Verzameld werk. Deel 2. Het boek ik. De andere namen. De derde persoon
(1978)–Bert Schierbeek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343 (161)]
| |
[pagina 344 (162)]
| |
die mij amorph waren in het wijze muilezeloor van een schoot
ik leidde een kudde zwarte schapen over het land van een lichaam
met de brandende galg van een slagschip in mijn hand
de totem modern van Hedda Stern
dat is de kruising van een autostrada binnen menselijk vlees zegt Hedda
en het mysterie der machines op gevoelig canvas
het zwaarweer op de schaamte der madrilenen
und eine schöne kletterkatze sie war zei een duitser in het donker
zijn stem stond hees tegen de muur op
ik reed de Moore-monumenten naar binnen door de gaten van god met
Mozart 90 km per uur door de nacht van het oor
vreemde mensen spraken mij toe gemoedelijk in een onverstaanbare taal
een witte poort in het hete zand van de ogen
graslinnen in de rode bladeren der melancholie
een man en een vrouw die voor mijn ogen vechten in bed
met het kampeerverdriet in het lamplicht
zo zingt Edith Piaf uit de kuil in haar hart Mon Légionnaire
en het vaandeltje van de roode rauwevlees tong tegen de hemel
toen Mabrouk ben Messalah het lichaam inmetselde
de muur stond sterk voor het oog
ja zei de man een vrouw is een standpunt onoverkomelijk binnen de tegenzangen
van het dagelijks doen
vormeloos als een sneeuwjacht
ik stond alleen in die nacht ging de vrouw verder op de weg van terug of naar voren dit lichaam en de wind blies het bloed vol koude stenen en de mergel ging rechtopstaan in mijn huid en mijn stem ijzelde nood in mijn ruimte voor mij geheel alleen een wereld te klein voor het weer dat groeide en de huizen dichtsmeet tot de dubbele ramen van goedbewaarde woningen en lachende frigidaires wijsheid die de oude boeken in mijn hersens citeerden tot warmte en smeltpunten en het geloof om de berg te verzetten die de wind om mij opwoei en de dood die speelde op de ragfijne tongen der witte kristallen een doordringend lied zonder genade van illusionnaire vrijheidsliederen die van vroeger van de arbeiter von Wien maar meer de vallende bladeren van de late eeuw waarin ik leef zo zeg ik de vrouw alleen met twee liefdes in mij die mij van weerskanten het vlees van mijn lichaam mijn ziel rukken en vermageren binnen de huid waarom nu het zwaarweer staat van twee buien onweer bevechtend de staat van hun leven
| |
[pagina 345 (163)]
| |
dit is de dood zei de man
de vrouw knikte
ik ben zo paradoor binnen de gang van het bloed en geheel hotel en zou door dit land kunnen gaan met het geloof in mijn ogen dat alle bergen tot vlak land maakt en de naderingspunten langs rechte simpele lijnen tot elkaar drijft maar ik sta alleen in dit duister prijzen van een wenselijk leven binnen wat mogelijk is en de mogendheden in mij begrotingen aan mijn handen doen over witte vellen papier van hartgaaf dubbeldik in de letter der gebeten nagels die mij een particulier veld krabben op mijn Pelléas en Mélisande huid vol liefde voor twee die ik het hart vreet en het bloed zuig en niet kan geven wat zij willen
dat is duidelijk antwoordde de man
binnen de verbeeldingen die mijn bloed doorstromen zei de vrouw
schuchter staan zij elkaar het kamp uit te leggen en de krijtstrepen te trekken en de een loopt naar de hoeren als de ander met mij slaapt en het zwaard wordt van weerskanten in de lijven gestoken en ik lig in zeven bedden tegelijk en laat de sombere stemmen der leden in mij drommen tot het orkanisch geworstel der hozen de rechte die diep staan op het aardse vlees en het land de huizen ontneemt en kaal vreet
zo lig ik bruto
netto ben ik alleen
zij schrijven vruchtenrecepten
leggen problemen binnen vochtige lakens van menselijke huid
zingen intermissen uit het brood van mijn gigi-daar-kom-ik
de bijeters zwijgen langs de kant van het meegevoel
insectenjagers heffen de kleeflappen
dit is de rode doek
dit is de zwarte rook
dit is het staande bloed in het oog
zij brengen het dagelijks nieuws en de instructies voor het ensemble
zij drinken jenever binnen mijn gevarieerde muziek
