweging het pad geëffend is, wat verhindert ons dan weer saam te leven? Het antwoord vindt men o.a. hier: de geest van ‘interconfessioneele’ samenbinding heeft maling aan de binding, die men alleen maar aanvaardt als middel om met de meerderheid vrede te houden, doch is voorts op allerlei markten thuis, en verwijdert zich van wat ons heilig is, steeds bewuster. Voorts: er zijn er onder ons, en we verstaan dit ten volle, die meenen, dat de A.R.-Partij door ons, vrijgemaakten, wordt losgelaten, wat hun een schadepost schijnt te zijn, die haar nadeeligen terugslag op het kerkelijke leven hebben zal. Maar het is goed dat zij hier ontdekken, dat de politiek der A.R.-Partij zoowel in incidenteele programpunten als in principieele inzichten verloochend wordt door allerlei van de ‘Geref. Kerken’ (synodocratisch) aangesteld en bezoldigd leidende personen. En tenslotte: wij moeten tegenover dergelijke geesten onze eigen positie weten te bepalen. Want het oecumenische willen en trachten màg ons niet vreemd zijn; alleen maar: wij moeten als Paulus zijn, die heelemaal van Spanje reizen wilde, maar dan met die boodschap welke zeggen dorst: al was het een engel uit den hemel, als hij een ander evangelie brengt, dan moge hij vervloekt zijn. Juist waar dit laatste woord in en door de vrijmaking ons weer op het hart gebonden werd (want wij zijn van valsche bindingen vrijgemaakt om aan de ware | |
[pagina 138]
| |
des te meer ons over te geven), daar is het goed hier den wensch uit te spreken, dat in onze kerken met behoud van den goeden grondslag weder de belangstelling voor wereldcontacten gelegd moge worden. We achten het wel zeker, dat onze kerken zullen geplaatst worden voor de vraag, of zij contact willen opnemen met de Protestant Reformed Churches in Noord-Amerika (Rev. H. Hocksema) en of ze misschien in een van de valsche oecumenische beweging zich losmakende Amerikaanschen Raad van (positief belijdende) kerken een taak als participant zullen willen toegewezen zien. Hoogst waarschijnlijk zal deze vraag de kerken moeten bezighouden. En uit de mededeelingen van den synodocratischen zendingscentrum-director kunnen onze kerken ook de gevaren leeren kennen waaraan onze jeugd blootgesteld is. Kalm schrijft daar een dominee, dat de jeugd veel ‘progressiever’ denkt dan de ouderen; maar wat hij progressie acht, dat noemen wij bederf: desputabelstelling van onze belijdenis. ‘Studieverband’ heet, wat bedoeld is als promoveerende kracht voor dit bederf. ‘Verdeeldheid’ (luxe!) heet hier wat wij noemen: binding aan de werkelijke goddelijke waarheden. De studenten der synodocratische kerkelijke hoogeschool zijn al ingeschakeld, met de ‘werkgemeenschap van de Geref. jongeren’, daar waar onze kerken haar studenten willen zien beveiligd, teneinde later de kerken te kunnen helpen beveiligen. * * * We hebben het woord ‘politiek’ een enkele maal genoemd en weten daarmee een gevoelige snaar te raken. In het voorbijgegane jaar heeft de vraag, of samenwerking met wie ons als revolutionairen uitbanden nog mogelijk is in politiek of maatschappelijk verband (A.R.-Partij of b.v. C.N.V.) een niet steeds gelijke beantwoording gevonden. We vinden dat volkomen begrijpelijk; en gelooven ook, dat slechts kennis van feiten hier kan helpen, den weg te vinden. In dit verband verdient het de aandacht, dat thans reeds een tweede congres is aangekondigd van leden onzer kerken, die zich op dit punt nader willen beraden. Liever zulk een zoeken tasten, overigens, dan de zelfverzekerde toon, dien - om nog eens naar Baarn terug te keeren - de director van bovenbedoeld zendingscentrum hooren laat, als hij, wetende dat de | |
