| |
No. 5.
Amice,
Den Veluwschen boer al gesproken op je jongsten wandeltocht? Nou, wat zei hij ervan? Je weet, hij is pas bewerkt met een brochure: ‘De stem van ons bloed’! Schrijver: E.J. Roskam Hzn., precies dezelfde, die al eens van een partij-, immers N.S.B.-schietgat, ergens in Amsterdam, uit, op onzen redacteur eenige gifgasbommen heeft neer doen komen. Naar vaker geschiedt, is bij die gelegenheid ‘slechts onbeteekenende schade’ aangericht. De bommen werden ‘lukraak’ geworpen. En zeker was onze redacteur een ‘niet - militair object’.
Maar dat is al lang geleden.
Sedert heeft deze heer Roskam weer van zich laten hooren. Tenminste, zijn naam staat op het product, zooeven genoemd. En o, hoe innig de veluwsche boer erin wordt aangesproken! Ik moest, toen ik het las, ineens denken aan die meditatie (zal 'k maar zeggen) in ons vorig nummer, over Baäl-Berith.
Heeft de veluwsche boer, toen je bij hem een glaasje melk dronk, je nog geen coupure uit het stuk voorgelezen? Misschien had hij geen tijd? En heeft ie 't boekje weggelegd tegen den winter? Maar dan moet jij er aan te pas komen, amice. De Veluwe kan niet wachten. Geen dag en geen nacht. Laat zijn ooren er van tuiten. Dezelfde heer Roskam, die destijds er prat op ging, dat hij lid eener gereformeerde kerk was, - ik denk niet, dat het tegenwoordig nog zoo met hem staat, - heeft eens een veluwschen monoloog opgesteld...... hij kent onze taal en onze dialecten, en schrijft ze tot in de perfectie, in zijn gedrukte stukken. 't Was een monoloog, waarin de Veluwenaar betoogde, dat ie van de preeken van dien Schilder niets begreep, - doch de hegeliaansche N.S.B.-wijsheid, nee maar, die ging er in als koek. Je kunt dus bij hem terecht.
| |
| |
Nou, laten we eens kijken, wat onze veluwsche boer zoo al van dat roepende bloed van hem zelf begrijpt - - volgens den heer E.J. Roskam Hzn. Ik geloof, dat de preeken van Schilder daarbij vergeleken bewaarschool-gestamel zijn. Maar misschien doe jij een andere ervaring op.
Zet je schrap, vrind, denk aan den Veluwenaar, en kijk ernstig. Zet je veluwsche boer, en zijn dochter, die je die groote portie melk heeft toegeschikt, naast je en luister naar docent E.J. Roskam Hzn., die zoo heel eenvoudig preeken kan. Ik stel me het discours dan aldus voor:
‘Uit den nevel van het rationeele, individueele denken met zijn valsch intellectualisme en zijn steedsche cultuur, zijn democratie en klassenwaan, zijn kapitalisme en Joodsche geldmarkt, verschijnt een geslacht, dat weer verstaat de roepstem van zijn volk, zooals die ook nu nog spreekt in bloed en taal en teekenen....’
Stil, veluwsche boer, je moet nou niet interrumpeeren. Je wou zeggen, dat je dat steedsche wel begrepen had, maar de rest niet? Mond houden, man, we beginnen pas......
‘Boven het verstandelijk weten stelt de Germaansche geest het innerlijk begrijpen’ - -
O ja, zeit de Veluwenaar, dat zei onze dominé ook, 'n zware, meneer, geen luchte. Ga maar door, nou wordt het toch zeker goed. Smytegelt? Love? Erskine? Hutcheson? Van der Groe?
‘Boven de intellectueele kennis het natuurlijke inzicht’......
‘Natuurlijk’? natúúrlijk? o foei, wat 'n schande! Onze Bondsdominé zegt het precies andersom. Weg met dien Roskam, die moet bij dominé in de leer.
‘Boven de macht van het goud de heiligheid van den bodem’......
Hoe durft ie......?
‘Boven het laat-Romeinsche individueele heerschersrecht het Germaansche boerenerfrecht’......
