| |
| |
| |
10.
Nog eer Willem de Jong zijn woning in het dorp betrekt, is Arie al voor de dienst opgeroepen. Hij is bij de mariniers ingedeeld, zit voorlopig voor zes weken in Doorn.
De zomer heeft niet veel moois opgeleverd en een al te vroege herfst doet de wind over de velden gieren. Nare, kale velden, waarop de graanstoppels, die nu al helemaal zwart zien, aan een veel te natte zomer herinneren. Wolkenflarden schuiven met een vaart of ze elkaar de loef willen afsteken, langs het luchtruim en af en toe vallen er enkele onbesuisde regendroppels, die de pas gelapte ramen van ‘Zon rondom’ als met versgestorte tranen bezoedelen. Zo voelt Dien de Jong het tenminste op deze mistroostige middag, waaraan geen eind schijnt te komen. Had ze toch haar zin maar gedaan en was ze naar de stad getrokken! Daar zouden de verlichte etalages tenminste wat vertier gebracht hebben, daar zag je eens andere mensen, daar kon je, als je het lopen moe was, in een gezellige lunchroom neerstrijken.
Neerslachtig schudt ze haar hoofd. Wat moet ze in de stad, nu er toch geen geld is om kleren te kopen? Kleren, die ze echt niet nodig heeft, maar die wat afleiding in haar grauw bestaan zouden brengen. Àls ze gegaan was, had ze wis en zeker niet aan de verleiding kunnen ontkomen toch weer iets te kopen. Iets vrolijks, warmrood of die nieuwe kleur groen, die haar zo goed stond. Die ook zo goed zou kleuren bij haar suède jas, waarop ze, zolang ze hem nu al had, echt zuinig geweest was. Of - en haar ogen beginnen te schitteren - het broertje ervan. Iets dergelijks als ze van 't voorjaar, toen ze deze gekocht had, in Utrecht had zien liggen. Nog een tint donkerder bruin en vanbinnen zo'n verrukkelijk warme bontvoering. Je had er veel meer aan dan aan je korte bontjasje, dat
| |
| |
nu met die minirokken maar weing beschutting gaf.
O, dat geld, altijd maar weer dat geld! Hendriks kon blijkbaar over niets anders meer praten. De nieuwe machine was zo'n vijfhonderd gulden duurder uitgevallen dan hij geschat had. De grond moest behoorlijk gemest worden, de grote schuur vroeg om een betere dakbedekking. En dan... het opknappen van wat zijn huis zou worden kwam - al nam hij dan het inwendige voor zijn rekening - ook veel duurder uit dan Dien voor mogelijk had gehouden. Ik zou haast willen dat alles bij het oude gebleven was, denkt ze. Kersten was, wat het financiële gedeelte betrof, niet veel meer dan een prul geweest. Maar het had haar het leven gemakkelijk gemaakt. Het leven, maar nog meer het geld uitgeven. Dat Willem in het dorp zou komen wonen - een gebeuren dat haar eerst zo'n zorg minder geleken had - legde nu feitelijk een zware last op haar schouders. Het bedrag op Arie's spaarbankboekje was weliswaar weer helemaal aangezuiverd. Zelfs de gederfde rente was erbij gerekend. De hypotheek, waarvoor Willem slechts drie procent rente gerekend had - een bespottelijk laag percentage, waar ze al acht en meer vroegen - lag haar als een steen op de maag. Ze had tegen beter weten in altijd nog gehoopt dat het najaar veel redden zou. Al was er maar een flinke fruitoogst geweest; alleen dat al zou behoorlijk geld in het laatje gebracht hebben. Och heden! Zelden was het fruit zó slecht geweest als dit keer. Het zou er wel op uitdraaien dat het grootste deel als voer voor de beesten moest dienen.
