En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen.
lucas 23:34.
Reeds het eerste kruiswoord predikt den Messias. Terwijl het lichaam, dat van den Heiligen Geest ontvangen is, en toch waarachtig menschelijk is, door het Beest en toch ook door menschen wordt doodgemarteld, bidt Jezus voor zijn vijanden. Vader, zegt hij, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen.
Sommigen omstrikken dit woord met vele redeneeringen. Zij zeggen ons, dat wij heel goed moeten onderscheiden tusschen de bizondere genade der schuldvergeving, die Christus aan de geloovigen schenkt, en de algemeene genade, waartoe dan deze voorbede zich alleen beperken zou.
Nu is het waar, dat men, ook als de stem van Jezus bidt, scherp onderscheiden moet, om goed te weten, wat hij bidt. Maar wij moeten uitgaan van de gedachte, dat Christus zelf, die immers altijd zuiver waarneemt, scherp onderscheidt, zelfs in dit uur van storm en rumoer, als zijn bloed spat naar alle zijden en zijn geest tot God zich rekt, die Hem verlaten gaat. Christus neemt alles waar met de klaarste onderscheiding. En nu merkt hij twee machten op, die tegen hem zijn. De duivelen zijn er, en de menschen. Jezus' immer open zielsoor mòet wel door het menschelijk tumult heen het gesis der duivelen vernemen, klaar en scherp. Een geest uit den afgrond is Hem even werkelijk nabij, als de soldaat, die den hamer drijft, of als die farizeeër daar. Jezus blijft het niet verborgen, dat de duivelen wel weten, wat ze doen, maar de menschen niet. Satan peilt de diepte van zijn afgronden. Maar de menschen niet; hun verdorven wil is niet zonder een verduisterd verstand. Daarom zondigen de duivelen elke seconde van den tijd met de onvergeeflijke zonde tegen den Heiligen Geest; maar de menschen, o ja, ze lasteren tegen den Zoon, maar zie, o God, zie en ontferm U; zij lasteren nog niet tegen den Heiligen Geest; hun kan nog vergeving geschieden.
Ziehier uw Heiland. Al razen alle elementen, hij hoort iedere stem afzonderlijk in het demonisch koor. Zou hij Uw stem niet afzonderlijk vernemen? Hij weet, dat Golgotha de crisis brengt in een menschenleven; het gaat dan verder erop of eronder; het wordt verharding of bekeering. En nu vraagt Christus, dat dit ééne duistere oogenblik niet voor het heele leven beslisse ten kwade, maar dat er bezinning zij en wederkeering tot God. En toen mensch en duivel gemeene zaak maakten, heeft Hij tot God gezegd, dat hun zaak toch moest onderscheiden blijven: niet de duivel, maar wel de mensch is te verlossen. Zulk een Heiland betaamt ons, die den mensch, als hij Satan de hand geeft, van dien bondgenoot losrukt. Hij past de spreuk toe: verdeel en heersch; want hij verdeelt den mensch en den duivel. Maar hij verdeelt in rechtvaardigheid en heerscht door zachtmoedigheid en brengt den mensch tot God. Het is niet toevallig, dat tyrannen dezelfde spreuk opheffen. Want indien Christus' liefde niet de sterkte had gehad van den despoot, wij waren niet verlost, doch waren in onzen onwil vergaan.