Gaat dat soms over de Erfgooiers? - -
‘Boven het absolute Koningschap bij de Gratie Gods het leiderschap dat de levenswetten van het volk vorm en zin geeft......’
| |
| |
Nou, meneer, ik ben toch altoos trouw aan onze Koningin geweest. Dat zeiden de N.S.B.-sprekers hier op de Veluwe ook altijd van d'r zelve.
Stil nou goeie vriend, en luister verder:
‘De machten, die de wederopstanding van ons volk niet wenschen, remmen ons geestelijk zóó, dat wij zelf den moed missen de zuivere lijnen te trekken.... Het is nu eenmaal zoo, dat deze machten, ook wat onzen roep voor de raszuiverheid van ons volk betreft, in de officiëele kerkelijke leiders zulke trouwe bondgenooten vonden.
Dit spel speelden zij zoo geraffineerd, dat vele eerlijke Christenen in de N.S.B. zich inderdaad meenden te moeten verzetten tegen de volksche gedachte’......
Wàt? zoo hoor ik nu den veluwschen boer al weer interrumpeeren, - wàt? willen ze nou kwaad spreken van onze dominees? Of gaat het soms over onze dokters? Maar hier op 't dorp hebben we d'r eentje, die óók van den Bond is. Ik begrijp niet veel van dat ras en die raszuiverheid. Wat moeten nou ineens die koeien en paarden hier?
Stil nou, goeie man, en nog even luisteren:
‘Indien wij de raszuiverheid van ons volk verachten, dan verraden wij ons eigen volk en in dat verraad van eigen volk verloochenen wij ook het Christendom.’
Wâblief, valt onze boer uit, en hij verschuift nerveus zijn pet, wâblief? 't Volk verloochenen, is dàt het christendom verloochenen? Wel heb ik van m'n leven! Twee uit een stad, en drie uit een geslacht, dat heb ik nog pas Zondag hooren verkondigen. De één wordt aangenomen, de ander verlaten! Hoe kan die man dat schrijven, en dan voor ons, die op de Veluwe bij de oude waarheid grootgebracht zijn van ouder op kind. Wèg met die fratsen!
Nee, nog éven luisteren:
‘De Godszoon van het licht kreeg van Zijn Vader de opdracht, den gebroken band tusschen God en mensch, tusschen hemel en aarde te herstellen om zoo den ban, die de wereld en het leven drukt, te breken en de levensvreugde te schenken aan het volk, dat zich richt tot God als tot een Vader en vriend.
Eersten Kerstdag hoorde ik een Gereformeerd predikant in zijn gebed zeggen: “Wij danken U God, dat Gij zoo tot ons gekomen zijt dat Gij
| |
| |
één met ons waart”. Deze predikant was dan ook een boerenzoon.
Dat is de Calvinistische interpretatie van het Christendom (tenminste zooals het Calvinisme verstaan wordt door de Veluwsche boeren).
Hiermede bracht het Calvinisme niets nieuws.
Hiermede greep het terug op de Heilandgedachte zooals die duizenden jaren geleden, lang voor Christus' geboorte, leefde onder onze Germaansche voorouders.’
Het Calvinisme van onze goeie ouwe schrievers ook al bij onze Saksische voorouders, lang vóór Christus' geboorte? Nou, m'n goeie man, jij bent van de kleine kerk, is 't niet?
Als jullie dan zoo'n man als die meneer Roskam met z'n onzin en klinkklare heidendom als lid hebben gehad, dan hoef je hier op de Veluwe nooit meer iets van onze Groote Kerk te zeggen. - -
En meteen, zonder verder te redeneeren, stapte onze Veluwsche boer op. Hij wou niet eens meer aanhooren, wat jij over die kerkelijke tucht te vertellen had......
⋆ ⋆ ⋆
't Is maar een ontwerp, amice, van wat je overkomen zal zijn op je veluwschen tocht.
Maar zóó iets zal het wel wezen, overal, waar op de Veluwe mijnheer Roskam aanklopt met zijn product.
