| |
| |
| |
Derde decade 1972-1981
‘De werkelijkheid is alleen met tegenspraken grijpbaar’
(Het seksuele bolwerk, p. 54).
Op 3 december 1971 treedt Harry Mulisch in het huwelijk met Sjoerdje Woudenberg. Op de achtergrond de Amsterdamse wethouder Han Lammers, die het huwelijk voltrok. Eerder dat jaar werd Mulisch vader van een dochter, Anna.
Foto Nationaal Fotopersburo.
In 1972 heft Mulisch de pen tegen de ‘Aksiegroep Spellingsvereenvaudiging’ en schrijft de brochure Soep lepelen met een vork. Tegen de spellinghervormers. Mulisch: ‘Ik heb de brochure in tien dagen geschreven. Wat natuurlijk niet betekent dat ik alles wat er in staat ook in tien dagen bedacht heb. Sinds 1967 ben ik intensief met de spelling bezig. Al vijf jaar verzet ik me tegen de voorgestelde nieuwe spelling. Ik had die jongens in de gaten. Ik heb me steeds precies op de hoogte gehouden. Toen ik vond dat het moest heb ik alle argumenten tégen snel op een rijtje gezet’ (Haagsche Courant, 15 februari 1972). Karikatuur door Huug Schipper uit Schrijverskwartet (1980).
| |
| |
Aantekeningen en een schets van de plattegrond voor het toneelstuk Oidipous Oidipous. ‘Er wordt gespeeld op twee gelijkvormige Scènes, I en II, die verbonden zijn door de Orchestra, zodat de akteur steeds over deze Orchestra moet wanneer hij van I naar II gaat, en vice versa. In de partituur zijn deze bewegingen aangegeven door handen. [...] De Sphinx verschijnt in de Orchestra.’
| |
| |
Aantekeningen voor Oidipous Oidipous. Mulisch schrijft het toneelstuk tussen 21 maart en 21 juni 1971 in opdracht van het Amsterdams Toneel. ‘De krakeling, de in zichzelf terugkerende 8, waarin de tijd door mijn konstruktie raakt, is het eigenlijke thema van mijn stuk - met alle konsekwenties van simultaantoneel en de personen in meervoud’ (p. 8).
De première van Oidipous Oidipous vindt plaats tijdens het Holland Festival op 16 juni 1972 in de Stadsschouwburg van Amsterdam. De regie is in handen van Lodewijk de Boer. Onder de spelers bevinden zich Ank van der Moer, Ellen Vogel, Guus Hermus, Siem Vroom en Joost Prinsen. V.l.n.r. Ank van der Moer (lokaste 1/lokaste 3), Siem Vroom (Oidipous 1/Teiresias 2), Guus Hermus (Teiresias 1/Oidipous 3) en Olaf Wijnants (knaap).
Foto Jutka Rona.
Omslag van de boekuitgave van Oidipous Oidipous. Naar Sophokles. Gevolgd door een vertaling van 88 profetieën en de fragmenten over Armenië van Leonardo da Vinci (1972). Het boek is opgedragen aan ‘Alice en K.V.K. †’ (de ouders van Mulisch).
| |
| |
Aantekeningen voor De toekomst van gisteren. Protokol van een schrijverij (1972). De toekomst van gisteren is geen roman, maar een verhandeling over een gelijknamige roman die nooit geschreven is en waar Mulisch al in 1962 aan was begonnen. Voor het boek onderneemt Mulisch een aantal reizen naar Duitsland, waar hij o.a. de Wagner Festspiele in Bayreuth en Albert Speer (Hitlers architect/bouwmeester en minister van oorlogsindustrie) in Heidelberg bezoekt. ‘Hij [Speer] is de architekt, die Hitler niet geworden is, en die hij daarmee ook zelf niet is geworden. Hij is er niet, zoals mijn roman De toekomst van gisteren er niet is’ (p. 180-181). In bijgaand fragment schrijft Mulisch over de mythische betekenis van de nevel en de rivier de Rijn voor de Duitsers. De passage is in bewerkte vorm terug te vinden in het boek (p. 75).
| |
| |
Aantekeningen voor Het seksuele bolwerk. Deze biografische studie bevat niet alleen informatie over de Oostenrijkse marxistische psychoanalyticus Wilhelm Reich (1897-1957). Mulisch geeft ook veel informatie over zichzejf. ‘Wanneer men het niet alleen over theorieën gaat hebben maar ook over de man, die de theorieën had, dan is het niet anders dan fair, dat men ook zichzelf niet verbergt - zodat iedereen weet, wie wat over wie zegt’ (p. 53).