zij steken de trompet door het ochtendgordijn van zwakzicht
also zing ik den Heer
en de vervloeking
wie wacht aan de kant van deze cantate die alles bergt vroeg de man mij
ik ben een reformkeuken een proefmachine en doorvorser van reukwerken antwoordde ik voor de vrouw die zwijgend stond in de iris van haar oog en naar binnen keek en telde de frequenties die door de zenuw tot de naald van
| |
[pagina 346 (164)]
| |
het hersenwerk gingen en terug en zij zuchtte een gat in haar hart en haalde de wereld omver en dacht aan veiligheidsacties binnen de omwentelingen der kussen voor de dreiging op de lippen der investeringen van onzekerheid die het witte gezicht van pas gewassen lakens draagt en muzelmans korankoren aangeeft met:
het is groot
het is zo groot
het wordt steeds groter
het bos
de bomen
het gaas
wat groeit is zo groot in mij
wat groeit wordt steeds groter in mij
wat groei ik groot over mij
het bos in mij
de bomen in mij
het gaas dicht in mij
ik drink stil jenever en kijk haar aan
ik denk ik ben op reis geweest paritair in comitée gesloten
ik heb het helemaal afgebouwd
een feesttent met wisselend programma en aangrijpende voordracht over de loop van de sterren waarin ik sta als een naakte vlammende man en mijn baard uitleg als melkweg van licht en mijn voeten de duisternissen geef uit aller mensenhart dat groot klopt in de muziek die bijna niemand hoort
die er was in het koorwerk van Carmen die mij minde in de nacht van Madrid en duidelijke letters schreef in mijn bloed tot het onverstaanbare woord
rabat mij
schavot mij
mij pot mij
o mij ik jij
te quiero
ik yo oh wie mij
| |
[pagina 347 (165)]
| |
madrigaal mij dan het hart maar aan binnen het herhaaldelijke bloed van mij de gang is oh is open ik jij de weg de poort tot wat ik ben met het geld in de hand de ochtend van grauw de open ogen en naast te staan en te zien de winst voor het kind ik ben getrou-getrou-getrouwd oh ik je kent me nu en niet zo maar ik yo te quiero zo in mijn hart nou je weet een vrouw een spaanse vrouw die mint ik yo amo ik altijd en toen het telaat was ging hij weg en ik alleen oh yo te quiero holandees mij dan en geef oh geef veel ook het geld wel maar alles ik zal je de naam wel noemen het staat in mijn hand lees het het schrift van duizend nachten en één liefde in mij openmaakt in de streling die het geld niet telt ook ik niet yo te quiero en mi corazon ik de hemel was voor veel mannen mij niet open gezien want ze hadden dogen dicht en geheel gesloten trapten zij in mij rond de schoenen nog aan en de belachelijke sokken en oude meubels in hun bloedkassen de ordinaire kook mij dan maar leeg ik mis ook wel wat en jij ook en nou zien wat je geven kunt en de ogen open met het slot van ik zal zien wat mijn mes in je doet en de pijn nauwkeurig waarnemen es un gran sacrificio para mi hijo voor mijn zoon een offer ja ik vertaal je wel op mijn lichaam want je doet het mij aan en ik oooh geef gééf géééf mij mij dee bande de sarah die al ook ik ooh al negentig hihihi ik de onvruchtbaar het mag niet meer ik heb het toen gekregen mi Garcia de ocho ahora van acht nu ik oooh al acht jaar iederen nacht een aanwendsel zeker ja wat je mij daar zegt wat zegt het mij daar in mijn oor ik oooh te quiero con corazon met je hart jij en je vingers zacht over de navel mijn lichaam een gat in de wereld tot de hel ik de hemel mij ik oooh ik ook jou quiero ik je wil en kom kom kom want diep in de rust van dit lichaam woont de Carmen de eerste de liefste de mooiste madrilene van acht jaar her en niet de klimkat raffinée van de nagel maar rood en lang
en krabben aan het genium genitalium wat voor handen barbaar dan de vrije gang de avondgenoten in de rondvaart van mijn land dit bloed ik zeg je de muziek wel van toen al ocho años acht jaar de klok voor een ander het offer de blok van het bed dat openstaat in de schone lakens iedere dag gewassen ik was en was en was oooh ook ik ja getrou zo getrouwd je weet en nu weer zo lief iemand in acht jaar waar een noorderlicht in open ligt...
