De evangelische triumph-wagen, by de welke de treffelijke daden des koninkx der glorie
(1654)–Jacob Rosant– Auteursrechtvrij
[pagina 310]
| |
Wys: Komt een voor een.HEer Iesus die quam alle daegh
De lieden in den Tempel leeren,
Dewelke waren wonder graegh,
En hoorden hem met groot begeeren.
De Priesters en de Ouderlingen,
Die seyden, seght ons uyt wat maght
Dat gy hier doet al sulke dingen,
Men t'samen hier op antwoort waght?
2. Heer Jesus heeft tot haer geseyt,
Ik sal u ook een woortjen vragen,
Geeft gy-lie mijn hier op bescheyt,
Dan sal ik u antwoort op-dragen,
Johannis Doopsel, toont met reeden,
Was' t van den Hemel, of van mensch?
Op deese vrage, van u heeden,
Ik eene goede antwoort wensch.
3. Maer sy-lie doghten in haer hooft,
Indien wy van den Heemel seggen,
Waerom hebt gy dan niet gelooft,
Hy tegens ons sal weeder-leggen;
Indien wy van den mensch verklaren,
Soo hebben wy seer groote vrees,
Gesteent te worden van de Scharen,
Want hy is een Propheet by dees.
4. Daerom antwoorden sy seer sleght,
Van waer het is, wy niet en weeten:
En Jesus heeft weerom geseght,
'k Sal u ook geen bescheyt toe meeten,
| |
[pagina 311]
| |
Mijn maght en sal ik u niet toonen,
Dus spreekt hy in parabolen;
Daer was een Man, die had twee Soonen,
Die hy beval te werriken.
5. Den eersten seyde, Vader neen:
Maer daer na quam hy tot bekeere,
En na sijn werrik gingh hy heen.
Den ander seyde, wel, mijn Heere,
Maer hy het werrik niet aen-leyden.
Seght mijn eens wie van deese twee
Gehoorsaem was? en sy-lie seyden,
Die welk sijns Vaders wille dee'.
6. Hier op seydt Jesus datelijk,
U, Hoeren ende Publicanen
Voor sullen gaen in Goodes Rijk.
Johannes u-lie quam vermanen
De weegen des rechtvaerdigheede:
Maer gy-lie hem geloofden niet;
Dogh deese waren voor u reede,
Gy looft niet al hoewel gy siet.
|
|