Met een landerige trek op haar nog altijd knap gezicht staat ze op, pakt nogmaals de brief die vanochtend in de bus lag. De tweede al van Arie sinds hij van huis weg was. Ze blijft ermee in haar hand zitten. De tweede binnen drie weken van haar zoon! In een heel jaar kreeg ze er van Reina amper twee. Meestal belde ze 's avonds, als Leo buitenaf spreekuur had, op, als ze iets te vertellen had dat haar moeder mocht weten. Altijd over de kinderen, die het uitstekend maakten of over Leo's praktijk, die met de dag drukker werd. Maar nooit was er de vraag hoe zijzelf het maakte en of ze niet weer eens kwam. Reina had twee maanden in hun zomerhuis doorgebracht, maar niet één keer was er de vraag geweest of Dien haar niet eens kwam opzoeken. Wel gisteren haar telefoontje of Arie, nu hij toch in Doorn gelegerd was, niet af en toe poolshoogte kon
| |
| |
gaan nemen. De sleutel kon hij aan de baas van de camping in de buurt vragen. Hij moest die man dan meteen opdragen het huis een schoonmaakbeurt te laten geven en ervoor te zorgen dat er gasverwarming in kwam. Reina scheen namelijk het plan te hebben er met de kerstdagen en oud en nieuw met het hele gezin heen te trekken. Maar ook nu had ze met geen woord gerept over de mogelijkheid voor haar moeder eveneens van de partij te zijn. Het had nu zo mooi gekund. Arie zou nog wel in Doorn liggen, aan Hendriks kon ze de boel met een gerust hart overlaten en ze zouden zodoende met z'n allen oud en nieuw kunnen vieren.
Met een mistroostige trek op haar gezicht begint ze Arie's brief nog eens te lezen.
‘Beste moeder,
Zo, de helft zit erop, denk ik. Over drie weken krijg ik mijn eerste verlof. Ik verlang er nog het meest naar om te zien hoe de paarden het maken. Jennifer zal me missen en Bingo misschien nog wel meer. Rijdt Hendriks hem geregeld af? Of doe jij dat voor me? Hij zal even aan je moeten wennen, maar als je niet bang bent, aanvaardt hij je wel. Doe het maar, moeder. Paardrijden is een gezonde sport en de ruin zal het je in dank afnemen.
Ik ben hier ook lid van een rijvereniging geworden. Dat is hier een dure business, maar ik moet toch wàt hebben. Ik zit tussen een paar knapen, die blijkbaar barsten van de centen, maar van paardrijden maken ze niet veel. Zij zijn het, die me meegetroond hebben naar de manege hier. Ik had mijn paard direct gevonden; die kosten komen er dus ook nog bij. Maar het is heerlijk. Het dwalen door de bossen met het diep-oranje blad onder de benen van je paard en de harsachtige geur die zich vermengt met die van je viervoeter is een belevenis. Weet je? Het wekt herinneringen aan onze zomerreis op. Alleen, ik zou nu wel eens zo'n tocht helemaal te paard willen maken.
Moeder, je moet me wat geld sturen. Ik kan dit van mijn soldij natuurlijk niet betalen en ik wil voor die andere lui niet onderdoen. Dat zou voor jou ook niets zijn, wel?
Volgende week kom ik op de grote wagens te zitten. Heerlijk! Nu krijg ik de kans om ook het andere rijbewijs te halen. En dan nog wat! Je kunt nu elke dag de uitnodiging voor de ouder- | |
| |
dag verwachten. Het schijnt zo te zijn, dat zo goed als alle ouders daar gehoor aan geven. Maak dat je er leuk uitziet, zodat ik eer met je kan inleggen. En praat dan niet te veel over de boerderij, of àls je er niet onderuit kunt, laat dan goed merken dat ons bedrijf het mooiste spul uit de hele omgeving is en dat boerin op “Zon rondom” zijn helemaal niet betekent dat jijzelf er een hand moet uitsteken. Sommige lui, vooral uit de stad, denken nog altijd dat een boer in hun kringen niet past. Zo, dat was het dan. Vergeet je niet me geld te sturen? Ik moet die manege volgende week betalen. Wanneer komt oom Willem naar het dorp en gaat het nog door dat die zuster van Fiet Dijkstra meekomt?
Ik heb trek. Het eten is hier heel behoorlijk en je kunt volop krijgen. Toch word ik gelukkig niet dikker.
