Nieuw AB boek naar een oud rijmpje en op een aardig wijsje
(1856)–Jan Schenkman– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
B b bBarend bragt zijn hengel meê.
Was er nu maar iets te vangen;
Baarsjes zou hij 't liefst verlangen.
B b b
't Water stroomt hier als een zee.
| |
[pagina 5]
| |
C c cChrisje drinkt een kopje thee,
En geeft aan Fidel haar hondje
't Grootste stukje van haar klontje:
C c c
't Lieve diertje speelt er meê.
| |
[pagina 6]
| |
D d dDaar is Daantje met zijn sleê.
Heeft hij niet een aardig paardje?
't Is zijn lieve zuster Saartje,
D d d
'k Wil wel spelen met die twee.
| |
[pagina 7]
| |
E e eElsje-nicht bragt botjes meê:
Als de meid ze heeft gebakken,
Zal ik spoedig eentje pakken.
E e e
Botjes vangt men in de zee.
| |
[pagina 8]
| |
F f fZiet dien man eens met zijn bef;
Zeker wordt er een begraven,
'k Zie stoep op, stoep af hem draven.
F f f
Waarom draagt die man een bef?
| |
[pagina 9]
| |
G g gGinder op de kanapé
Ziet gij Gerrit aan 't studeren.
Wat zou 't liueve knaapje leeren?
G g g
Gerrit leert het a, b, c.
| |
[pagina 10]
| |
H h hHenri loopt zijn zusje na,
Die, om koekjes te gaan koopen
Op een draf was weggeloopen.
H h h
Koekjes snoepen!.. foei, ban! bah!
| |
[pagina 11]
| |
I i iIda rijdt haar zus Marie
In een fraaijen mandewagen,
Door het bosch van 's Gravenhagen,
I i i
't Is of ik de meisjes zie.
| |
[pagina 12]
| |
J j jHa! daar is een narresleê:
Zie die fraaije zilvren bellen
En dat kleed van tijgervellen.
J j j
Jongens! mogt ik maar eens meê.
| |
[pagina 13]
| |
K k kKeesje danst een hopsasa.
Zie hem daar eens lustig springen,
En zijn lijf in bogten wringen,
K k k
Wie doet hem dat kunstje na?
| |
[pagina 14]
| |
L l lO wat gaat die stoomboot snel!
'k Kan nu zeggen zonder liegen,
Dat ik schepen heb zien vliegen,
L l l
Zeven mijlen in een tel.
| |
[pagina 15]
| |
M m mWillems been zit in de klem;
Waarom is die stoute jongen
Ook in buurmans tuin gesprongen?
M m m
Nu 't te laat is rouwt het hem.
| |
[pagina 16]
| |
N n nZie hoe ik mijn paardje men;
Maar helaas! het wil niet loopen!
Kon ik maar en leven koopen,
N n n
't Vloog van hier in vollen ren.
| |
[pagina 17]
| |
O o oHa! daar zien wij vriend Pierrot;
't Staat op zijn gezigt te lezen,
Welk een slimmert hij moet wezen.
O o o
't Is een zot in folio.
| |
[pagina 18]
| |
P p pHier verhuurt men paard en sleê.
Wagens, koetsen, vigilanten;
Maar 't ontbreekt, naar 't schijnt, aan klanten.
P p p
Ha! daar komen er reeds twee.
| |
[pagina 19]
| |
Q q qHier is Rembrandts standbeeld nu.
't Moet - zoo zegt men - juist hem lijken:
Wilt het dus eens goed bekijken.
Q q q
Fopt men mij, dan fop ik u.
| |
[pagina 20]
| |
R r rO, wat staat mijn vlieger ver!
Maar 't wordt tijd om zonder dralen
Hem op 't spoedigst in te halen:
R r r
'k Zie daar ginds reeds de avondster.
| |
[pagina 21]
| |
S s sHa! nu is er wat voor 't mes!
'k Hoop aan tafel regt te smullen,
Mogt ik zelf mijn glas maar vullen.
S s s
'k Dronk gewis een volle flesch.
| |
[pagina 22]
| |
T t t'k Snijd mijn appel ras in twee:
'k Wil hem meet mijn zusje deelen,
Dit 's veel beter dan krakeelen,
T t t
'k Ben een vriend van rust en vreê.
| |
[pagina 23]
| |
U u u't Haantje kraait reeds ‘ku-kle-ku!’
'k Spring dus spoedig uit de veêren,
Om mijn vragen vlug te leeren.
U u u
't Is de beste leertijd nu.
| |
[pagina 24]
| |
V v vVriendjes! ziet, hoe jufvrouw Kee
Op haar neus hier staat te kijken,
Nu de trein voorbij kwam strijken.
V v v
't Was te laat; zij kon niet meê.
| |
[pagina 25]
| |
W w wWillem roept verheugd ‘hoezee!’
Sedert bijna veertien dagen
Was hij - maar vergeefs - aan 't jagen.
W w w
Thans brengt hij twee haasjes mee.
| |
[pagina 26]
| |
X x x'k Heb in Felix niet veel schiks:
Zie daar zit hij onder 't reek'nen
Paardjes op zijn lei te teek'nen.
X x x
Neen dat noem ik lang niet fiks.
| |
[pagina 27]
| |
Y y yVrolijk wezen staat ons vrij.
Daarom danst dit klein matroosje
Met zijn lieve zuster Roosje.
Y y y
Kijk hoe staat zijn hoed op zij.
| |
[pagina 28]
| |
Z z zDit 's de winkel van Annet,
Fraai van binnen, fraai van buiten;
Maar 'k zie reeds de deur er sluiten,
Z z z
't Wordt mijn tijd, ik ga naar bed.
| |
[pagina 29]
| |
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y IJ Z.
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y ij z.
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y ij z. | |
[pagina 30]
| |
A E I O U Y IJ a e i o u y ij a e i o u y ij , ; : . ? ! - -
1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 10 11 12 13 14 15.
1 2 3 4 5 I II III IV V
6 7 8 9 10 VI VII VIII IX X.
50 100 500 1000 L C D M | |
[pagina binnenkant achterplat]
| |
Wijze
Allegro
a a a Kijk wat kreeg ik van Pa pa
t' Is een aap jen op zijn stokje Zie het be delt om een brokje
a a a 'k laat het kij ken aan Ma ma
| |
[pagina achterplat]
| |
Wijze
Allegro
a a a Kijk wat kreeg ik van Pa-pa
t' Is een Aap-jen op zijn stokje, Zie het be-delt om een brokje
a a a 'k laat het kij-ken aan Ma-ma
|
|