J. en H. Cabassu Waar een hond toe dient
Een voorbijganger sprak eens een door het lot misdeelde man aan en vroeg: ‘Gij, die zelf niet te eten hebt, hoe komt ge erbij een hond te houden? Waar dient hij u toe?’
‘Om van mij te houden,’ antwoordde de behoeftige.
Herdershonden, trouwe kuddebewakers, jachthonden, die het wild vervolgt met al uw kracht of uw instinct beheerst ten genoege des jagers alleen, waakhonden, die met levensgevaar de boosdoener aanvalt, sierlijke windhonden, kampioenen der snelheid, weelderige pekineesjes, levende voorwerpen van luxe, rechtlijnige terriërs, - moogt ge winnaars zijn in jachtwedstrijden of bekroond voor uw schoonheid, moogt ge de trots en de lust van uw meesters zijn, hoe nederig of wuft zou uw taak ons schijnen indien ge niet het antwoord van die arme waardig waart die van zijn mager fikje zeide: Hij dient om van mij te houden.