Tot ziens, moeder! Ik denk dat ik voorlopig niet meer schrijven zal. Ik zie je binnenkort toch.’
Ook Arie's brief is niet in staat Dien uit haar indolentie te halen. Het is natuurlijk fijn dat hij schrijft, maar zóu hij deze tweede brief ook verstuurd hebben, als hij niet om geld verlegen had gezeten?
Nee, zo moet ze nu ook niet denken. Arie heeft volkomen gelijk. Zijzelf zou tussen die jongens, wier vaders waarschijnlijk goed gesitueerd waren, ook niet platzak willen rondlopen. Resoluut staat ze op, loopt naar haar bureautje en neemt er papier en enveloppe uit. Arie heeft nog geen eigen giro natuurlijk. Ze moet de brief maar laten aantekenen, dan kan het ook geen kwaad. Vlug haalt ze een briefje van honderd uit haar portefeuille en vouwt het in een extra papiertje. Dan schrijft ze:
‘Lieve Arie,
Ik was blij met je brief. Fijn dat je het in Doorn naar je zin hebt. Vanzelfsprekend kom ik op ouder dag. Ik leef er nu al naar toe. Over het bedrijf is nu de stilte gevallen. Zodra de regen 'n keer ophoudt, beginnen ze het land klaar te maken. De nieuwe machine glimt je tegen. Ik heb er wel niet zoveel verstand van, maar Hendriks beweert dat wij de enigen zijn die zo'n mooie en dure hebben. Het huis van Kersten zou je niet meer terug kennen. Het is helemaal geverfd en het heeft nieuwe pannen gekregen. Hendriks is binnen ook zowat klaar en
| |
| |
hij heeft het plan het vanbuiten wit te maken. Leuk! Het stuk grasland met de paarden en daarachter een wit huis. Net een plaatje!
Je vraagt of ik Bingo afrijden wil. Ik hèb hem al een paar keer bereden. In het begin vond ik het doodeng, maar nu gaat het al veel beter. Ik zal de paarden de groeten van je doen.
Dan heb ik nog een opdracht van Reina voor je. Wist ze jouw adres nog niet, dat ze mij belde? In het kort komt het erop neer dat ze jou opdraagt eens poolshoogte in hun zomerhuis te nemen. De sleutel kun je bij de man van de camping krijgen. Ze wil er, als ik goed begrepen heb, ook gasverwarming in hebben. Leo moet er tegen het eind van het jaar nodig uit. Hij zit tot over zijn oren in het werk, schijnt het. Ik zou haar maar eens bellen, want ik kan het wel verkeerd begrepen hebben.
Zeg Arie? Àls het zo is dat ze er kerst en oud en nieuw willen doorbrengen en jij zou ook nog in Doorn zijn, dan trek ik daar in een aardig hotelletje. In hun bungalow is vanzelfsprekend geen slaapplaats over en ik wil hen ook niet lastig vallen. Hadden we maar een caravan, die je in de winter verwarmen kunt! In die grote sportzaak in de stad staat er een om verliefd op te worden. Ik ga er volgende week toch eens kijken. Ze schijnen ze ook te verhuren. Dat zou altijd nog voordeliger uitkomen. Enfin! Daarover praten we nog wel eens. Ik zou in dat geval Cora ook kunnen meenemen. Meteen een veilig gevoel 's nachts in het bos!
Oom Willem zal nu ook wel gauw komen. Ik hoor weinig van hem, maar iemand vertelde me dat de centrale verwarming al brandt. Als de werklui eruit zijn, zal ik de sleutel wel krijgen. Vragen doe ik er niet om natuurlijk. Ik denk zo dat Fiet wel vooruit zal komen om de boel schoon te maken. In dat geval kan ze bij mij wel logeren.
Ik voel me eenzamer dan ooit, jong. Het was best gezellig, toen jij nog thuis was. Er was tenminste elke dag iemand op wie je wachtte voor je je bed opzocht. Het moest maar geen winter worden. Enfin! Ik leef voorlopig maar naar die ouderdag toe. Ik zal zorgen dat ik me wat kleren betreft met de moeders van die rijke jongens kan meten. Ik weet nu al bijna hoe ik me zal kleden.