[pagina 139]
| |
Partij van den Arbeid in Nederland en de revo1utie in Indië (en tevens Nederland) de overgeleverde ‘vastigheden’ loswoelt, over zooveel onzekerheid en in reactie op de deswege rijzende klachten zich aldus uitlaat: ‘U hebt in het zendingsblad gelezen of langs andere wegen wel gehoord, hoe het zendingscentrum een vloed van critiek te verwerken kreeg. Het moest zelfs opgeheven worden. Want er werden heel wat politieke en andere ketterijen verkondigd. Op de “leestafel” lag zelfs een boek van......Kraemer en andere dwaalleeraars. Sinds het zendingscentrum er was, werd van de oude lijnen afgeweken en werden missionaire predikanten gevormd, die in politiek opzicht blagen waren. En wat daar verder volgt’. Tot zoover de brief, die ons nog op een ander punt interesseert, n.l. als het gaat over het C.N.V. Dienaangaande lezen we: ‘Verder staan op het punt diverse medische zendingsarbeiders uit te zenden, voorloopig in D.V.G.- of Roode Kruis-verband. Al maanden lang voert Dr Wiersema met de desbetreffende instanties in Batavia onderhandelingen over de wijze waarop ze zullen worden uitgezonden. Dit vlot niet al te erg. Het punt waarom het gaat is de vraag, voor wiens rekening ze worden uitgezonden en hoe later de verrekening zal plaats vinden. Het gaat niet aan, dat de zending betaalt, terwijl het gouvernement het profijt er van trekt. De medische zendingsarbeiders worden onder dit alles erg ongeduldig; hetgeen te begrijpen is. De nieuwste gedachte is om, eventueel in samenwerking met het Chr. Nat. Vakverbond, een “arbeidsconsul” uit te zenden. De commissie voor den Wederopbouw heeft al iemand op het oog, die economie in Amsterdam studeert. Soemba trekt echter ook aan zijn jasje. We zullen echter gezamenlijk overleggen, waar hij het beste thuis behoort. Wat precies zijn opdracht zal zijn, is niet duidelijk. Het C.N.V. schijnt van plan te zijn in Indonesië ook een C.N.V. op te richten, naar Nederlandsch model. Hier wenscht de zending uiteraard buiten te blijven. Onze bedoeling is vooral, dat de arbeidsconsul aan de bevolking economische voorlichting zal gaan geven à la Merle Davies’. Het is goed, op al deze dingen acht te geven. Niet minder dan deze kwestie is hiermee gemoeid of het C.N.V. garanties biedt tegen bewegingen, die de principes van b.v. de Partij van den Arbeid factisch volgen of indirect | |
[pagina 140]
| |
helpen volgen. Wij zullen komen te staan voor de vraag, hoe de confessioneele trouw zich laat verbinden met allerlei politieke en maatschappelijke symbiose. Het trok de algemeene aandacht, dat te Helpman door enkele vroegere leden van de A.R.-Kiesvereeniging een nieuwe kiesvereeniging in het leven werd geroepen, die zich noemde: Gereformeerde kiesvereeniging Schrift en Belijdenis’. Aanleiding tot deze oprichting was een vergadering van de A.R.-kiesvereeniging te Helpman op Woensdag 22 Oct. 1.1. waar, volgens de overtuiging van de oprichters, overduidelijk bleek, ‘dat het verbreken van den broederband in de kerk, het onmogelijk maakt, samen met de brekers van dien band, op te roepen tot terugkeer naar Schrift en Belijdenis, ook in de politiek’. (redactie van dit bericht voor rekening van ‘Gereformeerde Kerkbode’ voor 't Noorden des lands). In de kerkelijke pers kwam naar aanleiding van een en ander (Helpman kwam naast Berkel-Rodenrijs staan en andere plaatsen