11 Januari
Gehoorzaamheid en voorzichtigheid.Ga naar voetnoot+
En zijn ouders reisden alle jaren naar Jeruzalem op het feest van Pascha. lukas 2:41.
Zoomin Gods voorzienigheid onze voorzichtigheid opheft, zóó min kan de voorzichtigheid de gehoorzaamheid buiten werking stellen. Paulus zegt in den brief aan Filippi (en gisteren zinspeelden wij daarop): Werkt uw zaligheid met vreeze en beven; dat wil zeggen: gebruikt in uw komen tot God de grootste voorzichtigheid. Hij voegt er aan toe, wat hem de grond van die vermaning dunkt: het is God, die in u werkt beide het willen en werken om zijn welbehagen; en daar hebt ge Gods voorzienigheid. Maar hij zegt nòg iets, n.l.: doet zoo, gelijk gij te allen tijde zijt gehoorzaam geweest. En daar ligt de eisch van gehoorzaamheid. Ze komen alle drie naar elkaar toe: voorzienigheid, voorzichtigheid en gehoorzaamheid, en ondersteunen elkaar.
Ook in de heilige familie treden deze drie in bond. Archelaus had Herodes opgevolgd. Dadelijk na Herodes' dood, zelfs nog voordat de keizer van Rome zijn zegel had gehecht aan het testament van Herodes, dat Archelaus tot koning verhief over zijn gebied, had deze tyran zich ontpopt als een ras-echten zoon van Herodes, als een volbloed Edomiet, die Ezau's haat tegen Jakob tot in de verste geslachten voortzet. Zijn ruiters hadden 3000 feestgangers ‘in de pan gehakt’. Het bloed der offeraars was op den tempelweg uitgestort. Toen was de moordenaar naar Rome getrokken, om den keizer voor zich te winnen. Wat zou het worden, als hij terugkwam? Ach, nòg opent de draak zijn muil, om het Kind te verslinden. (Openb. 12).
Jozef, en Maria, is het nu geen eisch van voorzichtigheid, dat gij den jaarlijkschen feestgang naar den tempel opgeeft? Als God Zelf u beveelt weg te schuilen voor één, die nog maar kinderen slacht, zoudt gij dan een slachter van tempelgangers niet uit de buurt blijven? Zingt ze liever thuis, uw liederen hamma'aloth, maar blijft van den tempel weg. God heeft u een Kind toevertrouwd en gij moogt het leven van zijn ouders niet in gevaar brengen. De tempel is al zoo veel jaren achtereen het tooneel geweest van bloedigen strijd. Trekt niet tempelwaarts, den bloedweg op!
Maar Jozef blijft niet thuis. En Maria ook niet. Want ze droomen nu geen droomen meer, doch zijn alleen aangewezen op het geschreven Woord, dat allen ‘gemeenen man’ den tempelgang gelast. Wie het gevaar eigenwillig opzoekt, die vreeze. Maar wie met beide voeten staat in het gebod, wel, al plaatst God hem voor een Roode Zee, hij kan niet verdrinken, want zijn God is met hem. En al zijn er zooveel duivels romdom den tempel als er soldaten zijn van Archelaus, - zij gaan. Zij gaan. Zij slaan de oogen naar de bergen. Vanwaar zal hun hulp komen? Hun hulp is van den Heere. Want Archelaus is wel een zoon van Ezau, maar Jozef en Maria zijn de echte kinderen van Jakob. Welnu -, alleen als Jakob de gehoorzaamheid verbreekt, moet hij voor Ezau vreezen. Overigens is de uiterste voorzichtigheid gelegen in de strengste gehoorzaamheid.