Inleiding
De Indische auteurs Maria Dermoût (1888-1962), H.J. Friedericy (1900-1962) en Beb Vuyk (1905) hebben veel gemeen. Ze delen in grote trekken dezelfde tijden en dezelfde plaatsen. Alle drie woonden ze in de laatste decennia van het koloniaal bewind in Nederlands-Indië: Maria Dermoût van 1888 tot 1933 op Java en op het Molukkeneiland Ambon, Friedericy van 1922 tot 1946 op Celebes, Sumatra en Java en Beb Vuyk van 1929 tot 1958 op Java en het Molukkeneiland Boeroe. Alle drie zijn ze beïnvloed door Indische orale tradities. Uit hun werk blijkt overal een gevoel van vriendschap en verbondenheid met Indië. Alle drie zochten zij een houding tegenover de tijd. Maar hoe verschillend.
Maria Dermoût werd geboren en getogen in Indië. Zelf afkomstig ‘uit de suiker’ trouwde ze met een jonge jurist uit Nederland die het tot president van het Indische Hooggerechtshof zou brengen. Als zodanig behoorde ze tot de upper class van de koloniale samenleving. Als serieus auteur debuteerde ze pas op tweeënzestigjarige leeftijd in 1951, toen ze al weer bijna twintig jaar in Nederland woonde. Haar werk heeft een religieus-filosofische inslag en evoceert de samenhang tussen alle verschijnselen van de schepping, zowel de zichtbare als de onzichtbare, zowel de tegenwoordige als de voorbije. Door de kracht van de herinnering poogt ze het voorbijgaan van de tijd tegen te gaan. Tegendelen worden tot een eenheid.
Anders dan Maria Dermoût werd H.J. Friedericy geboren en getogen in Nederland, als zoon van een directeur van een postkantoor. Met het oog op een carrière als bestuursambtenaar ging hij in Leiden Indologie studeren. Als ambtenaar was hij lid van de uitvoerende macht op Celebes, Sumatra en Java. In de Japanse kampen ontwikkelde hij zich tot een schrijver. Zijn literaire oeuvre, dat zich vooral op Celebes afspeelt en dat vanaf 1947 gepubliceerd werd, toen hij Indië al verlaten had, is sterk beïnvloed door de goedwillende, maar paternalistische uitgangspunten van de ethische politiek, wat vooral goed merkbaar is in De raadsman, dat gaat over de subtiele relatie tussen een Nederlands bestuursambtenaar en zijn inlandse assistent. Friedericy heeft altijd de gewelddadige wijze waarop Indonesië onafhankelijk werd betreurd. Hij had gehoopt op een verzelfstandiging in goede verstandhouding, zoals in een harmonisch gezin de zoon zich liefdevol losmaakt van de vader.
Beb Vuyk schrijft vanuit een heel andere achtergrond. Net als Friedericy is zij geboren en getogen in Nederland, in een gezin uit de middenklasse waarvan de vader ingenieur was. Haar