volgden) de pro- en de contra-stem duidelijk naar voren. * * * Wat het contact met andere kerkelijke formaties binnen het rijksgebied betreft, kan gemeld worden, dat met de Christelijke Gereformeerde Kerken (de naam is pas gewijzigd) correspondentie is geopend via deputaten; de synode der Chr. Geref. Kerken had tevoren met groote meerderheid van stemmen besloten een achttal deputaten te benoemen voor contact met gereformeerde belijders. Met de Ned. Hervormde Kerk is begrijpelijkerwijze geen contact geweest, al verdient het de opmerkzaamheid, dat tot onze kerken de uitnoodiging gekomen is afgevaar- digden te zenden naar een vergadering, waarin het aan de Hervormde Kerk aangeboden ontwerp eener nieuwe kerkenordening critisch kon bezien worden. De leden van het moderamen onzer jongste synode hebben terecht geantwoord dat een deputatie niet kon gezonden worden, wijl de synode zulke deputaten niet had kunnen benoemen, doch dat de hoogleeraren Deddens en Greijdanus, benevens dr F.L. Bos desgewenscht persoonlijk wel zouden kunnen worden uitgenoodigd hun inzicht in dezen bekend te maken. Wij meenen te weten, dat (langs schriftelijken weg) de inmiddels daartoe uitgenoodigde personen hun zienswijze hebben bekend gemaakt aan de | |
[pagina 141]
| |
daartoe aangewezen deputatie vanwege de Ned. Herv. Kerk. Overigens is nog steeds het punt van ‘samenspreking, al of niet’ met de deputaten der synodocratische gemeenschap aan de orde. Door de deputaten onzer kerken was aan die der overzijde o.a. het volgende geschreven: ‘De missive Uwer Zwolsche synode spreekt de vrees uit, dat een “gedachtenwisseling”, die voorshands alleen schriftelijk zou geschieden “ons op een onafzienbaar langen weg zou brengen”. Evenwel,........., moet het ons (óók) van het hart, dat het besluit Uwer Zwolsche synode welbewust den weg langer gemaakt heeft, dan door haar zelf begeerlijk gezegd wordt te zijn. Uw brief immers verklaart nadrukkelijk, dat er Uwerzijds “overwegend” bezwaar bestaat tegen een procedure, als door onze Groningsche synode ter zake eener eventueele samenspreking aan ons is voorgeschreven: n.l. eerst schriftelijk, dàn mondeling. Uw Zwolsche synode nu weet, dat weliswaar onze deputaten “ruime opdracht” hadden “voor wat thema en wijze der ontmoeting betreft”, maar óók, dat deze “ruime opdracht was gebonden aan de “bepaling”, o.a. “dat de gedachtenwisseling voorshands alleen schriftelijk geschiede, en door beide partijen gepubliceerd en in de kerkelijke archieven gedeponeerd worde’. De vraag was voorts gesteld: ‘moet door onze deputaten een tusschentijdsche synode bijeen geroepen worden?’ Onze deputaten gaven hierop o.a. dit bescheid: ‘.........De conclusies, waartoe onze synode in deze aangelegenheid gekomen is, zijn “met volle eenparigheid aanvaard” (Acta art. 143). Dat geldt dus ook van de bepaling, dat de gedachtenwisseling voorshands alleen schriftelijk geschieden zal en door beide partijen zal worden gepubliceerd. Wij zien geen enkele reden voor het vermoeden, dat een tusschentijdsche synode onzerzijds zou begeeren te verloochenen wat haar voorgangster in een zoo ernstige materie heeft aangewezen als roeping. Bovendien is ons eigen eenparig oordeel, niet alleen, dat de gronden, die onze synode aanvoerde voor het voorshands (!) alleen schriftelijk willen handelen, doorslaggevend zijn (Gij weerlegt er trouwens ook niet één van), maar ook, dat de door Uw synode aangegeven motieven voor het niet schriftelijk handelen willen (zelfs niet in eersten aanleg) het tegendeel van steekhoudend zijn......’ | |