ik dronk stookolie uit je lijf
jij mij de plaat van het woord afdraaide en in het slagwerk zette de hand omhoog
balance balance noire
mijn haar is mooi zei je later in een wrong en je oog uit het hart van de nacht lachend en mijn vingers tellend tien samen aan beide handen zeggend op duizend nachten één zo
we aten in een rose licht een groot bed vol lakens
er liepen kristallen rond doorzichtig
je zei: nog eens in een moe woord
| |
[pagina 348 (166)]
| |
ik zit me te bedrinken
en daarna de gestrekte draf der stilte van rode avondvolken op je wangen
ze zongen van acht jaar de zoon de liefde het brood en de vissen
de stilte
de celesta en het slagwerk en het strijkorkest andante maejestoso
en de koele zangvereniging van het ontwaken in de wandel der vreemde straten en het park van de dag dat opgenging door de dichte ogen van je slapende lichaam en ik opstond en wegging en wandel de wandel door een nieuw land onder nevels
je lag stil
het was zwijgend
ik ging je werd niet wakker en vroeg geen geld
ik telde het in stilte neer
je hand bewoog naar je lippen naar naast je op het kussen
je bent belazerd zei iemand uit de muur
je werd wakker en keek
ik ging
es la vida zei je
je wuifde me na
je sliep tot in de middag
's avonds kwam ik je tegen met iemand anders
je keek en je telde de slagen van het hart
es la vida
het staal van het dagleven
es la vida
er stond iets stil in de straat van de blikken
de verkeerstoren floot schril driekeer
es la vida in de pasapoga
dag Carmen zei ik en het verkeer ging door
hartversnellingen gingen zwijgend voorbij
een meisje zong te quiero
de valse munters maakten nieuw geld voor het kind van acht jaar
het speelde met de auto die ik je gaf
de auto stond stil en toette driekeer in je blikken
mat en strak in de huid stond de Banco d'España
je lichaam liep onder de mantel van bankpapier door
er viel een kloppend hart in de goot
| |
[pagina 349 (167)]
| |
van wie
es la vida zong de canto van koele steen in het hoofd
de rabinale rumba's der trottoirbanden zwegen
zo is het hart tot het been gemeten
zo staat maejestueus het hart onder de mantel het oog van bont
zo sloeg in wat de brand niet kon weten de ster in de stal van dit lijf
de stal liep door
en zong het lied es la vida ahora te quiero como un otro
een koel huis van ijs stond de volgende nacht om mij heen op 1750m hoogte
het was de retortenlawine van witte sneeuw uit de romp van de hemel
om een berg te bevolken
Vicente Garcia deed open de wegwerken van boven
hij lachte en bood mij de wijn van een vuur en een warm bed
er was een gesprek
hij knikte en zei Goya woonde hier ook
de hongerfusillade van een volk in zijn ogen
de torero die bad in de Iglesia de Macarena
en aan de oude steen waarop de keuken rustte en waarop de vrouw bewoog
hoorde ik het beeld van Greco spreken kruisigend den Heer
zij vrezen alien de stier zei Vicente Garcia in de loop van het gesprek
zijn vrouw knikte
zij voedde haar kind van vier maanden
morgen warm water in de radiator Señor
mijn vriend staarde in het vuur en dronk de wijn en zweeg en zag de grauwe Pyrenëen een wit doodslaken sneeuw om hem heen weven en nu zou hij toch nog slapen in een nauw warm bed en hij vreesde dit leven meer want het was niet de veiligheid van goede regels maar de onbeteugelde hartelijkheid van een hongerig man die hem alle dienst bewees uit het hart dat maar klopte zonder te weten de dag van morgen die op zou staan en het vertrouwen had van droog brood door de harde hand die de sneeuw zou ruimen tot mei volgend jaar
es la vida
