| |
| |
| |
Kasteel Horn ligt als een sprookjesburcht in Neêrland's romantische Zuiden.
| |
| |
| |
Limburg
Het romantisch Zuiden
Een woord vooraf
Dit deeltje van ‘Ons mooie Nederland’ is bestemd voor al degenen, die Limburg kennen, het bezochten en liefkregen, als een herinnering aan hun dagen en tochten, in het mooie land van Maas en Geul, als een gedachtenis aan het vele, dat zij er zagen en genoten.
Maar eveneens is dit boekje geschreven voor degenen, wien Limburg nog onbekend bleef, om dezen in te leiden in de bijzondere atmosfeer van ons uiterste Zuiden, de romantisch-dichterlijke atmosfeer, die er hangt over die kleurenrijkste, levendigste en minst Hollandsche onzer provincies.
Samenwerking heb ik gezocht met Dr. Felix Rutten, den bekenden Limburgschen dichter, die, als geen ander, de schoonheid van zijn romantisch geboorteland heeft bezongen en beschreven en van wien ik wist, dat hij ook het onbekende Noorden de aandacht zou schenken, welke het zoo zeer verdient. Wanneer de Hollander over Limburg spreekt als schoonheidsland, bedoelt hij daar mede te dikwijls alleen de Geulvallei. Voor velen toch resumeert de naam van Valkenburg ten onrechte het hééle Zuiden. Om de aantrekkelijkheid van het heuvelende Zuiden, zóó algemeen bekend, dat zij bijna spreekwoordelijk mag heeten, is - toeristiek gesproken - het merkwaardige overige Limburg tot nog toe veel verwaarloosd, al is het opmerkelijk om zijn oude kasteelen,
| |
| |
mooi om zijn landschappen, eigenaardig door zijn tegenstelling met het Zuiden en niet minder belangrijk om zijn historische herinneringen.
Wanneer hier, naast het streven om onze mooie zuidelijke provincie bekend te maken aan geheel Nederland, met een enkel woord gewaagd wordt van het Limburgsche vreemdelingenverkeer en het Limburgsche toerisme, waaraan ons boek ook dienstbaar hoopt te zijn, dan dient allereerst gezegd, dat een der factoren, die er toe heeft medegewerkt om het Noorden buiten de belangstelling der niet-Limburgers te houden, het volstrekte ontbreken is van eenige naar buiten werkende organisatie tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in heel Limburg.
Bereikbaar werd Noord-Limburg's rechter Maasoever eerst door den aanleg van de Maas Buurtspoorweg Nijmegen - Venlo. De directie heeft aan het gemis van eenig werkje over de streek, welke haar lijn uit het isolement ophief, tegemoet trachten te komen door de uitgave van een rijk geïllustreerd boekje, in luchtige vlotheid geschreven door Jhr. Jan Feith. De tramlijnen Venlo - Maasbree en Odiliënberg - Roermond - Thorn, belangrijk voor Midden-Limburg, zijn eveneens van recenten datum. De veranderde loop der groote sneltreinen, die nu van Holland over Weert naar Maastricht snorren, hebben het eerste plaatsje uit zijn vereenzaming getrokken, maar daartegenover ook Venlo thans vrijwel uitgeschakeld.
Zuid-Limburg heeft toeristiek onbetwistbaar een grooten voorsprong op de rest der provincie, daar het landschapsschoon hier samengedrongen ligt binnen eng bestek, zoodat men al wandelend van dorp tot dorp de streek kan doortrekken, zonder zich gebonden te voelen aan verkeersmiddelen. Toch is het Zuiden ook hierin bevoorrecht, want reeds jaren geleden werd de lijn Maastricht - Valkenburg - Aken, aangelegd, terwijl die van Sittard - Kerkrade (Herzogenrath) het verkeer
| |
| |
door de Geleenvallei vergemakkelijkte en Heerlen tot bloei bracht. Voeg bij deze nog het lijntje van Heerlen via Klimmen naar Valkenburg, dat eenige jaren geleden het toerisme ten goede kwam en men ziet duidelijk, dat hier de mooiste punten gemakkelijk en snel bereikt kunnen worden. Ook het tramnet, dat de mijnen voor Zuid-Limburg ten gevolge zullen hebben, zal menig nog thans vergeten dorpje de baten brengen van een snel zich ontwikkelend zomersch toeristen-verkeer.
Ten slotte zij er hier op gewezen hoe de hoofdstad der provincie in normale tijden door de stoomtram naar Glons, naar Maeseyk en naar Tongeren, naast de spoorwegen naar de beide groote steden Luik en Aken, even over de grens, een aangewezen toeristenstad was voor heel Zuid-Limburg.