[pagina 142]
| |
‘Voorts vertklaart U, dat schriftelijke gedachtenwisseling licht “misverstanden” doet ontstaan,.........Uw synodes.........hebben omtrent ons leerstellig en kerkelijk inzicht, en ook ten aanzien van inhoud, motief, rechtsgeldigheid en gewicht van haar eigen handelingen, ettelijke misverstanden in het leven geroepen......’ Voorbeelden van dit laatste zouden uit den brief onzer deputaten gemakkelijk te noemen zijn; één ervan geven we hier door:.........‘Gij verklaart, dat ‘in elk geval’, zoover U bekend is, ‘op niemand in dit conflict de persoonlijke censuur is toegepast’. Maar de feiten wijzen het wel anders uit. Ook het volgende citaat is sprekend: ‘Gij verklaart thans aan te nemen dat onze, door U overigens afgewezen, kerkrechtelijke inzichten onze handelingen bepaald hebben’. Maar daartegenover wijzen onze deputaten op het feit, dat in de Rapporten van '44 een heel andere toon is aangeslagen: daar heette het: er wordt afgeweken van de kerkenordening en de afwijker weet dat. En onze deputaten merken tegen het slot van him betoog op: ‘Wij maken hier Uw woorden tot de onze: “het blijkt niet, dat gij u ook telkens bezint, of gij u op een verkeerden weg bevindt”. En als Gij ons werkelijk durft vragen, of wij U niet wilden aanhooren, wanneer Gij ons van het verkeerde van onzen weg zoudt trachten te overtuigen, dan hebben wij maar één antwoord: wij hebben U aangeboden, alles, wat Gij tegen ons zoudt willen aanvoeren in schriftelijke correspondentie, in onze kerkelijke bladen, etc., aan al onze kerken voor te leggen. Maar Gij hebt zulke schriftelijke correspondentie geweigerd en tot nu toe onze stukken niet gepubliceerd. Hoe kunt Gij dan met zulk een vraag ons aan boord komen? Gij vraagt naar den bekenden weg’. Op dit schrijven is een antwoord binnengekomen, dat grootendeels repetitie is van vroegere beweringen en herhaling van omtrent de te volgen procedure uitgesproken verlangens. Het antwoord onzer deputaten is nog niet verschenen; het ‘toppunt’ in den synodocratischen antwoordbrief is wel de bewering, dat door ons ‘het recht in eigen handen genomen is’. Natuurlijk beteekent dit uit dezen mond niet, dat wij het recht in handen hadden (als vrije leden van vrije kerken, staande in Christus' vrijheid). Evenmin kan het een ontkenning zijn van het feit, dat b.v. de eerste schorsing rustig is verdragen tot | |
[pagina 143]
| |
er een afzetting volgde. Blijkbaar heerscht de meening, dat wie ooit zich vrijmaakt van zondige besluiten het recht in eigen handen neemt. Alsof de plicht daartoe niet opgelegd was bij de vaststelling van art. 31 K.O. Nog steeds dus wordt van synodocratische zijde plichtsbetrachting gequalificeerd als eigenmachtigheid en eigenwilligheid. Op het hoofdpunt is men nog geen stap gevorderd. En aan het recht wordt niet eens meer gedacht: op wat b.v. de friesche predikanten in publicaties zich veroorloofden wordt heel anders gereageerd dan op wat in 1944 anderen hebben bestaan. * * * Dit laatste blijkt trouwens ook wel uit de nieuwste schorsingen. Nadat op 27 Maart ds G.Th. Koopman van 's-Gravenhage naar Curaçao vertrokken was (de synodocratische ‘aanklager’ van 1944, daarin collega van ds Barkey Wolf, dr A. de Bondt, was reeds eerder aangekomen) werd den scriba der Curaçaosche kerk al spoedig alle ambtelijke arbeid ontzegd, op gronden, die in lichtvaardigheid en ongereformeerdheid bij de andere schorsingen geenszins in de schaduw stonden. Nog