De evangelische triumph-wagen, by de welke de treffelijke daden des koninkx der glorie
(1654)–Jacob Rosant– Auteursrechtvrij
Wys:
| |
[pagina 426]
| |
4. O Doodt, wilt mijn te deegh verklaren,
Eer dat ik proef uw' wreedt gewelt,
Wilt mijn togh eens veropenbaren,
Wat dat gy sijt, waer toe gestelt.
5. Ik ben een deur, om te passeeren
Naer Hel, naer Heemel, leert dit wel,
Ten Heemel gaen die Goodts Wet eeren,
Ter Hellen al die sijn rebel.
6. Ik ben een grouwel, schrik en vreese,
Die hebben Goodes wil veraght;
Ik ben een soeten troost voor deese,
Die hebben trouw Goodts wil volbraght.
7. 'k Ben om de Siel te doen verscheyden
Van 't Lichaem, wanneer komt de tijt,
Die tijt komt sonder te verbeyden,
En die verrast 'er veel subijt.
8. Ik bid' u Doodt, met goet betrouwen,
Of mijn de tijt quam veel te ras,
Dat gy die dan wat wilt ophouwen,
Tot dat het beeter komt te pas.
9. Al waert gy schoon de Paus van Romen,
Al waert gy schoon den Keyser groot,
Soo sal ik op mijn tijt wis komen,
En brengen u in stervens noot.
10. Ogh Heer, wat sal ik dan beginnen,
Den tijt van sterven weet ik niet,
Mijn selven moet ik gants verwinnen,
Wil ik niet koomen in 't verdriet.
11. Ik weet dat het is uw' sententi,
Die koomen wil ter Saligheyt,
Die moet in tijdts doen Penitenti,
Of anders is hem d' Hel bereyt.
12. Den vyant wil ik nu versaken,
Ook vleyschs, en 's Weerelts ydelheyt,
Op dat ik magh by Godt geraken,
Begeeven mijn tot eenigheyt.
| |
[pagina 427]
| |
13. Wegh vrienden, die met yle woorden
't Ontsteelen pleghten mijnen tijdt,
Van wie men selden goet aenhoorden,
Ik wil mijn maken wat aen sijdt.
14. O Heere, gy sult niet versmaden
Een droevigh en ootmoedigh hardt,
Het welk hem sonder te versmaden
Gestadigh om sijn Sonden smardt.
15. Gy immers woudt aen 't Kruyce sterven
Voor alle menschen, goed, en quaed,
Daer om soo hoop ik te verwerven
Vergiffenis door uw' genaed'.
|
|