‘Geloof’, enz. Welnu, ik stel er prijs op hier openlijk te verklaren, dat ik mij noch in die romans, noch in dezen, tegen eerlijke bijbelgeloovigheid keer, maar enkel, en dat met allen nadruk, tegen het ‘theatraal vroomheidsvertoon’ der Haagsche orthodoxie, die daaronder, onder dat ‘theatraal vroomheidsvertoon’, ‘de laagste machtsbegeerte en de vunzigste ijdelheden’ verbergt.
Geen werkelijke personen, geen bepaalde menschen, noch mannen, noch vrouwen, zijn hier bedoeld bij wijze van hatelijkheid aan een of ander adres. Wel echter schilder ik naar het leven wat ik zag en zie in een geheelen kring als zoodanig, en, dat ik mij daarbij aan de waarheid houd, aan zelfbeleefde feiten, en niet zoo maar wat er op los verzin, dat juist maakt mijn roman tot een aanklacht, waar bij, indien ik er maar wat op los verzon, niets zou zijn dan ijdele beschuldiging zonder grond. - Naar aanleiding van de reeds tegen mij ingebrachte (maar ook weder door hem herroepen bewering) van den Redacteur van ‘Den Gulden Winckel’, den evenals ik uit christelijke kringen voortgekomen heer Esser (pseudoniem Gerard van Eckeren), als zoude ik in ‘Om de Eere Gods’ een of ander bepaald staatsman of bepaald politiek persoon hebben willen aan de kaak stellen, haal ik dan ook de woorden aan, die een Fransch criticus schreef bij gelegenheid van Mirabeau's veelbesproken ‘Les affaires sont les affaires’.
Il, (de hoofdpersoon namelijk van het bovengenoemd tooneelstuk, waarin de Parijsche couranten een bepaalden bankier meenden te moeten herkennen) représente une civilisation et un moment de l'histoire sociale. Bien des gens peuvent s'y retrouver, personne ne peut s'y reconnaître’.
Het is zooals ‘Het Volk’ zegt: de gehele Lintjes-affaire, met zijn aanhangsel van oneerlijke partijdigheid van de geheele