een ander voorbeeld zij gekozen: in het Noorden werd naast ds C. v.d. Waal ook ds H.J. Meyerink te Drogeham geschorst. Deze laatste had een ‘Verklaring van gevoelen’ ingediend. Ter behandeling daarvan vergaderde de classis Drachten drie dagen. Eerst wilde men niet eens overgaan tot behandeling van het stuk, omdat, naar het heette, ds Meyerink zich niet gehouden had aan den eisch der classis van 10 Dec., in de gemeente van zijn gevoelen te zwijgen. Maar het niet behandelen zou een te slechten indruk maken in de gemeente. Na ‘weerlegging’ van de verklaring werd de eisch van conformeering gesteld. Toen die eisch afgewezen werd, volgde de schorsing. De klanken zijn de oude vertrouwde: ‘......overwegende dat ds H.J.M. zich niet heeft gehouden aan den eisch, hem door de classis Drachten in vergadering bijeen op 10 Dec. 1946 op grond van het onderteekeningsformulier voor Dienaren des Woords gesteld, om tijdens de behandeling van zijn zaak zijn tegen de leerbeslissingenGa naar voetnoot1) van de Gen. Synode der Geref. Kerken ingaande gevoelens niet te propageeren; | |
[pagina 144]
| |
overwegende, dat ds H.J.M. na uitvoerige behandeling en weerlegging door de classis van een door hem ingediende Verkl. v. gevoelen, inhoudende zijn bezwaren tegen de nieuwe Verklaring van de Gen. Synode der Geref. Kerken van 1946, uitgesproken heeft zich niet te conformeeren aan genoemde nieuwe Verklaring, besluit enz.’ Op de vraag van ds M. op grond van welk art. der K.O. hij geschorst was, werd hem voorgelezen: ‘U is geschorst op grond van het recht van leertucht waarvan de grondslagen zijn neergelegd in art. 79 en 80 K.O.’ Toen hij weer vroeg of hij dan volgens art. 79, 80 geschorst was, kreeg hij ten antwoord: Daarover geven wij geen nadere verklaring. Op de kerkeraadsvergadering antwoordde de consulent op een pertinente vraag dienaangaande: de feitelijke grond is ‘valsche leer of ketterij’ door andere gevoelens te propageeren dan die van de vervangingsformule. Het is dus overduidelijk, dat wij, die deze ‘vervangingsformule’ afwijzen, ketters heeten. Waarmede wij vrede hebben; het wordt niet altijd zoo duidelijk gezegd. * * * Overigens gaven de kerken haar aandacht aan veel en velerlei arbeid betreffende de ambtelijke diensten. Van beteekenis is de uitgave van een orgaan ‘Dienst’; en een ander voor de zending; en ook een evangelisatiecongres; alsmede de oprichting eener stichting tot oprichting en exploitatie van een rust- en herstellingsoord. Dat de classis Leeuwarden de uitzending van een eigen missionaris in overweging nam, verdient de aandacht. Uitvoerig werd gesproken over de vraag hoe onze houding moet zijn ten aanzien van het ‘consumentencrediet’, of de ‘noodvoorziening voor ouden van dagen’. Zoowel de vrees voor een al verder gaande staatsbemoeiing als de positieve eerbied voor de van Christus' wege geschiede instelling der kerkelijke ambten maande in dezen tot voorzichtigheid en waakzaamheid. Levendig is ook de belangstelling voor ‘de zaken van art. 13’ geweest. Na breede discussie, (die nog gedeeltelijk gaande is), voortvloeiend o.m. uit het besluit der synode van Groningen (art. 192 Acta) ‘1. geen regeling voor de uitvoering van art. 13 K.O. bij de kerken aan te bevelen; 2. de aanbeveling door vorige synoden gedaan van de regeling inzake de uitvoering van artikel 13 K.O. | |
[pagina 145]
| |