en ik reed in de tram voorbij lijn 10 en zag op de hoek van de straat twee vrouwen de handen op elkaars schouder zij spraken het onverstaanbare woord van hun ogen tot diep in het kennelijke vlees
de handen wogen zwaar
zij waren littekens in de avond
| |
[pagina 350 (168)]
| |
zij zeiden elkaar een woord
uit de bezige massa's der bevolkingen
die de wonderwerkende naam van de god zijn
de poort van de lichtende schaduw
waarin de boringen verricht worden zienderogen
ze leggen het hart op straat zo langs de kaden en in de kranen der hooghangende goederen tussen hemel en aarde onder het bereik van het oog van openbaringen vol en de vrees der verwerkelijking
het gat in de dag dat alleen loopt
die de afstand gaat binnen de ringen van onontkoombare woorden
de ogen zo soms een dode brievenbus
zoals de stem van de vrouw mij zei door de telefoon
met mij is het niet zo goed het was een miskraam
wij hadden gehoopt
wij hadden al kinderzegels ontworpen
en geheime diensten waren in ons bezig tot het opwerpen van dijken
en veiligheid
en veelnamige steden
de stad Yellowknife
het gele mes heeft in mijn oog een diepe stereoscopische film gedraaid
waarin alles gebeurde
het nachtverkeer in de straten der duistere vertegenwoordigers
die hun gang in mij gaan
ik heb zei jij een moors hoofd
het is zo maar mijn lijf is een modderstad vol weelde
ik ken het plaveisel zoals het zich onder mij beweegt soms ging zij door zo vol van de beelden mij zelf de onzekerheid en het klein geloof binnen zijden jurken in de weet van een mooi lichaam en de schijn mee maar diep in mij mompelt het dodelijk aardgas van eeuwen verdrukking van een volk oud en uitverkoren en scheef in mij gelegd tot de uitgang verstopt maar met de kennis der openbaring in mijn vlees sta ik machteloos in mijn begrenzing zoals ik zag in een dood kind waarvoor ik het lied al geschreven had
in de geheime toonsoort van mijn stem
en gereinigde mythe
een goudwinning binnen een verborgen leer
die ik las en vreesde onder mijn voeten
zoals jij nu zegt over Spanje
| |
[pagina 351 (169)]
| |
die vrouw met vijf kinderen gelukkig in kou en honger en sneeuw
die de kristallen droeg en geen diamanten
die alchemie was binnen eenvoudig beton
dat Spanje dat ongelukkig is in jouw stem en mij aanspreekt want ik ken dezel mensen en hun landschappen en de put die zij bewonen en bevolken maar zij hebben het lied niet verloren
en ik de rabijne religie
ik sta alleen in een mooi lichaam geheel vermenselijkt
de elementen zijn overvol en geladen
maar de energie kan de naam van dit leven niet dragen
niet de troon van een korte dag in het oog van een naakte man zoals ik zelf sta tegenover haar in de vlam der kaballistische uitleggingen en de apocalyptische ogenslagen uit de beschilderde wanden van dit vervalste zijn zoals het aangaat in spookbeelden en zich uitzet in verstulpingen binnen geronnen bloedbeelden over en langs de wegen die het menszijn te gaan gedoemd is uitgedrukt binnen een niet te vatten waarheidsgehalte op afstand met dromen doorschud en omweven en uitgeheven uit de persoonlijkheden van volken en dagen die zich herhalen binnen de mythebeeldende kracht van dit woord dit doorheengangswoord dat ik leerde spreken uit het begraven hart binnen de golven der geluidszeeën gesloten als een middeleeuws fort met de bazuinen blinkend op de toren gestoken tegen de dag die de bevrijding der nachtbeelden brengt
zeker Maria zei Anna nu het weer licht is komt er iemand die ons verstaat ik ben een meester in de kunst van het fluisteren hoorde ik de muur zeggen een verschrikkelijke taal van extase