Al ben je er feitelijk al te groot voor en zou je het helemaal
| |
| |
niet leuk vinden, toch een kus van je moeder. Bel je gauw even of je de inhoud van deze brief ontvangen hebt? Dag hoor! Schrijf maar wèl terug.
Moeder.’
Als Dien haar brief nog eens overleest, begint ze zo stiekemweg te lachen. Wat wèl in haar achterhoofd gespeeld heeft, maar wat ze echt nog niet van plan was, staat feitelijk al zwart op wit op het papier voor haar.
En... ze zàl het nu doen ook. Als het morgen maar even weer is, gaat ze naar Utrecht en ze zal niet rusten vooraleer ze zich de kleren aangemeten heeft die ze al voor ogen heeft. Zo'n dure, gevoerde suède jas, een groen pakje erbij en - die je nu zoveel ziet dragen - van die heerlijk-warme hoge laarzen. Donkerbruin, net zoals haar jas zal zijn. Ze zal nog wel zien of tas en handschoenen erbij passen. Als het even kan, moet ze daar maar niet aan beginnen. Een echt leren tas hakt er behoorlijk in.
Ineens bekijkt ze de wereld weer met heel andere ogen. O, het zal een massa geld kosten, maar dat gaat ze na nieuwjaar ook weer terug verdienen. Hendriks eet, als zijn huis klaar is, weer thuis. Rina gaat haar tegen het eind van het jaar verlaten. Eindelijk gaat ze dan trouwen. Ze doet het niet gek, met een boekhouder uit de stad. Ze hoeft tenminste van hem niet meer te gaan werken.
Ik neem, als ze weg is, alleen maar een werkster! neemt ze zich voor. Eten, tenminste middageten, hoef ik ook niet elke dag en ik zal veel vrijer zijn. Van 't zomer kan ik altijd nog zien wat ik doe. Met de winter ben ik veel meer op honk en ik verveel me anders toch maar.
Zo praat een maar al te graag de zorgen wegduwende Dien de Jong zichzelf voor dat het aan alle kanten verantwoord is zich weer eens in het nieuw te steken.
Het weer is Dien de Jong gunstig gezind. De volgende morgen tuurt een waterig zonnetje door de wolken. Het zal nog wel waaien, maar regen is er eindelijk eens níet voorspeld. Net een dag om op haar gemak naar Utrecht te trekken.
Dit keer stapt ze doelbewust op de zaak van Laimböck af. Nu is er geen ogenblik de aarzeling of ze zo'n dure aanschaf wel
| |
| |
verantwoorden kan. Arie heeft zo maar zijn honderdje gekregen, vanaf januari spaart zijzelf per maand zo'n dikke honderd gulden uit. Wat zal ze zich dan nu beperkingen opleggen? Hoogstens wat het middageten betreft! Tenminste, als ze geen Rina meer in de kost heeft. Ook voorlopig geen altijd hongerige zoon, die best weet wat lekker is.
Ze heeft meer jassen gepast dan nodig was. In haar hart heeft ze haar keus immers al gemaakt. Maar het is zo leuk om je telkens anders te zien. Ook om te constateren dat je nog helemaal niet te dik bent, dat je weer kleur op je wangen hebt en dat je ogen van levenslust tintelen.
De ceintuur - die ze stellig nooit dragen zal - neemt ze mee naar de zaak van Bischot, waar ze haar japonnetje wil kopen. Ook daar herhaalt zich de vertoning. O, waar andere vrouwen al gauw afknappen, als ze telkens opnieuw hun hoofd door de opening van een volgende jurk moeten wurmen, waarbij hun kapsel het maar zwaar te verduren zal krijgen, zo is het voor de vorstin van ‘Zon rondom’ nog steeds een opwindend spelletje. Ook hier slaagt ze wonderwel. Maar het kan ook, denkt ze blij, als je er niet al te zeer op hoeft te letten wat zo iets kost. En één ding valt tenminste mee. Haar dure tas doet het bij de nieuwe jas opperbest. Met een kinderlijk gebaar slaat ze haar hand voor haar mond. Toen ze in de zaak van Laimböck was, heeft ze helemaal vergeten naar hoge laarzen te kijken. Wat een geluk dat het haar bijtijds te binnen schiet! Het is nog licht genoeg om op de kleur te letten.