Omslag van Het seksuele bolwerk(1973) door Niko Koomen.
Mulisch zet in het eerste hoofdstuk ‘Tapijt boek weduwe brief’ uiteen waarom hij dit boek moest schrijven en introduceert zichzelf. ‘Niet ver van mijn huis [...], merkte ik plotseling dat er al een tijdje een vrouw naast mij liep. [...] Steeds als ik naar haar keek, wendde zij haar hoofd af. Aangezien ik niet alleen een knappe verschijning ben maar ook nog vreselijk beroemd, en daarbij zeer smaakvol gekleed, overkomt dit soort verschijnselen mij wel vaker [...]’ (p. 22).
| |
| |
In 1973 wordt de tv-bewerking van Mulisch' toneelstuk Tanchelijn (1960) uitgezonden door de VPRO. Regisseur Dimitri Frenkel Frank (met zwarte hoed) en Harry Mulisch (met Duitse pet) temidden van de ‘cast & crew’ van de verfilming, waarin Jeröme Reehuis (links van Frenkel Frank) de rol van Tanchelijn vertolkte en Henk van Ulsen (zittend voor Mulisch) de rol van Everwachter.
Foto Joop Wijnand.
‘In de zenuwachtige weken van september 1971, die voorgingen aan de geboorte van mijn kind, hield ik mij bezig met huisvlijt. De volgende bladzijden zijn een selektie van een reeks literaire prenten, die toen ontstond.’ Woorden, woorden, woorden (1973) bevat variaties op en typografische spelletjes met de beroemde Hamlet-monoloog van William Shakespeare. Het ‘werd getypt, geknipt, geplakt, getekend, geschreven en van een omslag voorzien door Harry Mulisch. Vijfentwintig exemplaren werden door de auteur genummerd en gesigneerd.’
Boodschap van Harry Mulisch voor Gerrit Borgers, de toenmalige hoofdconservator van het Letterkundig Museum in Den Haag, die in verband met een tentoonstelling een bezoek aan Mulisch wilde brengen. Mulisch ontving in de jaren zestig en zeventig regelmatig gasten in het Amsterdamse grand café Americain, vlak bij zijn huis.
| |
| |
Manuscript van de ‘verantwoording’ uit Volk en vaderliefde. Een koningskomedie (1975). ‘Volk en vaderliefde werd in december 1973 geschreven in opdracht van de VPRO. Die opdracht luidde: kies een gegeven uit Herodotus' Historiën en dramatiseer dit tot een televisiespel van omstreeks een uur. Dezelfde opdracht ging naar een paar andere schrijvers.[...] Uit de [ontelbare] anekdoten, waaruit de Historiën bestaan, heb ik de geschiedenis van Darius' troonsbestijging gekozen, - te vinden in Boek III (“Thalia”: de muze van de komedie), voornamelijk in de par. 61-87.’ Het stuk werd door de VPRO uitgezonden op 11 maart 1976.
| |
| |
Het gedicht ‘Achterberg’, over de door Mulisch bewonderde dichter, verschijnt voor het eerst in de bundel Tegenlicht (1975) en wordt later opgenomen in De gedichten 1974-1983(1987). De definitieve versie van het gedicht luidt als volgt: ‘In de heesters van zijn dagen/ Spande hij gejaagd dat rag/ Tussen zijn droom en haar dood,/ Van zijn pen naar haar stem,/ Over haar lach en zijn stilte/ Tot en met haar oogopslag,// Bang, bang,/ Altijd in zijn haren/ De sporen van de kam.// Schuddend in zijn web gevestigd,/ En in de wind, en in het westen alleen/ Die wolk met steeds brandender rand,// Is hij onzichtbaar en stelt de wet/ Van het weven op,/ Niet die van het web.’
