zoveel sprookjesachtigs van verteld wordt, heb ik nog niet, omdat ik de gevolgen doorzie: almaar schuimomelettes en zelfgebakken cakes, en als niemand het verschil proeft, zeuren of ze misschien denken dat het een hotel is hier. Evenmin wil ik een wasmachine hebben, sinds ik gelezen heb dat door de uitvinding van deze werkbesparende machine Amerikaanse huisvrouwen hun lakens nu twee maal in de week wassen in plaats van eenmaal.
Het ergste van alles schijnt een auto te zijn. Als je die eenmaal hebt, moet je hem niet alleen steeds wassen, smeren, voeden, stofzuigen en ontdeuken, je moet er ook geld voor gaan verdienen. Ik ken verschillende mensen die haast niets leuks of vriendelijks meer kunnen doen, omdat ze zich sinds ze een auto hebben dat niet meer kunnen permitteren. ‘Jij hebt makkelijk praten,’ zeggen ze, ‘maar jij hebt ook niet twee kinderen en een auto en een knots van een huis om voor te ploeteren.’
Niet dat ik niets wil hebben, omdat ik zo tevreden of bescheiden ben. Integendeel, ik heb zulke hoge eisen dat ik voortdurend teleurgesteld ben. Want in principe wil ik alles wel hebben. Maar dat wat ik werkelijk wil moet, geloof ik, nog uitgevonden worden: een all-round bezit dat alle additionele bezit, inclusief onderhoudskosten en reinigingsmiddelen, overbodig maakt, en niets meer te wensen overlaat. Een soort volautomatische bezitsthermostaat. Dan heb je er verder geen omkijken meer naar.