Toch moet je niet je schouders ophalen over al dien onzin. Onzin is nooit machtig, maar soms wel krachtig. En meneer Roskam, voormalig gereformeerde, naar we maar zullen aannemen, heeft nu eenmaal goedgevonden, zijn naam te verbinden óók aan deze passage:
‘De verlossing van ons volk moet dan komen door de jeugd.
De ouden verdwijnen vanzelf, de middelmoot wordt oud en zoo zal de jeugd de plaats innemen der werkers en dan het leven vernieuwen.’
Ook schijnt de man al druk te werken met de mythe. Lees maar eens dezen barren onzin:
‘In de Germaansche mythologie was de verlossingsgedachte reeds voorondersteld. Het naar eigen aard en roeping doen leven van alle volkeren in de wereld, in harmonie met de Scheppingsgegevenheden, is een eerste eisch, ook voor het Christendom.
De Siegfriedgedachte wordt dikwijls verkeerd geïnterpreteerd. Ook
| |
| |
deze dingen moet men veel eenvoudiger zien en ontdoen van de 19e eeuwsche romantiek. In al zijn nuchterheid is de inhoud ervan als volgt:
Siegfried, de goddelijke held, kreeg de opdracht van Zijn Vader om den band tusschen den Eeuwigen en Mydgaard (de aarde) te herstellen.
Hiervoor moest hij strijden met den draak. In deze worsteling ging Siegfried in den dood, maar door dezen dood ontstond op Mydgaard het verlangen naar den Eeuwigen. Dit laatste is dan weer gesymboliseerd in het Nibelungenlied.
U ziet dat de Calvinistische interpretatie van het Christendom hieraan niet vreemd is.
Deze dingen moeten wij niet overschatten, maar wij moeten ze ook niet onderschatten.
De Heilandgedachte zooals die door onze vaderen, in dit verband bedoel ik door de Saksers, is opgebouwd, spreekt ook nu nog tot ons en persoonlijk wil ik dan zeggen dat mij dit tot vandaag den dag volkomen bevredigt en ik niet wensch dit anders te zien.’
Zeg, weet je nog, hoe kwaad de nederlandsche N.S.B.-ers waren, toen sommige van hun denkbeelden indertijd heidensch genoemd werden? Maar de heer Roskam beweert nu:
‘Als Christus sterft op Golgotha klinkt over de aarde de triumfkreet ‘Het is volbracht’. Dan beeft de aarde, dan wordt de zon verduisterd en de natuur treurt. Als dan na drie dagen de held overwinnend over den dood weder opstaat, dan juicht de schepping.
Dit alles was niet vreemd aan de wereld der Saksers.
Terecht zegt de heer E.J. Roskam Hzn.:
‘In elke periode van onze geschiedenis, wanneer een nieuwe tijd vroeg om nieuwe mannen, dan kwamen zij, doelbewust, naar voren, die denkers en strijders, die bouwers en bewaarders, die het aanschijn van ons volk vernieuwden.
Uit ons altijd gevende boerendom kwamen zij voort.
Als een offer zijn zij verteerd.
Dit is de nood van ons volk: onze bloedreserves taken uitgeput, want het grootste gevaar voor ons volk is niet die enkele procenten Oostras of Westras of zelfs Indisch bloed dat onder ons leeft.
Ons volk is sterk genoeg om dat te verwerken.
Veel erger is de degeneratie, zoowel de geestelijke als de lichamelijke verwording in vele boerenstreken zelf.
Schrikbarend is het, wat zich daar in het verborgene afspeelt.’
Inderdaad. Deze woorden, ook al zijn ze nog gelardeerd met
| |
| |
fantasieën, bevatten toch één stukje waarheid. Het eerste èn het laatste zinnetje, die zijn tenminste waar.
De veluwsche boer zal voor deze penetratie in zijn geest niet bezwijken. Hij zal zijn oogen open houden.
Voorloopig zal hij over zijn catechismus wat langer nadenken dan over de ‘volksche’ nonsens, waar de naam van den heer Roskam op gedrukt staat.
Vale, vale
t.t.
(12 Juli 1940.)
ADOLPHUS VENATOR. |
|