De zingende kraamer of Vermaakelyke Krispyn(1708)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Opdragt Aan C. Rosseau. VErlof, Doorlugte Broer, en vrind; Dat 'k u dees Kraamer op mag dragen, Mits gy de Poeëzy bemind, In 't bloeyenst van u Jonge daagen; Gy schynd door Pallas op gekweekt, Om voor myn kreup'le Rym te kampen, Uw deugd door alle nevels breekt, Bescherm myn Kraamer, die veel rampen, Geleeden heeft eer hy tot hier, Is met zyn Mars in 't Land gekomen, Ik hoop, het strekt u tot pleysier, Want wyl gy 't leest, zuld gy niet droomen, Door dien Krispyn, dat weet ik wel, De vaak uyt uw gezigt zal houwen, 't Geen hy verkoopt, is uyt de tel, Van raarityt, voor Mans en Vrouwen, Hy zingt, en springt, wyl hy verhaald Wat hy al heeft bezogt, voor deezen, [pagina 4] [p. 4] En waar dat hy al heeft gdwaald, Dog zoo 't niet naar uw zin moogt weezen, Roept vry, dat ik van 't spoor af ben, Met al dit mal gebrus te Schreyven, Gy weet wel Broeder, dat ik ben Een Broddelaar, die nooyt geen Schreyven Geleerd heeft, op het Hooge School, Om veelderhande Taal te leeren, Ik zing maar zoo wat om de kool, Voor die de Snaakigheyd begeeren. J. ROSSEAU. Vorige Volgende