demonische overwelvingen binnen de huid van gewone woorden van de straat die zijn verkeer zet binnen de mens en geheime diensten gaat onderhouden en boringen verricht naar de achterlichten waarin zij het voorlicht der ogen lezen als een leer vol opklaringen die zij weten te zullen blijven onverstaanbaar hangen in de rode schijn der moordwapens en vol redelijke doden die de systemen en lichtgordijnen vol messias onder het graniet van de onmogelijke dood tot het absolute brengen van twaalf duims nagels door de leden en het hart
| |
[pagina 352 (170)]
| |
een geheimzinnige diaspora zoals in de stem van de vrouw die sprak tot mij: het kind lag warm maar dood uit mijn lichaam in zich zelf de wereld der volleinding staat iedere dag te wachten
waar ik de wonderen vandaan haal
waar ik de medicijnman word binnen de afgrond
ik draag een licht naar beneden
het gaat uit binnen de stemband
ik stuur haar nu fruit en zeg haar dag en wens haar het beste
im unschuld des werdens slaapt de daad van de dood
de vrouw van Vicente Garcia wiegt haar kind op de pyreneeën
een schooluitzending spreekt over de plaats waar Jezus leefde
iemand in Tibeth zegent de plank met spijkers onder zijn rug
het is een mooi klimaat de essentie vol fabelvogels
binnen de vleugels der Phoenix woon ik samen met zonderlingen
wij bedrinken ons dagelijks voor de stofwisseling
de verlossing der wereld binnen de emanaties die ik in mijn stem bouw vol kleine handige werktuigen van substantie en verschijning uit alles wat gegeven lijkt aan kennis maar het oog en de hand uitloopt waar onze lichaamsnetten zich overheen bewegen en buiging maken en elegantie uitvinden tegenover het intreden der ziel die ingekeert is en slaapt in alles en het onberoerd laat in de vormen van wat is en zo stilstaand het raadsel herbergt
il faut agir riep André Malraux uit tegen Spender
niemand heeft de kracht der bewegingsloosheid
ik kan niet goed mengen sprak een revolutionnair die een vriend had
de schimmel binnen het bloed dat de huid vol rozen zet
speelt kleine intermezzos op het kerkhof
springt uit de benauwdheid
il faut agir roepen de politici
zoals Yeats zei: wat nu komt is de politieke mens dat is slecht maar wat daarna komt is de spirituele mens en dat is nog beroerder want het verschil tussen dood en leven is dan opgeheven
dat is verschrikkelijk
il faut agir
en dan zetten ze je naam op een lijst zo van vrede voor allen
en die naam wordt misbruikt
en dan schrijf je de vloek neer tegen de abstracties
maar de Messais zal komen wanneer alle zielen in het lijfelijke lichaam zijn
| |
[pagina 353 (171)]
| |
binnen getreden
dit is de metempsychose
de uitweg uit de huid
de zielen die op gang waren tijdens mijn geboorte en opvoeding in mij en nu samendringen binnen dit onverklaarbare beeld dat ik ophang aan alle muren nadat er wel lijflijkheden in mij gestorven en begraven zijn de kringloop en verzwagering tot heilige profetie der onmiddellijke waarden gegeven binnen de hulpeloosheden van kleine kinderen en volwassenen die goed georganiseerde wegennetten aanleggen om onder elkaars bereik te komen de stammen veraf die in de ijver der verschietende horizonnen tegen elkaar staan te verbranden
een nieuw godsrijk begint dan
dat is de vermenging der gebeurtenissen
een franse sensatiekrant
en de dobbelaars op de stoepen der tempels van Boeddha op Malakka
chinezen die het lot der europeanen verkwanselen
hup weer een bus in brand
weer een planter dood
weer een meisje met een mooi mes fijn besneden in haar blanke hals
het dobbelspel gaat door
het zelfde woord betekent alles binnen de klank
het grote oosten is de wereld
de wereld het grote oosten
de grote zwijgende moeder der aarde bergt dit alles in haar schoot
is dit de reiniging uit de oernevels?
