bende de ooghen als vlammen viers, welcke vlammen schenen te comen als in mijnen mont, waer door dit monster my socht te benouwen, ende my in te gheven dat ick met mijne tonghe noch veel soude sondighen, waer in ick my niet seer en turbeerde, maer trachten my in dese benoutheydt te versincken in mijnen niet. Dan op den sevensten dagh van dese inwendighe tempeeste: soo ick de heylige Communie ontfanghen hadde, scheen ick een inwendigh getuyghen te gevoelen in mijnen gront datter s'anderdaeghs in my eenighe veranderinghe soude comen, 't welck alsoo geschiet is.
42. Want alsoo ick onder de Hoogh-misse, onder het Offertorium versocht, dat ick door de cracht vande Transubstantie van het broot in het Lichaem Christi mocht herstelt worden in Godt mijnen oorspronck: soo scheen onder het op-heffen van het Lichaem Christi, dat ick inden geest mede opghenomen wierdt, ende twee Engeltiens sagh, die mijn siele waschten en suyverden in het dierbaer Bloedt Christi, ende ick wiert alsdoen verlost van allen die voorseyde perssinge ende benoutheden, ende bleef in eenen grooten inwendigen vrede ende stilte des gheest.