Het vermakelyke minne-spel, of toneel der liefde(ca. 1730)–Jakobus Rosseau– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Zamenspraak gehouden tusschen Aap en Pleun. Stem: Van de Schagerlaan. WEl Pleuntje lief myn zoete Pry, ô! Gut ik ben zo waar heel bly, Zegt wanneer zult gy my genezen? Ik leef nog tussche hoop en vrezen, ô! Buisje lief, Myn honingdief, Ontfangt van my dees Minne-Brief. Zeg Jaap wat zou ik met jou doen? Gy hebt geen Land, geen Vee, geen Poen, Ook zyt gy nog wat jong van jaren, Hoe zoud gy dog de knap bescharen? Jou regte guil, Jou melkmuil, Je bent verkeerd van hier jou uil. Wel Pleun ik heb wat Land gehuurd, En vette Pouw in onze Buurt, Die zeid ik kan tien Koeien halen, [pagina 92] [p. 92] Op twalef maanden te betalen, Dus word ik Meid, Dat my verbleid, Haast Boere Baas in korten tyd. Na Krelis dood kryg ik myn Lief, Zyn Huisraad, en een Rente-brief, Waar op ik s'Jaarlyks zonder gekken, Kan even veertig gulden trekken, Hy heeft veel kluit, En menig duit: Dus Pleuntje werd dog Jaap zyn Bruit. ô! Vrind hoopt gy op erffenis, Dan zyt gy by myn soolen mis, Ook staan ik niet na uw te wagten, Dus steld op my nooit uw gedagten, Zoekt na een Maagd, Die gy behaagd, En die u weder liefde draagt. Wel Pleuntje ben ik u te lomp? Te morzig, slordig, of te plomp? 'k Heb iets dat zal uw wel behagen, Ja gy zult daar niet over klagen: Al wat ik spaar, En wat ik gaar, Dat is voor u zo zeker waar. [pagina 93] [p. 93] Hé zegje dat! wel goede Vrind, Geeft dat aan een die u bemind, 'k Ben om dat vetje niet verlegen, Dus gaat en wandeld uwe wegen: Wel nortse vel, Pleun Pimpernel, Je bent een Pry versta je 't wel. Zwyg Jaap en loop maar zoetjes heen, En denk dat is een blaauwe scheen. Vorige Volgende