Omslag van Mijn getijdenboek(1975). Op de amslagfoto staat Mulisch met zijn moeder, Alice Schwarz, ±1930. ‘Op dezelfde plek voor het behang met de paradijsvogels: Oidipous en de Sphinx. Hier ergens, rond 1930, begint mijn herinnering, - dat is misschien ook aan de uitdrukking van mijn ogen te zien’ (p. 43). Mijn getijdenboek is een autobiografisch foto-verhaal, waarvan het verhaal in 1951 -bij de bekroning van archibald strohalm - ophoudt, ‘ledere schrijver werkt natuurlijk met het materiaal, dat zijn leven hem verschaft, want hij heeft niets anders; zijn ervaringen en zijn verbeelding gaan steeds nieuwe kombinaties aan en leiden zo tot zijn oeuvre. Maar ik heb bovendien van meet af aan de behoefte gehad, mijn leven ook zonder veel omwegen als mijn leven op papier te zetten; - vandaar nu dit stripverhaal weer, en vandaar ook de vele verwijzingen er in’ (p. 100). Omslagontwerp Renée van de Griend.
| |
| |
Typoscript met aantekeningen van de roman Twee vrouwen (1975). In de doorhalingen zijn nog een aantal niet gebruikte werktitels zichtbaar: In een duister woud, Het afwezige kind en De fontein(en). Voor de omslag is inderdaad een schilderij uit Siena gebruikt: een detail van het fresco ‘De zegeningen van het goede bewind’ van Ambrogio Lorenzetti (†1348). De namen van de personages zijn uiteindelijk niet Fritzi, Petra of Nora, maar Laura en Sylvia.
Duitse vertaling (Wiesbaden/München 1980) van Twee vrouwen door Siegfried Mrotzek.
Omslagontwerp Bine Cordes, omslagillustratie ‘L'escalier’ (1946; detail) van Paul Delvaux.
| |
| |
Engelse vertaling London/New York 1980) van Twee vrouwen door Els Early.
Omslagontwerp John Collings, Omslagfoto Chris Harris.
Franse vertaling (Aries 1986) van Twee vrouwen door Philippe Noble.
Omslagillustratie Renate Belina.
Spaanse vertaling (Barcelona 1988) van Twee vrouwen door Felip Lorda i Alaiz.
Omslagillustratie ‘De vriendinnen’ (±1916-1917; detail) van Gustav Klimt.
Omslag van de dichtbundel De wijn is drinkbaar dank zij het glas (1976), waarin opgenomen ‘Kind en kraai’, een bibliofiele uitgave uit 1975: Een aantal gedichten werd eerder in 1973 en 1974 gepubliceerd in De Gids. ‘Mulisch debuteerde als dichter met de bundel De vogels (1974). Het jaar daarop volgde de bundel Tegenlicht (1975).
Omslagontwerp Elise de Vries.
In 1981 maakt George Sluizer een Engelstalige verfilming van Mulisch' roman Twee vrouwen (1975). Tussen de opnamen door maakt Mulisch een praatje met de hoofdrolspelers. V.l.n.r. Anthony Perkins, Sandra Dumas, Harry Mulisch en Bibi Andersson.
| |
| |
Mulisch bezoekt het Allard Pierson Museum in Amsterdam, november 1976. Tussen 1974 en 1983 werkt Mulisch aan de dichtbundel Egyptisch (1983).
Foto Eddy Posthuma de Boer.
Zelfportret van de schrijver als de Egyptische god Thoth. Thoth is de god van de wijsheid, de wetenschap en de schrijfkunst, schrijver der goden die de wil van de verborgen goden openbaart. Gepubliceerd in de serie ‘Schrijvers tekenen zichzelf’ in De Revisor (april 1977). Het portret is later afgedrukt in dertig genummerde en gesigneerde exemplaren van Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap (1987). ‘Is Thoth vergezocht? Hoezo “vergezocht”? Hij is alleen maar vergezocht voor wie denkt dat hij in Egypte is, maar hij is niet in Egypte, hij is in het Egypte in mij. [...] Thoth. Zijn beeltenis, op de onderkant van de scarabee (die aan de doden in het graf werd meegegeven), draag ik sinds dertig jaar om mijn hals; wanneer de ketting eens breekt en ik moet een paar dagen zonder hem door het leven, dan voel ik mij naakt en bedreigd’ (Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap, p. 31 -32).
