Geuzenliedboek 1940-1945(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Geen mof meer. Wanneer de moffen zijn vertrokken, Zoowel de broeken als de rokken, Dan eischen wij van onzen kant, Geen mof meer in ons vaderland. Al mag hij hier ook zaken drijven, Een Duitscher kan in 't land niet blijven. Nadrukk'lijk is het onze wensch: De moffen over d' oostergrens. Het past altijd in 't moffenkader, Hij is spion of een verrader. Hij meestert over and'ren graag, Hij likt omhoog en trapt omlaag. En daarbij zijn er die bij tijden Aan zware heimat-sehnsucht lijden. De drang naar 't groote vaderland, Is als een vuur, dat in hen brandt. [pagina 133] [p. 133] Daarom is 't eerste wat wij vragen, Dat 't Wilhelmina moog' behagen, Wanneer zij keert uit ballingschap, Dat zij den mof geeft d' eersten trap. Maar Mussert en zijn vuile bende Mag zij niet naar Duitschland zenden. Die krijgen voor hun woest geblaf Een levenslange kettingstraf. Vorige Volgende