Geuzenliedboek 1940-1945(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gevangeniskerk. Wij treden één voor één de hokjes binnen, De sleutel knarst en ieder zit alleen En tuurt door 't ijzer-vlechtwerk voor zich heen Naar 't spreekgestoelt'. De kerkdienst gaat beginnen. De dienaar van het Woord komt opgetreden. Twee ernstige cipiers flankeeren hem. En in de vreemde stilte spreekt de stem Van dezen man voor ons de zegenbede. Voor mij, voor hem, dien 'k niet kan onderscheiden, Voor ieder in de eigen traliekast, Voor ieder met zijn eigen leed en last Gaat hij den nieuwen dag des Heeren wijden. Is dit zoo anders dan op and're dagen, Als in de kerk een ieder eenzaam bidt En in den ban van eigen zonden zit, Ook dan wanneer w'elkander biddend zagen? En 't is opeens als weken alle wanden En werden al die traliehokjes één; God ziet ons aan, wij zijn niet meer alleen In dit verbond van de gevouwen handen. Twee oogen zien vanaf dien kansel allen, Die, elk voor zich, zoo vreemd gescheiden zijn, De muur van Jericho is op het sein Van Gods bazuin in puin en gruis gevallen. Vorige Volgende