Het ironische van de ironie. Over het geval G.K. van het Reve verschijnt op 13 mei 1972 in Vrij Nederland, als afzonderlijke publikatie in 1976 en wordt in 1979 opgenomen in Paniek der onschuld. Mulisch reageert in dit artikel op een passage uit De taal der liefde van Reve, waarin deze zich op een laatdunkende manier uitlaat over Mulisch.
Omslagontwerp Robert Nix.
| |
| |
Op 29 juli 1977 wordt Mulisch vijftig jaar. Ter gelegenheid daarvan wordt hij enkele maanden later in Den Haag (17 september, Appeltheater) en Amsterdam (19 september, Centrum Bellevue) gehuldigd met een muzikaal-literaire soiree: ‘Leven, lijden en triomf van Harry Mulisch’. Een aantal vrienden van Mulisch levert bijdragen aan het programma. Voor de aanvang neemt de schrijver samen met enkele vrienden een aperitief. V.I.n.r. Mulisch, Peter Schat, Wim Duisenberg, Yoka Beretty, Marcel van Dam en Han Lammers.
Foto ANP/Dick Coersen.
‘Leven, lijden en triomf van Harry Mulisch’ werd georganiseerd door Bzztöh. De avonden werden gepresenteerd door Viola van Emmenes en geregisseerd door Dimitri Frenkel Frank. Op de foto v.l.n.r. Lodewijk de Boer, Phil Muysson en Wim Duisenberg leveren hun bijdrage in Centrum Bellevue.
Foto Eddy Posthuma de Boer.
| |
| |
Omslag van het libretto van de opera Axel (1977). De opera werd geschreven door Mulisch en gecomponeerd door Reinbert de Leeuw en Jan van Vlijmen, in opdracht van De Nederlandse Operastichting. De wereldpremière vond plaats tijdens het Holland Festival op 10 juni 1977 in het Circustheater in Scheveningen. Voor het libretto baseerde Mulisch zich op het theaterstuk Axel (1890) van Villiers de l'Isle-Adam. ‘Villiers situeert zijn stuk in 1828, maar in de Tweede Akte van mijn libretto komen aanduidingen voor, dat het zich in het heden afspeelt. [...] Het eerste fragment (“Die Geschöpf hie nieden...”) is afkomstig uit een oude duitse vertaling van de Tabula smaragdina: de aan Hermes Trismegistus toegeschreven dertien oerformules van de alchimie’ (p. 17). De vader van Axel is een terechtgestelde nazi die het goud van het Derde Rijk heeft verborgen: ‘de trouwringen uit de concentratiekampen, de gouden kiezen uit Auschwitz’ (p. 140).
Omslag ‘Jùpiter et Sémélé’ (1896; detail) van Gustave Moreau.
Op 19 december 1977 wordt het oeuvre van Mulisch bekroond met de Constantijn Huygens-prijs van de Jan Campertstichting. Mulisch bekijkt de oorkonde die de toenmalige wethouder van cultuur van de gemeente Den Haag, Piet Vink, hem overhandigt.
Foto ANP.
| |
| |
Harry Mulisch als sfinx in het museum, Jan Hein Donner als suppoost. De prullenbak wordt gesierd door het hoofd van Gerard Reve. Aan de wand een kaart van Oost- en West-Duitsland.
Karikatuur door Siegfried Woldhek, 1977.
Mulisch in gesprek met de Duitse dichter en essayist Hans Magnus Enzensberger tijdens een internationale bijeenkomst in de RAI, maart 1978.
| |
| |
Op 24 februari 1979 ontvangt Mulisch uit handen van de toenmalige minister van C.R.M., mevrouw M.H.M.F. (Til) Gardeniers-Berendsen, de P.C. Hooft-prijs 1977. Tijdens de receptie in de Stadsschouwburg in Amsterdam bekijkt zij de medaille, behorend bij de prijs, nog eens aandachtig.
Foto Bert Verhoeff.
Hans van Mierlo (r) en Maarten Biesheuvel feliciteren Mulisch met de P.C. Hooft-prijs. Naast familie en vrienden bevond zich onder de genodigden de ambassadeur van Cuba. De plechtigheid werd besloten met de vertoning van de verfilming van De grens (uit Oude lucht, 1978), waarin Rijk de Gooijer de hoofdrol vertolkte. De regie was in handen van Bobby Eerhart.
