Cort begryp van het godtvruchtigh ende deughtsaem leven van Sr. Anna van Schrieck
(1698)–Johanna-Maria Michielssens, Anna Rossoms– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
seyt, dat ick moest trouwen met de Godtheydt; ende dat in het communiceren de Onder-trouw soude gheschieden; ende het scheen dat een jaer daer naer de trouw soude volbrocht worden. Ende dat de Bruydts juweelen souden sijn Cruyssen en lijden. 13. Het jaer daer naer 1685. op den selven Feestdagh, soo ick de heylighe Communie ontfanghen hadde, versocht ick vanden Heere, dat hy mijn siele nu wilde trouwen voor sijne Bruydt. Ende ick scheen te sien met mijn inwendigh ghesicht, dat den Heere my dat toe-stont, ende dat mijn siele bekleet wiert met de menscheyt Christi, als met een klaerblinckende licht ghelijck de Sonne, hoe wel eenighsins als wat verduystert. Ende my scheen ghegeven te worden eenen rinck van ghetrouwigheyt; ende dese geestelijck Trouw geschiede inde presentie vande heylighe Moeder Godts, en van den heylighen Joseph. Dese duysternisse wiert my gethoont, te zijn eenige cleyne onghetrouwigheden, als van te veel reflectie te nemen op mijn invallende gedachten en onnoodige woorden, al en geschieden dat niet vrywillighlijck, maer door een niet getrouw ghenoegh waer-nemen mijns selfs. 14. Ende soo ick noch eenighen tijdt in stilte bleef, scheen my noch op een innigher manier geseydt te worden, dat ick moest woonen inde diepte oft dellinghe, 't welck ick verstont te zijn een oprechte vernietinge mijns selfs, en van alle creaturen | |
[pagina 85]
| |
buyten Godt. Ende als ick soo geheel voor Godt sou sijn, Godt oock geheel voor my soude zijn: ende soo ick badt voor eenige persoonen, ende noch voor andere saecken, verstont ick inwendigh, dat ick die al in Godt soude worpen, ende dat hy die altemael soude bestieren tot saligheydt. 15 Den dagh daer naer, ende noch eenighe naer-volgende daeghen, bevont ick my als teenemael in Godt overformt te zijn; soo dat ick oock in uytwendighe occupatien gheduerigh behiel het genieten van de teghenwoordigheydt Godts op het alder-innighste. Sedert dese geestelijcke trouw, heb ick inwendigh somtijdts die Goddelijcke omhelsinghe ende caressen ontfanghen vanden Beminden. |
|