Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen(1845)–Gijsbertus van Sandwijk– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 46] [p. 46] XXII. Gezang. De winter. PRIMO. Matig. De Win - ter heerscht, 't is guur en koud; Ge - stold zijn beek en stroom. De wind huilt aak --- lig door het woud, En naakt staan struik en boom. Het laatste bloempje is afgesneên; De sneeuwvlok waait om de ooren heên; En de aard', waarheen men de oogen slaat, Prijkt in een treurig, doodsch gewaad, SECONDO. De Win - ter heerscht, 't is guur en koud; Ge - stold zijn beek en stroom. De wind huilt aak --- lig door het woud, En naakt staan struik en boom. Het laatste bloempje is afgesneên; De sneeuwvlok waait om de ooren heên; En de aard', waarheên men de oogen slaat, Prijkt in een treurig, doodsch gewaad. [pagina 47] [p. 47] Doch wie den winter lastre of laak', Ik stel hem hoog in prijs; De winter schenkt mij groot vermaak: Dan zwier ik over 't ijs, En snel, als op gevlerkten voet. Naar mijnen versten vriend met spoed; Baan met de narrensleê me een spoor, In dikke sneeuw, de straten door. En beukt de regen dak en raam, En stroomen pad en straat, Dan zitten wij bij 't vuur te zaam, En korten door gepraat, Door zang of spel den tijd in vreugd; Zoo smaken wij het zoetst geneugt, En ieder roept, verheugd en blij: Wees welkom, win ter jaargetij! Vorige