het duurt lang zei een vrouw die binnen de pijn op het moederschap lag te wachten
de vergoddelijking binnen de wereld mijn beeld dat hoog opstaat en schuil gaat soms onder de kustlijnen van het vaste land dat ligt binnen het bewegende water der menselijke gebaren
dit is de ijver in een heilige boodschap
van richt u allen op
il faut agir
il faut dormir
binnen de daad van het bloed op het grootse rytme der getijden een volmaakt beeld oprichten en bouwen tegen het absurde in tegen de tegenspraak een mooie huid opzetten en kleine boosaardige dieren rondsturen met de scherpe
| |
[pagina 354 (172)]
| |
tanden der verborgenheid
als een belastingstelsel vol inspecteursogen
het grondgevoel binnen mijn woorden is een gebed dat het mag zijn zoals
het kan
desnoods met een mes
het erkennen der vermogens
van alles wat woont op aarde
van de aarde en de banden diep en hoog en zijwaarts uit haar uit
wat de plaats bepaalt die wisselde binnen de niveaux der kosmische banen
de verdrijving uit de onhoudbare huizen
een nieuwe grondleer binnen het vreselijke raadsel
toen zij stond op de driesprong met één been rechts één been links
en het twijfelachtige zicht naar voren
het achteroog zwijgt en zaait tanden op de weg terug en de tanden baren wilde zonen en de zonen ontmoeten de moeder als maagd en schenden de maagd op de driesprong en de maagd wordt moeder maar het achteroog ziet achter en zendt nieuwe legioenen op uit de tanden zonder genade en de moeder wordt wederom maagd en verliest het gezicht van voren dat zwarte lappen legt over de toekomst als offer blok buiten gebruik en de halzen die afgesneden zullen worden naderen stil onder de dracht der hoofden en de adamsappels rollen heen over de vloeren mekkerend binnen de schaapachtige onschuld der dingen
zo ziet gij zei de gids dat het haar en de nagels door groeien en iedere dode twee scharen mee krijgt binnen het graf
een voor de nagels
een voor de haren
en één man die alles scheert
zo sta ik als een asyl voor goden temidden der levenden
zo zou ik willen zijn binnen de drift de kracht van de wagen die allen rijdt
een wereld van denken op wielen
iedere morgen vol nieuw beroep
binnen het onbewoonbare
binnen de onbewoonbaar verklaringen
binnen het geautorizeerde doen van de dood
binnen de wil van de jammer op aarde een lampion op laten
fraaibeschilderd
| |
[pagina 355 (173)]
| |
in de keel van een pratende god
over net lachen
een zielsverhuizing in de ogen van iedere hond
het aanbrengen van nieuwe vuren op de blote hand
zo gaat wie wil
zoals ik wil
in het is
mijn ik mijn ogenblik
dan komt het voor ik loop met lege alexanderhanden uit de dood kist
van mijn lijf
door de straten
de lepelstraten der geuniformeerden
die dichtgeplakt zijn
en het gaat aan in mij om mij mijn bewogenheid te behouden en de kettingreactie te zijn van de zwijgende angst hunner ogen en de stomme staar van gesmoord wij zijn tot de stem en het oor verdoofd en zonder genade gelaten in dit pak van oud papier om alleen nog de loze lepels te heffen en de klank van binnen dof te houden met vulling als kapokmatrassen wij vrouwen en mannen doen wat het lichaam ons voorschrijft en de tellende klok binnen een etmaal zo is de bewogenheid van mijn woorden de patiënt van deze wereld geworden met het zwarte laken op de plaats waar de mond pleegt te lachen en uit te gaan en ik mij bevind tussen de steile wanden die mij duizelig maken binnen mij zelf en het oog open doen op het verschrikkelijke zicht van krekelige dieren die zich bewegen geheel over alle huiden de schoongewassenen niet uitgezonderd en ziek over de mooiste vrouwen die ik in mijn armen houd arm vol schaamte over een mooi lachend lichaam dat uitgestrekt over de geeselpaden van mijn blikken dat ontzettende leven voortzet binnen een valluik zo open op de weg opgesteld en zichtbaar maar vrolijk in te gaan niemand gelukt wat in hem woont niet mee en achterlatend de waarschuwende miskramen van hun handen en hun dollegeesten
| |
[pagina 356 (174)]
| |
dit op het balcon van een tram
van Cyrano de Bergerac die de liefde deed in het woord
en wist dat het zwart was
en heilig boven het offer dat rookt
en het hart zeven maal zijn gang liet gaan door het lichaam van een ander
dat ik wijndrinkend besprak met mijn vriend
woest in de gordijnen hoog aan de roe
om de vrouw die het mooist in de wereld is
die van hem de kernreacties regelt ver in een duits land
dat de vrouw is volwassen zoals ik haar zag eens in zijn armen
