heid, die in zoo vele andere vakken behagen, ook met de uitgave van dit werkje niet geheel ongevallig mogten zijn.
Als zoodanig biede ik hetzelve dan aan, terwijl het mij vergund zij, eene kleine opmerking, door ondervinding, wegens deszelfs gebruik hier mede te deelen; namelijk, dat de Onderwijzer het bevalligste slagen, en tevens de beste harmonie zal ontdekken, wanneer hij, bij het entonneren uit de gestelde grondtoonen, de meisjes de boven- en de jongens de onder- en midden stem doet zingen; daar de jongens stemmen zich doorgaans in de hoogte verliezen, of wel in het octaaf vallen.
De gezangen of dichtstukjes zijn door een' mijner vrienden vervaardigd, waarvoor ik hem hier mijnen opregten dank betuig.
Overigens is mijn hartelijke wensch, dat ook deze mijne welgemeende poging niet geheel vruchteloos bevonden, en dit stukje, nevens zoo vele van anderen, gunstig ontvangen moge worden, daar hiervan de uitgave van een tweede of laatste hoofdzakelijk zal afhangen.
DORDRECHT, September 1835.
W.S.