Bl. 24, regel 11 v.o. staat: Joh. 11. Lees: (Joh. 11:48; vgl. 12:19). |
Bl. 27, regel 10 v.b. staat: Marc. 23:21. Lees: Marc. 13:21. |
Bl. 31, opschrift, staat: Christus'. Lees: Christus. |
Bl. 57, regel 6 v.o. staat: op. Lees: over. |
Bl. 72, regel 17 v.o. staat: Hand. 18:39. Lees: Hand. 19:38. |
Bl. 93, regel 15 v.o. staat: Marc. 15:48. Lees: Marc. 14:58. |
Bl. 97, regel 13 v.b. staat: Matth. 26:61. Lees: Matth. 26:62. |
Bl. 103, opschrift, eerste aanhalingsteekens vervallen. |
Bl. 108, regel 10 v.o. staat: Matth. 27:61. Lees: Matth. 27:62. |
Bl. 119, regel 1 van noot 14, staat: aan de de. Lees: aan op de. |
Bl. 131, regel 10 v.o. in noot 4, staat: nooit: Lees noot. |
Bl. 131, regel 7 v.o. in dezelfde noot, dezelfde fout. |
Bl. 134, regel 8 v.b. staat: verheerlijkt. Lees: en, verheerlijkt. |
Bl. 138, noot 13, regel 9 v.o. staat: be. Lees: he. |
Bl. 140, opschrift, kort streepje, worde lang streepje. |
Bl. 148, regel 4 v.b. staat: tijds. Lees: tijds’. |
Bl. 158, noot 15, regel 4 v.b. staat: noot. Lees: noot). |
Bl. 169, noot 28, staat: Marc. 13:44. Lees: Marc. 13:14. |
Bl. 186, noot 14, regel 3 v.b. staat: in. Lees: is. |
Bl. 203, opschrift, staat: aletheischse. Lees: aletheische. |
Bl. 214, noot 1, regel 2, haakje sluiten achter eerste woord. |
Bl. 218, vervolg van noot 4, regel 7 v.b. staat: ‘we. Lees: we. |
Bl. 233, noot 18, regel 2, komma plaatsen achten Müller. |
Bl. 239, regel 17 v.b. staat: 2 Petr. 1:1. Lees: 2 Petr. 2:1. |
Bl. 243, regel 13 v.o. staat: zoon: Lees: Zoon. |
Bl. 254, regel 5 v.o. in noot 5, staat: 13:10. Lees: 13:19. |
Bl. 257, regel 11 v.o. staat: deze. Lees: dezen. |
Bl. 274, regel 7 v.o. staat: onechtvaardigen. Lees: onrechtvaardigen. |
Bl. 275, noot 3, staat: 16:14-31. Lees: vgl. Luc. 16:14-31. |
Bl. 275, regel 10 v.o. staat: 13:19. Lees: 13:29. |
Bl. 322, noot 7, regel 16 v.o. aanhalingsteeken achter Paaschoffergezelschap. |
Bl. 323, noot, regel 2 v.o. staat: bij. Lees: ‘bij. |
Bl. 324, opschrift, staat: anderen. Lees: andere. |
Bl. 324, noot, regel 18 v.o. staat: ‘dan. Lees: dan. |
Bl. 325, noot 8, regel 3 v.b. staat: dat. Lees: ‘dat. |
Bl. 334, regel 4 v.b. staat: ‘wie. Lees: wie. |
Bl. 336, regel 15 v.b. staat: 12:32, 3. Lees: 12:32, 33. |
Bl. 352, noot 2, regel 2, staat: ne qui. Lees: qui ne. |
Bl. 372, regel 1 v.b.: aanhalingsteeken vervalt. |
Bl. 407, noot, regel 1, staat: Hoofdfeest. Lees: Hoogfeest. |
Bl. 442 opschrift, staat: om soms. Lees: of soms. |
Bl. 459, regel 2 v.o. staat: luit. Lees: luidt. |
Bl. 464, regel 13 v.o. staat: altans. Lees althans. |
Bl. 473, regel 1 v.o. staat: onder onder. Lees: onder. |
Bl. 477, regel 5, staat: profeteerde. Lees: profeteerde1). |
Bl. 484, regel 11 v.b. staat: geus, en. Lees: geus, een. |
Bl. 485, regel 8 v.b. staat: of het feest. Lees: op het feest. |
Bl. 513, regel 13 v.b. staat: zodra. Lees: zoodra. |
Bl. 518, regel 3 v.o. staat: oppelleeren. Lees: appelleeren. |
Bl. 532, opschrift, staat: relatie. Lees: reactie. |
Bl. 532, onderste regel, staat: Openb. 5. Lees: Openb. 6:9. |