Vroeger dan ze van plan was, rijdt ze alweer op huis aan. Ze had niet beter kunnen slagen dan ze dit keer gedaan heeft. Nee, in íets wil ze nu toch zuinigaan doen. Niet naar Van Angeren! Koffie met van dat heerlijke gebak! Het zóu smaken, maar in de eerste plaats is ze weer zo'n twee gulden kwijt. En dan... het is slecht voor haar lijn. Een lijn die ze vóór alles wil houden zolang dat mogelijk blijkt.
De ouderdag is voor Dien de Jong werkelijk een feestdag. Willem, haar zwager, die de week ervoor in zijn huis getrokken is, heeft te kennen gegeven dat hij, waar het zijn neef betreft, graag van de partij wil zijn. Dien is er in haar hart blij om. O, er zullen heus wel meer jongens zijn, van wie alleen maar een moeder aanwezig is. Maar ze vindt het een veiliger idee
| |
| |
dat ze nu toch gezelschap heeft. Er komt nog bij dat Willems deftig-zwarte B.M.W. meer cachet heeft dan haar eigen Peugeot, al ziet ook die er nog behoorlijk uit. Maar een B.M.W. is nu eenmaal een klassewagen en ze wil niets achterwege laten om ginds in Doorn een goede indruk te maken.
Ze zíet er in haar nieuwe spullen inderdaad duur uit en over haar zwager kan ze ook tevreden zijn. Hij heeft zijn nog dik, grijs haar vrij kort laten knippen. Iets dat hem merkbaar jonger doet lijken. Ook hij heeft een nieuw, donkergrijs pak aan, dat hem iets voornaams geeft. Hij kon wel een of andere minister zijn, schiet het door haar heen.
Dat het leeftijdsverschil niet eens zo erg opvalt, bezorgt haar nog een moment waaraan ze later met genoegen terugdenkt. Een der officieren, die met de regeling belast was, had hen aangekondigd als de ouders van Arie de Jong. Ze had haar lachspieren nauwelijks in bedwang kunnen houden, maar Willem had het blijkbaar helemaal geen leuk mopje gevonden. Zijn gezicht verried tenminste niet dat ook hij er de humor van inzag.
Ze had niet kunnen nalaten er op de terugweg op te zinspelen. ‘Hoe vond je het,’ vraagt ze een tikkeltje behaagziek, ‘dat die luit ons voor de ouders van Arie versleet?’
Zijn gezicht staat onbewogen. ‘Het is voor die mensen ook een heksentoer dat allemaal uit elkaar te houden,’ zegt hij rustig. ‘Het feit dat we dezelfde achternaam dragen, heeft vanzelfsprekend mee een rol gespeeld.’
‘Ik moest echt wel lachen,’ kan ze niet nalaten nog te zeggen. ‘Zeg Willem? Je zíet er ook even jong uit! Je hebt een figuur van een man van veertig en daarbij dat prachtige, witte haar. Wist je dat mensen met wit haar vaak veel jonger lijken dan ze in werkelijkheid zijn?’
Even glijden zijn ogen haar kant uit, dan zijn ze weer strak op de weg gevestigd. ‘Ik wist het niet, nee! Wat doet het er ook toe? In feite ben ik toch zo oud als ik ben.’
‘Nog altijd ruim drie jaar jonger dan Bertus nu zou zijn. En... die leek altijd al oud. Hij was veel te zwaar en de huid van zijn gezicht hing op het laatst in plooien.’ En hem even langs zijn frisrode wangen strijkend: ‘Bij jou niet. Je huid is nog net zo veerkrachtig als die van een jonge vent.’