niet meer voor haar rekening te nemen; 3. zich er toe te bepalen de kerken op te wekken ten aanzien van art. 13 K.O. de Schriftuurlijke regelen in de kerkenordening vervat en in het rapport naar voren gebracht, na te leven’, is tenslotte de ‘Stichting emeriteering’ opgericht (148 kerken met 113 predikanten, 50.000 zielen, zoo was de stand eenigen tijd geleden). Hiernaast staat dan weer een besluit als van eenige kerken uit de classis Warffum: ‘Na bespreking kon men de volgende regeling aanvankelijk vaststellen (welke nog door de diverse Kerkeraden zal worden aangenomen): Art. I: Ondergeteekende Geref. Kerken zijn van oordeel, dat zij het best kunnen voorkomen, dat zij in ongelegenheid geraken als haar D.d.W. emeritus wordt, of als hij komt te overlijden en een weduwe of (en) weezen nalaat, en door beroeping van een nieuwen D.d.W. haar budget aanmerkelijk stijgen zal - door die meerdere lasten gezamenlijk te dragen. Art. II: Zij verbinden zich die lasten te dragen naar een omslagstelsel, waarbij gelijkelijk rekening wordt gehouden met het traktement van den dienstdoenden pred. en het ledental der gemeente. We hooren het woord “lasten”. Dat brengt ons op het thema der offervaardigheid. Die is verblijdend, maar er zijn plaatsen, waar de grens van het mogelijke bereikt schijnt te zijn. Toch heeft het ons aan niets ontbroken. De rechterlijke uitspraken - enkele gevallen waarin misschien formeele redactie-kwesties 'n rol spelen, als te Giessendam misschien daargelaten - luiden tot onze verbazing (in Nederland waren we 't anders gewend) veelszins gunstig; en eigen gebouwen verrezen te Soest, Lutten, Zuidwolde, Opende, Assen, 's-Gravenhage-Loosduinen, Haulerwijk, Loppersum, Ulrum. De Theologische Hoogeschool bleek wederom de warme liefde van de kerken te hebben. Gerecenseerd werden 69 bullen; voor de eerste maal werden 20 studenten ingeschreven en voor doctorale studie 35; het totaal studenten is dus 124. In den loop van het jaar '47 legden 15 studenten het candidaats-examen af en 11 het propaedeutischexamen. En wel waren bij het begin van den cursus afwezig de hoogleeraren Holwerda, Greijdanus, Deddens (wegens ziekte) en de hoogleeraar Schilder wegens verblijf in Amerika, doch niet lang duurde de verlegenheid: bij het overdragen van het rectoraat (8 Dec.) was het | |
[pagina 146]
| |
collegium docentium weer voltallig. De rede door prof. Deddens toen gehouden: “Van Dordt naar Westminster”, heeft voor de kerken groote beteekenis wegens haar beantwoording van actueele vragen. Den pedel werd een zoon geboren, die door de studenten tot corps-baby werd geïnstalleerd: een novum op dit gebied. Onze prof. Greijdanus herdacht zijn 35-jarige ambtsbediening; hij werd door het corps F.Q.I. als eerelid geïnstalleerd en mocht veel goeds van zijn God in allen eenvoud ontvangen. De Theol. Hoogeschooldag bracht ditmaal 7000 bezoekers naar Kampen, en liet tot een waarde van ƒ 35.000. - aan geld en geschenken achter. Door tengevolge van de aanbieding van verschillende groote bedragen, verkregen uit de opbrengst van verkochte bonnetjes, konden ten behoeve van de bibliotheek belangrijke boekwerken aangekocht worden, ook veel boekwerken werden geschonken. De heer A.J. Roukema werd voor den tijd van één jaar als conservator der bibliotheek benoemd. Voor de verdere aankleeding van het gebouw kwamen vele geschenken in, ook uit de kerken. En eindelijk: naast de overkomst van ds J.W. Verhey tot onze kerken valt het heengaan te melden van ds H.C. v.d. Brink, die zijn levensavond als lid der Gereformeerde Kerken heeft mogen afsluiten, en van ds J.S. Post, wakker strijder - en dit in groote pijn - voor recht en waarheid. We willen met grooten dank aan wat de Heere in de vrijmakingsdagen door br. H.J. Kouwenhoven te Voorburg voor de Gereformeerde Kerken geofferd en geleden heeft, het overlijden van dezen (geschorsten!) ouderling gedenken. Dat de schaamte hen naar het gelaat moge vliegen, die dezen man wegens het helpen publiceeren (in oorlogstijd!) van de eerste geschriften van critiek op de ongoddelijke handelingen der synode van 1944 hebben durven schorsen, terwijl thans wie veel meer en heel anders synodecritiseerende lectuur durven drukken ongemoeid blijven. Wat onze kerken in critieke dagen aan dezen zoo vroeg ons ontvallen broeder te danken hebben, kan de samensteller van dit overzicht misschien nog beter beoordeelen, dan menig ander, wijl hij in moeilijke dagen aan het warme en trouwe hart van dezen christen zich meermalen heeft kunnen verkwikken en zijn eerste verweerschriften tegen de rammelende synodale aanklachten door zijn in die dagen onmisbare hulp heeft kunnen zien | |
[pagina 147]
| |
komen ter plaatse waar ze wezen moesten. Zoo mogen we als vanzelf eindigen met een opwekking om het hiërarchisch monster positief te overwinnen door een nauw en krachtig leven in de plaatselijke kerken en in het ambt aller geloovigen. We hebben een en ander maal geciteerd uit een - ook ons nog - opschrikkend en ontdekkend geschrift, uitgegaan van het zendingscentrum te Baarn (synodocratisch). We hebben ook gezegd, waarom we dit deden. Naar die motiveering ook nu verwijzend, veroorloven we ons een laatste citaat. Genoemde brief bevatte in den aanhef deze passage (nadat gewezen was op den hierboven vermelden “vloed van critiek” op het Baarnsche centrum): “Nu is critiek niet erg. Maar dit was onrechtvaardig. Want de aanval was kennelijk bedoeld op Prof. Bavinck. En ze werd gelanceerd door een zendingsdeputaat, die niet eens wist, dat de wederopbouw al lang meer dan 15 zendingsarbeiders had uitgezonden. Ds Harrenstein heeft bedoelden broeder, we mogen wel zeggen, afgedroogd, zoodat deze nattigheid verdwenen is. Toch hebben we het gevoel, dat het zendingscentrum nog niet die plaats in ons kerkelijk leven heeft, als het noodig heeft. Allerlei uitlatingen, die ons bereiken, wijazen er op. Velen negeeren ons werk, hetgeen haast nog erger is dan critiek. Maar anderzijds is er toch ook veel waardeering. Ieder, die hier een, zendingsconferentie heeft meegemaakt, gaat enthousiast weg en doet niets liever dan gauw terugkeeren. Vooral onder de jongeren schijnt groote dankbaarheid te bestaan, dat een dergelijke instelling als het Z.C. er is. En met dezelfde gevoelens begroet men het evangelisatie-centrum, dat op 5 minuten afstand van ons gevestigd wordt. Hoewel: ook dit centrum heeft critiek te verwerken evenals het Algemeen Kerkelijk Bureau van den heer Laernoes. Men lijdt onder een centralisatie - complex en onder een verabsoluteering van het decentralisatie - principe. En zooals het is met alle dingen, als iets verabsoluteerd wordt, krijg je merkwaardige consequenties. De Generale Synode van Eindhoven zal dit probleem moeten verwerken, omdat vanuit het Zuiden ernstige critiek tegen de centralisatie in de zending is gekomen, waarbij dan ook weer het zendingscentrum betrokken is. Het is goed, dat deze dingen eens worden uitgepraat. | |
[pagina 148]
| |