Foto Eddy Posthuma de Boer.
| |
| |
In 1980 publiceert Mulisch een omvangrijk filosofisch werk, De compositie van de wereld. ‘Het is moeilijk te omschrijven wat er in iemand omgaat als hij een programma heeft voltooid, waartoe hij ruim dertig jaar eerder het plan opvatte’ (p. 18). De oorsprong van De compositie ligt in 1949. Nog tijdens zijn verblijf bij de gnosticus Wim Exel in Amsterdam begon Mulisch aan een boek over de theorieën van een waanzinnige, ‘maar toen ik ze begon op te schrijven, vond ik ze eigenlijk helemaal niet zo gek, - integendeel, ik was de waarheid op het spoor!’ (Mijn getijdenboek, p. 111). Deze aantekeningen zijn gemaakt op 25 mei 1950. ‘Uitweiden over het occultisme. Alles is eens occult geweest. Spreken over hun mythe van de geheime scholen in de Himalaya. Kletskoek. Deze geheimen zijn te vinden op de voor hun onbereikbare toppen van de Himalaya in de geest. Deze werkelijke geestesbergen worden nu beklommen.’
| |
| |
Met tussenpozen van soms meer dan een decennium werkt Mulisch aan De compositie van de wereld. Dit typoscript met aantekeningen is geschreven in 1964/65. ‘Natuurlijk heeft dat boek iets jongensachtigs, maar dat vind je bij iedere filosoof. Als je Nietzsche leest, dat is ook jongensachtig, Hegel, Plato. In iedere filosoof, behalve in saaie pieten als Popper of zo, zit iets heel geks jongensachtigs, en dat moet ook’ (Bzzlletin 135, april 1986, p. 9).
| |
| |
Handschrift uit 1976 van De compositie van de wereld. ‘Wij leven in een onbegrijpelijke wereld, zegt men. Beter is het misschien om te zeggen: wij leven in een onbegrepen wereld.’
| |
| |
Mulisch werkt aan akoestische experimenten in zijn ‘geheime laboratorium’. ‘De C en de C1 kunnen in octave relatie tot elkaar staan doordat zij uit elkaar gehouden worden (en tegelijkertijd verbonden) door het tussenliggende geluid. [...] Produceer ik met een sinusgenerator een glissando, dan hoor ik geen enkele toon. Een toon wordt veroorzaakt door een trilling met een bepaalde frequentie, maar bij een glissando is de frequentie op geen enkel moment bepaald: zij verkeert in een toestand van verandering, zodat het geluid geen gelegenheid krijgt, tot een toon uit te kristalliseren’ (De compositie van de wereld, p. 115-116). Achterin het boek zit een grammofoonplaatje waarop de geluidsproef, becommentarieerd door Mulisch, te horen is.
Foto Pot & Partners BV.
Aantekeningen voor de appendix uit de Bijlage bij de eerste druk van De compositie van de wereld (1986). ‘Fig. IV laat zien, dat bij het ontstemde octaaf de amplitude van het bij elkaar opgetelde geluid f1 en f2 constant blijft, alleen het patroon moduleert. Dat men dit “horen” kan is het gevolg van de manier, waarop de hersenen het geluidsaanbod verwerken’ (p. 493). De figuur is afkomstig uit Introduction to the Physics and the Psychophysics of Music (New York 1973) van Juan G. Roederer.
| |
| |
Omslag van de Bijlage bij de eerste druk van De compositie van de wereld (1986). Deze Bijlage (met appendix, namen- en zakenregister) werd als apart boekje gepubliceerd bij de eerste druk. Bij de tweede druk verscheen de bijlage in dezelfde band.
Omslagillustratie ‘The Temple of Music’ uit Utriusque Cosmi Historia (1618) van Robert Fludd.
Het bestuur van De Bezige Bij, ± 1980. V.l.n.r. Johannes Witteman (directeur BB), Harry Mulisch, Jan Honaut, Cees Buddingh’ (voorzitter bestuur), Sjoerd Kuijper, Louis Ferron en Eddy van Vliet. Mulisch nam in 1962 zitting in het bestuur.
Foto Jan van der Weerd.
|
|