en ik schreef u de hydra van dit bestaan vol menging van vreemdsoortige vochten binnen de huid van halfgoden die het uitstekend geestvermogen bezitten en grote gewaarwordingen hebben en ik zing in dit cantantenboek de pavanes voor uw dode kinderen en leg de middagschaduwen in de zelfstandigheden die ons bevreemden en onhoudbaar zijn voor het eigen oog en ik hen de gastmoorder in uw hart met het sperwerhoofd Horus die de hondsdagen vol volksmilitie een weg legt en de uurwaarnemer vol koortsachtige huivering om de pronkgewassen uit de onhebbelijke handen en ik leef soms in de ziekelijke verbeelding van een waanzinnige die de hetta vergeet om het onderlijf te dekken en kleed vol onregelmatig verbogen woorden en met de methodische vloek in mijn boksstem