Voorberigt.
Het is eene belangrijke opmerking bij het onderwijs, dat men, om de jeugd smaak voor de wetenschappen te doen verkrijgen, in de beoefening daarvan, zoo veel mogelijk, verscheidenheid en afwisseling moet te weeg brengen; ook dit geldt vooral bij de beoefening der Zangkunst op de Scholen: hoe veel goede Zangstukjes men daarvoor reeds bezit, bij een dagelijksch gebruik verliezen zij echter weldra de eerste indrukken, en velen worden eindelijk afgezaagd. Ter versterking en vermeerdering van den zanglust, ontwierp ik van tijd tot tijd eenige Zangstukjes; twee en twintig derzulken, die bij de jeugd den indruk het langst behielden, en gaarne gezongen werden, bied ik mijnen mede-Onderwijzers met alle bescheidenheid aan.
Hoe veel ik van het vier- en driestemmig gezang ook houde, op de School is mij het tweestemmig lied altijd beter bevallen: bij het stellen van liederen op vier en drie stemmen voor kinderen, wordt te weinig in het oog gehouden, dat de onderste stem niet lager gaan moet, dan bij het tweestemmig gezang, waaruit voortvloeit, dat men, om de basstem in haar geheel te doen hooren, de primo zeer hoog moet laten zingen, hetgeen veelal en ligtelijk in schreeuwen ontaardt, en het schoone en aangename van het gezang wegneemt. Ook is het eene geneeskundige waarheid, dat het laag zingen en nog veel meer het hoog zingen, zeer op de borst aankomt, en voor kinderen, bij wie de stemverandering nog geene plaats heeft gehad, en de ademhalings-werktuigen nog zoo teeder en prikkelbaar zijn, hoogst gevaarlijk is. Ik heb daarom ook deze Zangstukjes in twee stemmen gezet.
Alzoo op vele Plattelands-Scholen onderwijs in het zingen gegeven wordt, alleen in den B mol of B duur toon van den Ut of C sleutel, zoo heb ik deze Zangstukjes ook in dezen sleutel gesteld. Voorts zijn de Stukjes niet moeijelijk en van een' levendigen doch tevens zedelijken aard; zoodat ik het nuttige met het gemakkelijke en aangename heb zoeken te verbinden.
Purmerende, 1833.
g. van sandwijk.