Colette Jonge honden
Boven de jonge Deense doggen, die rollen in een vel groot genoeg aangemeten om anderhalve hond te kleden, boven de briards (honden van Brie), die van hun eerste jeugd in hun ogen van vuur evenveel zotheid als wijsheid hebben, verkies ik de kleine bas-rouges van Beauce, een bezadigd ras van denkende herders, bij wie het karakter vroeg te zien is. Hoewel helemaal gelijk geboren in het zwart en rood, met de dubbele achterklauw en het uitstekend voorhoofdsbeen, houden zij eerder op elkaar verstandelijk te gelijken dan menselijke tweelingen. Uit een nest van vijf, dat mijn mooie teef mij geschonken had, moest ik er vier weggeven. Welke moest ik houden? Na de zevende week koos ik een klein teefje, dat minder speels was dan de andere, soms ernstig voor zich keek, bij alle geluiden de oren bewoog, zonder grommetje of jankje de beten van broers en zusjes aanvaardde, maar al poogde een dreigende houding aan te nemen. Toen ik het bij het ruime nekvel ophief kende het mijn hand al en liet zich in vertrouwen hangen. Iets later ging ze rustig zitten om een standje aan te horen, in plaats van weg te lopen. Jij bent dus mijn hondje, zei ik, en ik noem je Belle-Aude, naar de herders van mijn landstreek.
Ik was er trots op te merken dat haar moeder dezelfde keuze als ik gedaan had en dat een strenge liefde, een beetje verkapt, de opvoeding van Belle-Aude leidde. De moeder kende die waarschuwingen zonder zwakheid, zelfs die tikjes met de scherpe tanden, die het karakter en de manieren van een bas-rouge in de jeugd moeten vormen. Haar waren de bijzondere zorgen voor de zindelijkheid toevertrouwd, dat grondig wassen met de