wel geheel wijn en freddyaans
hoog in de uraanzuil van het vlees zij beiden
op de torens van het haar dat de plafonden scheert
nog jong in de rijpheid van haar nagelwerken die de huid pellen
haar ogen ontbloten mij telkens opnieuw
dit is een zucht uit de verlegen verzadiging van het vers dat hij dagelijks schrijft
wij drinken nog woester de wijn iedere avond
wij drinken de lepelstraten der gevoederde ogen leeg
wij zeggen wie ons wil stikken houdt de mond voor zich zelf
ik zeg ik zal wel schreeuwen van jullie die de stomheid geslagen zijn en verdoemd omdat het dichtgelikt is binnen de dressoirs jullie godshandenboeiers zonder doen dat wat de dood in 't vege aderwerk aan adders consummatum legt
zie je zei hij mijn vriend die Bergerac die schermde had nog vijanden en met
een vijand ben je niet alleen
en de losplaatsen van haar lichaam zijn zo ver
in een duits land met zes noten brahms in haar handen staat ze alleen sirenen los te laten en heksen weg te dansen zonder mijn ogen en ik denk dat het niet mag maar het weten van dit gebeuren en zonder mij maakt mij de odysseus gebonden aan de mast en de gieren die dan rustig iedere dag mijn lever wegrukken mij de prometheus die haar het vuur uit vond
ik sta soms alleen met open mond in het slechte gebit van dit leven
het duigenvat der bezielde vrienden
die de moderators niet kennen en het zware water de bevruchtingen zo eigen widen dragen dat het idioom de persoonlijke wielen vol messen plant en de stenen snijdt tegen de wegen van elkander en door de ledematen haalt en tot invaliede levenszangers vormt die de gebreken kennen binnen de fraaie be-
| |
[pagina 357 (175)]
| |
schilderingen der ogen... de afstemschalen worden dagelijks verzet binnen
de annalen
we schrijven elkaar namen
analphabetische
wij die het verstaan hebben en beter weten dan wie
van de temperaturen van zeer oude aardlagen
en de verschuivingen
en het electronisch hulpgeroep binnen de wereld
wij lezen dezelfde kranten
wij voeden dezelfde kinderen op
wij zijn een nauwkeurig fabricageproces dat wij volgen met eigen oog en
hebben hetzelfde laboratorium voor hartszaken
het is nabij nooit meer geopend
binnen een dichtgeklapte vriendschap
binnen het zwijgen van moedige overeenkomsten
we bezingen dezelfde jungle en gebruiken quadruppels en triangels
en schrijven de fugas uit in mooie omwegen
wij kennen elkaar en groeten elkaar
wij wassen ons nimmer schoon
duizenden graden meten we nauwkeurig binnen profetische woorden
we hebben een clubblad en eigen drukken
de apperaturen van menselijke lijven staan levend in ons afgedrukt
ik zeg dit ook voor jou
en voor haar
en voor de Ofri die langzaam uit mijn handen loopt tot het Andere
en voor onze vriend die vroom is in het aarzelende woord dat hij juist
weet over zijn lippen zodra de vrouw die alleen in zijn nacht woont aanwezig is uit dat land waar de Elbe de liederen zong van de oorsprongen uit het middenrif der aarde dat beefde onder de handen der gevangenschappen en de harde lijven der rubberfabrieken vol kunstmatige munities om het sneeuw der russische zielen tot vloeibaar water te maken en regelmotoren van een grotere productie voor onwelwillende houdingen en verminkingen binnen alle tien der zendingsvingers
die wij iedere dag uitsteken
wij zijn uitstekend binnen de verguizing die de dichters van deze wereld wacht maar ik heb nu bemande woordballonnen laten oprijzen de één vlak na de ander en zij staan als een zuil op temidden der mensen
| |
[pagina 358 (176)]
| |
zij lezen zich vol angst
verlangen een mooi weerbericht
ik raadpleegde de boeken en de opnemers binnen het getourmenteerde
uiteenlopende grootheden registreer ik zonder moeite
de verschillen hebben een eigen duidelijke stem
van ongenade
vol hartstroom
en meetinstrument
de majuscule orde van mijn hanteerbaarheid
en de aflezing der bovenmenselijke schakelingen in dit materiaal
nieuwe bonden voor een menselijk samenzijn boven de beschikkingen uit van
het benauwde briefkaarten-systeem der verdorde boodschappers
met de veldkijker scheur ik de grond open om de vogels der besterving lucht te geven want wat de universiteiten vol verschrikkingen niet kunnen en het studium generale der vooruitstrevenden niet kan zal ik volbrengen met een zwarte kunst die niemand spaart en mijn eigen hart uitrookt voor het blote oog opdat ieder ziet dat het een bloedvat is dat brandt binnen het puin van deze wetenschappelijke vernietigingen in het spiralen lijf dat de wervelkolom van ieder mens is
|
|