Ter inleiding
Op een vroegen Zondagmorgen, 23 Maart 1952, nam de Gever van alle goede gaven tot Zich ook die gave, welke Hij Zijn Kerk geschonken had in Dr K. Schilder.
Bij de droefheid over dit verlies blijft de blijdschap, dat de vreugde, die het schrijven van dit boek hem schonk - naar zijn eigen woorden bij den tweeden druk van dit werk - is overgegaan in de verzádiging van vreugde. Daarin ontvangt hij de vrucht van het lijden van Christus, waarover hij zoo heerlijk wist te schrijven, doch waarvan hij nu pas tenvolle de diepte aanschouwen mag in storeloze vreugde. Christus' lijden bracht ook hem genezing.
Nu echter de pen aan zijn hand ontvallen is, blijft een herziéne en verméérderde druk van deel III van dit werk achterwege. Dit valt te betreuren, temeer nu de woorden, die de auteur schreef ter inleiding van den tweeden druk: ‘in verscheiden hoofdstukken zijn veranderingen aangebracht, ook wel van zakelijke beteekenis’ met name ook voor het derde deel bedoeld waren. Naar hij meer dan eenmaal verzekerde zouden correctie en verandering in het derde deel een aanzienlijke plaats innemen. De lezer houde hier terdege rekening mee.
Dit alles neemt echter niet weg, dat ook deze onveranderde herdruk van het derde deel van dit werk moge vergezeld gaan van de bede, waarmee de auteur de tweede uitgave van dit werk aan zijn lezers overgaf:
Moge het boek zijn werk verrichten, opdat de kerk Hem te bewuster danke, wiens ‘obedientiae cursus’, wiens gehoorzaamheidsgang, haar den weg tot God opende, en haar ook ertoe bracht, dien weg te betréden.
W.G. DE VRIES.
Winschoten, 12 Augustus 1952.