Nieuwe gedichtjes op de vertellingen van Moeder de Gans(ca. 1851)–Jan Schenkman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] [pagina 15] [p. 15] Een nedrig kind ziet zich bemind. Ziet, hoe net het glazen muiltje Past aan Asschepoetsters voet; 't Scheelt geen duimpje, ja geen haartje, Zoo als elk erkennen moet. O, nu zal ze ras prinses zijn! Kijk, dat maakt me waarlijk blij; Want geen meisje vindt men ergens Dat zoo nedrig is als zij. 'k Wensch thans aan haar trotsche zusters, (Want die zijn het dubbel waard,) Voortaan Asschepoetsters plaats toe In het hoekje van den haard. Vorige Volgende