Maar hoezeer de spoorlijnen ook het vreemdelingenverkeer hebben bevorderd, hoezeer de Staatsspoorweg-Maatschappij door goedkoope reisgelegenheden Zuid-Limburg nader heeft gebracht tot het vacantie-nemend Holland, ook zonder één tramlijn zou Valkenburg toch een geliefkoosd verblijf voor vreemdelingen geworden zijn. Hetzelfde bewijzen thans nog Gulpen en Epen. Wacht het eerste niet reeds jarenlang op een tramverbinding langs den grooten straatweg met Maastricht en Aken en ligt het laatste dorpje nog niet totaal afgesloten van de wereld? Maar toch zijn de hotels ieder seizoen er vol, toch treft ge ook reeds in Geulle en Houthem, in Meerssen en Beek ieder jaar meer en meer vreemdelingen, omdat Zuid-Limburg ook voor hen, die er het fietsen te bezwaarlijk vinden om de lastige hoogten - gevaarlijke hellingen treft ge telkens op uw weg - aanlokkelijk genoeg is als onvolprezen wandeldorado.
Voor Noord- en Midden-Limburg is dit veel minder het geval. Daar toch zijn de afstanden van plaats tot plaats te groot en is er over het algemeen te weinig
| |
| |
afwisseling van landschappelijke schoonheid. Toch geeft de ‘Gids voor Roermond en Omstreken’ meer dan één verlokkende wandeling aan en de wijdere omgeving van Venlo zal - wanneer de Duitsche grens weer open is - een uitverkoren oord blijken voor grootere voettochten. Voor fietsers is Noord- en Midden-Limburg vooral een heerlijke streek, want de zandgrond en de effenheid van het terrein maken daar de goede wegen mogelijk, die in het klei-vette heuvelige Zuiden zoo dikwijls pijnlijk gemist worden.
Dit alles neemt niet weg, dat zoo we reeds schreven, Noord-Limburg ook op toeristisch gebied bij het Zuiden achtergebleven is: het mist een ‘riviera’ zooals Zuid-Limburg die heeft in zijn Geuldal.
Venlo, ruim met hotels voorzien, is en blijft niettemin een koopstad, die van hare mooie ligging tot heden niet in 't minst partij getrokken heeft om toeristen een prettige verpoozing te bieden. Nu ‘Venlo's Belang’ voor het bevorderen van het vreemdelingenverkeer weinig kon zijn, droomt men er meer van een Maashaven, dan van een ‘Kurort’.
Van nature aangewezen om een heerlijk rustig verblijf te vormen voor vreemdelingen, die gezonde lucht en mooie wandelingen vragen, waren de dorpen Well, Wansum en Geysteren; maar de rooiing der lanen van het Wellsch kasteel en de ontbossching van het gebied van Geysteren hebben ten eenenmale deze mogelijkheid te niet gedaan.
Met het oog op de nabijheid van Geysteren heeft Venray met eenige goede hotels zich ook wel op den voorgrond geplaatst als toeristencentrum, maar het ontbreken van stroomend water, de vereenzaming van het plaatsje in de wijde heidestreek, misschien ook de aanwezigheid van het groote krankzinnigengesticht, waren minder gunstige omstandigheden.
| |
| |
Zoo bleef voor Noord-Limburg alleen het hotel de Plasmolen over, maar wie aldaar zijn tenten opslaat, is alhaast geheel buiten de in dit deel beschreven provincie.
Ook Roermond, dat een ideaal woonstadje is wegens zijn vele goede scholen, zijn op hoog peil gebracht vereenigingsleven en den royalen aanleg van zijn stratenplan, heeft ondanks het bestaan van de vereeniging: ‘Roermonds Belang’ nog maar weinige Hollanders verlokt tot een langer verblijf ter plaatse of in de kasteelenrijke omgeving.
Sittard eindelijk had door zijn gunstige ligging en de liefelijkheid zijner golvende korenlanden het uitgangspunt moeten vormen voor de mooie haast onbekend gebleven Geleenvallei. Het Duitsche spoorlijntje Tüddern - Geilenkirchen, de gemakkelijke spoorverbinding over Heerlen met Valkenburg, de nabijheid van de schilderachtige Maasvallei, die haar schoonheidsapotheose vindt in Geulle, zijn even veel aantrekkelijkheden, die het lustige stadje van jolyt stempelen tot een aangewezen middelpunt van zomersch verkeer. Maar Sittard heeft ondanks de bemoeiingen zijner vereeniging ‘De Kollenberg’ maar weinig gedaan om menschen te trekken, behalve in het jubileumjaar 1913 toen het een grootsch-opgezette tentoonstelling hield. Het stedeke scheen, evenals Roermond genoeg te hebben aan zijn jaarlijksche bedevaartgangers, die echter geleidelijk in aantal verminderen en sedert den oorlog bijna geheel weg bleven.
Heerlen, dat met zijn Kneipp-inrichting ééns veel zieken trok, werd de industrieele hoofdplaats van het Nederlandsche mijngebied en ging aldus voor het toerisme verloren, zoodat er dan behalve de toeristen-dorpen van het Geuldal, alleen Maastricht overblijft, dat zijn in 1889 opgerichte V.V. (die den on-Nederlandschen naam voerde van ‘Maastricht Attractions’) nog zag opheffen.