De zending staat hier op het thuisfront in het centrum van aller belangstelling. Allerlei factoren zijn daarvan de aanleiding. De Indonesische kwestie en alles wat daaraan vast zit niet in het minst. De Soemba-zending is bijzonder actief. De verdubbeling van het aantal missionaire predikanten en de voortdurende uitzending van verschillende andere zendingsarbeiders spreekt voor zich zelf. De begrooting moest dan ook verdubbeld worden. Moeilijkheden blijven de Soemba-zending niet bespaard. Het Roomsch-Katholicisme dringt krachtig naar voren. Hiertegen is alleen een zuiver geestelijke strijd mogelijk. Vanuit West-Soemba komt het R.-Katholicisme. Vanuit Oost-Soemba komen de moeilijkheden: De kwestie Goossens. In De Reformatie schreef Ds v.d. Stoel, die na even in Batavia een nieuwe kerk te hebben geïnstitueerd, een retourtje naar Soemba nam, dat de kans op de uitzending van den missionaris Goossens groot is. Hieruit kan veel ellende voortkomen. En als dit werkelijk zal gebeuren, dan mogen alle zendingsarbeiders Ds van Berge en alle Soembawerkers wel heel bijzonder in hun gebed gedenken. Bijzonder interessant en verblijdend is de groei naar zelfstandigheid der Soemba kerken en de actieve medewerking van de Soembaneesche kerken hieraan, terwijl ze dit streven vroeger passief accepteerden. Ik heb den indruk, dat de lijnen, die op Soemba gevolgd worden eenigszins afwijken van de lijnen die in Batavia werden uitgestippeld. In hoeverre hier een zekere divergentie tusschen de Bataviasche en de andere plannen gaat groeien, zal de toekomst moeten leeren. Enkele weken geleden was hier in Baarn een conferentie van alle Soemba-werkers, die in ons land zijn. Een mooie gedachte, die den onderlingen band zeker gestimuleerd zal hebben. Drie van de pas beroepen missionaire predikanten voor Soemba wonen nu in Baarn. Aan de uitzending van Ds van Abkoude wordt gewerkt’. Tot zoover de aanhaling. Wij gelooven, dat de eenige zin, die nog op zuivere probleem-stelling schijnt te gaan lijken, nog mis is. Centralisatie-decentralisatie, - inderdaad, dat zijn wel zoo ongeveer de polen, waartusschen het denken en streven zich beweegt. Overigens is dat poneeren van een ‘complex’ al even hooghartig als de klacht over een ‘verabsoluteering’ onjuist is. Er zijn er meer den laatsten tijd, die aan de consequenties van een principe ont- | |
[pagina 149]
| |
snappen willen; en die dan niet zeggen: wij verwerpen het, doch: gij verabsoluteert het. De rem is dan losgelaten; de grens-kwestie (die men altijd sleepende houden kan) gestild, en wie op het thema ingaat, die is al dadelijk in het debat omgekomen vóór hij nog van wal gestoken is. Laat ons leeren uit zulke getuigenissen van menschen, die nog kort geleden met ons in één verband leefden. Niet, hoe het moet, doch hoe het niet moet. Tegen hen is ons grootste bezwaar, niet dat zij verkeerde dingen leeren, doch dat zij alle leeren bij voorbaat nivelleeren en relativeeren door den passe-partout hunner anti-verabsoluteerings-ethiek: een bloot formeele ethiek overigens. Laat ons blijven strijden voor de plaatselijke kerk en laat deze zich activeeren waar ze ook gevestigd zij. Want zóó alleen behouden wij onze plaats in de wereld. Zóó alleen zal de liefde ervoor bewaard worden, dat zij zou ‘verkouden’. Zoo alleen ook zullen wij in staat zijn elkander te verstaan in het dienen en samen over elkander heerschen in wedeskeerigheid. Dat is geen lijden onder een centralisatie-complex, doch een gehoorzamen aan een absoluut geldend goddelijk gebod. Dat is een der eerste maximes uit de materieele ethiek voor de Gereformeerde Kerken, door God opnieuw geplant in het Koninkrijk der Nederlanden. K. SCHILDER. |
|