Hij schudt voor zijn doen ruw haar hand van zich af. ‘Laat dat
| |
| |
alsjeblieft!’ zegt hij streng. ‘Ik moet mijn aandacht bij de weg bepalen. Je ziet zelf toch ook hoe er telkens mistbanken voor de wagen komen?’
Ze glijdt wat meer naar de zijkant. ‘Het was maar een grapje immers. Doe nu maar niet net of het je totaal onverschillig laat dat een vrouw je een complimentje over je uiterlijk maakt.’ Hij zwijgt, maar Dien ziet hoe zijn lippen zich tot een dunne spleet versmallen. ‘Ik zal mee opletten,’ zegt ze, haar stem opeens zo ingetogen of ze minstens met haar grootvader op stap is. ‘Het komt alleen maar doordat ik zo'n fijne dag gehad heb. Eindelijk weer eens een echte feestdag. Vergeet het verder maar, zwager!’
‘Vergeet het verder maar, zwager!’ Ja, dat had Dien de Jong gezegd. De woorden blijven in zijn hoofd hangen, ook als hij al wel een half uur in zijn bed ligt en nog de slaap niet kan vatten. Hij, die er anders geen vijf minuten voor nodig heeft. Wat Willem de Jong slechts zelden overvalt, overkomt hem nu. Hij voelt zich in het leven achteruitgesteld. Bertus, zijn broer! Die had alles gehad. Ja, het had er haast op geleken of wàt hij veroveren wilde, hem prompt in de schoot werd geworpen. De rijke vrouw Dien 't Hart. Jong, knap en - wat hem buitengewoon welgevallig geweest was - enige erfdochter, die haar toekomstig bezit met niemand zou behoeven te delen. Als oudste had het voor hem onomstotelijk vastgestaan dat hij de opvolger op ‘Zon rondom’ zou worden. Het echte boeren had hem nota bene niet eens zo bar gezind. Maar hij wist altijd en met een nooit falend instinct het juiste personeel aan te trekken, was daardoor al vroeg in staat geweest zich ook met andere zaken bezig te houden. Och! Niet dat hij Bertus om deze dingen benijd had. Maar toen zijn eigen huwelijk al gauw op telkens nieuwe teleurstellingen uitliep, toen bleek dat hij kinderen nooit de zijne zou kunnen noemen, terwijl Bertus ook daarin zijn zin kreeg toen Dien hem zijn tweede zoon in de armen kon leggen, toen had hij toch vaak wat te verbijten gehad. In die tijd was hij alleen maar oprecht blij dat hij ver weg in Drenthe zat, waar niets hem aan ‘Zon rondom’ en aan de bewoners ervan herinnerde.
De dood van zijn vrouw was ook voor hemzelf een verlossing geweest. Tijdens haar begrafenis had hij Dien na jaren voor de
| |
| |
tweede keer meegemaakt. Had hij haar in zoveel jaren naar het voorkomen van zijn eigen vrouw afgemeten? Het had hem een schok gegeven, toen hij haar zo bloeiend, zo jong ook nog, voor zich had zien staan. Later, toen hij haar vaker meemaakte, had hij ook het andere opgemerkt. Ze zag er niet alleen jong uit, in feite wàs ze nog een onvolgroeid mensenkind, dat het leven nooit au sérieux genomen had. Dat de wereld alleen maar wilde accepteren zoals ze die zelf het liefst zag. Het had hem ontroerd, had juist daardoor gemaakt dat hij haar tamelijk streng en formeel tegemoettrad. Hij móest wel. In de eerste plaats om ‘Zon rondom’ niet ten onder te laten gaan. Maar ook... en laat hij zich nu nooit bespottelijk maken... omdat hij zich op zijn leeftijd nota bene maar knap aangetrokken voelt tot de vrouw die het nooit onder stoelen of banken gestoken had, dat het de grootste vergissing van haar leven geweest was, een man getrouwd te hebben, die veel te oud voor haar was. Bertus, zijn broer, die met hem slechts een goede drie jaar in leeftijd verschild had!
|
|