De actieve en krachtige vereeniging: ‘Het Geuldal’,
| |
| |
heeft, sedert Betsy Perk Neêrland's Zwitserland voor Holland ontdekte en beschreef, alles gedaan, wat een goede vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer te doen heeft. In samenwerking met zustervereenigingen en de Staatsspoorweg-Maatschappij werd op groote schaal reclame gemaakt voor dit uiterste Zuiden. Zoo verrees hier hotel naast hotel, werd het Geuldal van Maastricht tot Gulpen een zomeroord voor vrijaf zijnde stadsmenschen. Begrijpelijk, dat het in de laatste kwart eeuw ook het meest beschreven en bezongen werd.
Want al hebben de bekende historievorschers A.J. Flament, A.F. van Beurden met Welters en anderen ook het hunne er toe bijgedragen om het Noorden bekend te maken, het Zuiden bleef vooral toch de aandacht trekken, vooreerst om zijn rijken bodem en zijn zeldzame flora, maar ook om zijn ingewikkelde locale geschiedenis, die ijverig bestudeerd is door Slanghen, Habets, Russel, Franquinet, Flament, Goossens, M. Rutten, Th. Dorren, Hoens en andere Zuid-Limburgsche historici van meer dan gewestelijke reputatie.
Tegenover Emile Seipgens, die te Roermond thuis hoorde en den nieuweren romanschrijver Maas, welke de Peel zijn volle aandacht schonk, stelt het Zuiden het letterkundige werk van Ecrivisse, Dautzenberg, Lambrechts Hurrelbrinck, Emile en Frans Erens en vooral van Marie Koenen en Felix Rutten.
Ook de schilders lieten zich blijkbaar alleen nog maar door het romantische Zuiden inspireeren. Daarvan getuigt uit den aard der zaak vooreerst de Maastrichtsche school met Eberhard, Graafland, Windt, Jules Brouwers, maar ook vertellen dat de stukken van Konijnenburg, Bogaerts, David Bautz, Willem van den Berg, Theo Goedvriend, Ype Wenning, Gouwe en Van Maegeren.
Zij het om de industrie of om de schoonheid, om het
| |
| |
uitgebreid hotelwezen of zelfs om den oorlog, die er rakelings aan voorbij ging, altijd weer was het 't lokkende Zuiden, dat de aandacht trok boven de andere gouwen der provincie en in het Zuiden zal dit jaar ook de glorie route gelegd worden van den vijfden Bondswandelweg, die honderden en duizenden wandeltoeristen nader zal weten te brengen tot land en volk van Zuid-Limburg.
Wij willen het Zuiden in niets te na doen en hebben aan dat bevoorrecht gedeelte van de provincie ook een ruime - ja de ruimste - plaats gegeven in dit boekske. Maar we hebben toch op menige pagina den wensch uitgesproken, dat de toerist eens eindelijk moge inzien dat ook het Noorden en Midden van Limburg zijn landschapscharme heeft, niet weinig verdienstelijk in beeld gebracht door den bekenden photograaf Aug. F.M. Vogt, toen hij met een woonwagen van kasteel tot kasteel trok door ‘onbekend’ Limburg.
Het is me een voorrecht, dat ik het lyrische proza van Dr. Felix Rutten kan verluchten met de karakteristieke foto-beelden van Aug. F.W. Vogt. Daarnaast ben ik een woord van dank verschuldigd aan verschillende amateurphotografen, die het beste gaarne afstonden, wat er in de provincie was gemaakt, om deze uitgave te doen zijn een aantrekkelijke reclame voor de Limburgsche schoone stad en het Limburgsche romantische land. Hier dienen genoemd te worden Prof. Wismans te Rolduc en Dr. W. Goossens te Maastricht, de hh. Charl Jelinger te Maastricht, Joseph Crolla en Vermeulen te Valkenburg, Jean Bloemen, M. Boermans en Gebr. Janssen te Venlo, terwijl zoowel de Katakombenstichting te Valkenburg als de Rijksmonumentencommissie te 's-Gravenhage, door het ter reproductie afstaan van belangrijke foto's, een blijk van gewaardeerde belangstelling in dit deel van ‘Ons mooie Nederland’ gaven.
| |
| |
Dr. Felix Rutten zoowel als ondergeteekende, mochten bij het samenstellen uit vele plaatsen in Limburg belangrijke gegevens en aanwijzingen ontvangen, en zoo konden wij ons reeds lang gerijpt plan dezen vorm van uitvoering geven. Zoo ontstond door veler medewerking dit boekje, dat niet alleen den Nederlander wil wijzen op het schoon van Zuid-Limburg, doch dat evenzeer het meest nog onbekende gedeelte van Midden- en Noord-Limburg in woord en beeld nader wil brengen tot allen, die belang stellen in de waardeering van ons mooi Limburg, in de toekomst van het Limburgsche vreemdelingenverkeer en het Limburgsche toerisme.
Arnhem, Sprokkelmaand 1918.
D.J. van der Ven.
|
|