Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] IV. Herfst. [pagina 117] [p. 117] Gelijk een ruiter. Gelijk een ruiter door zijn vurig paard Wordt onverpoosd gevoerd van oord tot oord, Zoo snelt het leven rustloos met ons voort Naar 't doel welks kruinen 't oog maar niet ontwaart. Verlangend heeft die ruiter vaak gestaard Waar rust hem lokt aan koelen waterboord, Waar liefde wenkt en roept met vleiend woord; Maar 't teugloos ros rent steeds in vlugger vaart. Doch eens komt die bekende - al kent hem géén - Die levende onder menschen zonder naam, Wiens koude mond maar eens den mond ons kust. Daar wacht hij, grijpt den toom: ‘stijg af en rust!’... Als kille graflucht waait der woorden aêm: De ruiter zakt op 't steigrend ros ineen. Vorige Volgende