Nieuw A.B. boek naar een oud rijmpje en op een aardig wijsje
(ca. 1875)–Jan Schenkman– Auteursrechtvrij
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
B b bBarend bracht zijn hengel meê.
Was er nu maar iets te vangen;
Baarsjes zou hij 't liefs verlangen.
B b b
't Water stroomt hier als een zee.
| |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
C c cChrisje drinkt een kopje thee,
En geeft aan Fidel haar hondje
't Grootste stukje van haar klontje.
C c c
't Lieve diertje speelt er meê.
| |
D d dDaar is Daantje met zijn sleê.
Heeft hij niet een aardig paardje?
't Is zijn lieve zuster Saartje.
D d d
'k Wil wel spelen met die twee.
| |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
E e eElsje-nicht bracht botjes meê:
Als de meid ze heeft gebakken
Zal ik spoedig eentje pakken.
E e e
Botjes vangt men in de zee.
| |
F f fZiet dien man eens met zijn bef;
Zeker wordt er een begraven,
'k Zie stoep op, stoep af hem draven,
F f f
Waarom draagt die man een bef?
| |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
G g gGinder op de kanapé
Ziet gij Gerrit aan 't studeren.
Wat zou 't lieve knaapje leeren?
G g g
Gerrit leert heet a, b, c.
| |
H h hHenri loopt zijn zusje na,
Die, om koekjes te gaan koopen,
Op een draf was weggeloopen.
H h h
Koekjes snoepen!.. foei, bah! bah!
| |
[pagina 10]
| |
I i iIda rijdt haar zus Marie
In een fraaijen mandenwagen,
Door het bosch van 's Gravenhagen.
I i i
't Is of ik de meisjes zie.
| |
J j jHa! daar is een narresleê:
Zie die fraaije zilvren bellen
En dat kleed van tijgervellen,
J j j
Jongens! mogt ik maar eens meê.
| |
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
K k kKeesje danst een hopsasa.
Zie hem daar eens lustig springen
En zijn lijf in bogten wringen.
K k k
Wie doet hem dat kunstje na?
| |
L l lO wat gaat die stoomboot snel!
'k Kan nu zeggen zonder liegen,
Dat ik scheppen heb zien vliegen,
L l l
Zeven mijlen in een tel.
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
M m mWillems been zit in de klem
Waarom is die stoute jongen
Ook in buurmans tuin gesprongen?
M m m
Nu 't te laat is rouwt het hem.
| |
N n nZie hoe ik mijn paardje men;
Maar helaas! het wil niet loopen!
Kon ik maar een levend koopen,
N n n
'k Vloog van hier in vollen ren.
| |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
O o oHa! daar zien wij vriend Pierrot;
't Staat op zijn gezicht te lezen,
Welk een slimmert hij moet wezen,
O o o
't Is een zot in folio.
| |
P p pHier verhuurt men paard en sleê.
Wagens, koetsen, vigilanten;
Maar 't ontbreekt, naar 't schijnt, aan klanten.
P p p
Ha! daar komen er reeds twee.
| |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
Wijze.
Allegro
a a a
Kijk wat kreeg ik van Pa-pa,
't Is een aap-jen op zijn stokje,
| |
[pagina 19]
| |
Zie het bedelt om een brokje,
a a a
'k laat het kij ken aan Mama.
| |
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
Q q qHier is Rembrandts standbeeld nu.
't Moet - zoo zegt men - juist hem lijken.
Wilt hem dus eens goed bekijken.
Q q q
Fopt men mij, dan fop ik u.
| |
R r rO, wat staat mijn vlieger ver?
Maar 't wordt tijd om zonder dralen
Hem op 't spoedigst in te halen.
R r r
'k Zie daar ginds reeds de avondster.
| |
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
S s sHa! nu is er wat voor 't mes!
'k Hoop aan tafel recht te smullen,
Mocht ik zelf mijn glas maar vullen.
S s s
'k Dronk gewis een volle flesch.
| |
T t t'k Snijd mijn appel ras in twee:
'k Wil hem met mijn zusje deelen,
Dit 's veel beter dan krakeelen.
T t t
'k Ben een vriend van rust en vreê.
| |
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
U u u't Haantje kraait reeds ‘ku-kle-ku!’
'k Spring dus spoedig uit de veêren,
Om mijn vragen vlug te leeren.
U u u
't Is de beste leertijd nu.
| |
V v vVriendjes! ziet hoe jufvrouw Kee
Op haar neus hier staat te kijken.
Nu de trein voorbij kwam strijken.
V v v
't Was te laat; zij kon niet meê.
| |
[pagina 26]
| |
W w wWillem roept verheugd ‘hoezee!’
Sedert bijna veertien dagen
Was hij - maar vergeefs - aan 't jagen.
W w w
Thans brengt hij twee haasjes meê.
| |
X x x'k Heb in Felix niet veel schiks;
Zie daar zit hij onder 't reek'nen
Paardjes op zijn leite teek'nen.
X x x
Neen dat noem ik lang niet fiks.
| |
[pagina 27]
| |
[pagina 28]
| |
Y y yVrolijk wezen staat ons vrij.
Daarom danst dit klein matroosje
Met zijn lieve zuster Toosje.
Y y y
Kijk hoe staat zijn hoed op zij.
| |
Z z zDit 's de winkel van Annet,
Fraai van binnen, fraai van buiten;
Maar 'k zie reeds de deut er sluiten.
Z z z
't Wordt mijn tijd, ik ga naar bed.
| |
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y IJ Z.
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y ij z. | |
[pagina 31]
| |
1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 10 11 12 13 14 15.
1 2 3 4 5 I II III IV V 6 7 8 9 10 VI VII VIII IX X. 50 100 500 1000 L C D M. | |
[pagina 32]
| |
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y ij z.
A E I O U Y IJ a e i o u y ij a e i o u y ij , ; : . ? ! - - |
|