Rethoricale wercken
(1562)–Anthonis de Roovere– Auteursrechtvrij
[Folio 26av]
| |
Maeckt v ghereedt alle ghelijcke
Ghy en muecht niet langher blijuen hier.
Al in dat lantschap vanden mollen
Moet dy trecken sonder waen
Al wildy daer teghen strijen of grollen
Ten mach v helpen niet een spaen
Als de bode coempt tis ghedaen
Hoe ionck, hoe schoone, hoe vroom, hoe wijs
Als dopperste ghebiedt, soe moet ghy gaen
Trecken int landt van mollengijs.
Der mollen Heere, dopperste prins
Die de mol schiep, de blinde beeste
Heeft ontboden haer Engins
Onder tvolck minste ende meeste
Dat sy commen ter molle feeste
Daer sy hofhouden onder deerde
Als dlichaem sal scheeden vanden gheeste
Salmen elck dienen naer zijn weerde.
De Paus ende zijn Cardenalen
Moeten alle tdeser feesten sijn
Legaten, Bisschoppen, Dekens, Officialen
Prochiepape, Predicare, Jacopijn
Freerminueren, Vrouenbruers ende Augustijn
Priesters, Clercken, ende Meester wijs
Dese moeten alle binnen corten termijn
Trecken ter feesten te mollengijs.
Saertroosen, Monnicken, Regulieren
Bogaerden, Lollaerden ende Cluysenaren
| |
[Folio 26br]
| |
Fratres wilt v ghereeden schiere
Nonnen, Baghijnen wilt mede varen
Clopsusters, Susters, Bedelaren
Ende alle die leuen nae den gheeste
Maeckt v bereedt sonder sparen
Ghy moet al trecken ter mollen feeste.
Keysers, Coninghen, Hertoghen, Grauen
Baenrotsen, Ridders ende Jonckheeren
Ende voort alle rijcke van hauen
Wilt v tallen duechden keeren
Want den wech die moetty leeren
Ter feesten te commene te mollengijs
Maeckt v ghereet, dat ghy met eeren
Daer muecht ontfanghen lof ende prijs.
Cancelliers, Bailious, ende Souuereyns
Shouthetens, Amptmans, ende Dienaren
Schepenen, Meyers, ende Castelleyns
Ontfanghers, Rentmeesters ende Wisselaren
Hoofmeesters die de salen bewaern
Portiers, Cocx, smaeckt wel ten keeste
Ende die edele Zeeman moet varen
Met zijnen schepen ter mollenfeeste.
Ghy machtighe Poorters ende Bourgoys
Ghy rijcke Pachters ende Rentieren
Al zijn v solders, vol corens vol hoys
V kisten vol ghelts, ende v fortchieren
Ghy rijcke Cooplieden ende Drapenieren
Al zijn v kisten vol meerssen vol wollen
Ghy sult oock moeten trecken logieren
| |
[Folio 26bv]
| |
Jn dat landtschap vanden mollen.
De Coninck der mollen heeft doen ontbieden
Met zijnen bode stijf ende sterck
Al teenemale de Ambachts lieden
Dat sy oock moeten laten werck
Dus rade ick elcken, dat hy neme merck
Om goede herberghe ende logijs
Want claer gheseyt, ghy moet int perck
Ter feesten commen van mollengijs.
Der mollen Coninck heeft doen vermanen
Alle ionghe ghesellen fijn
Met corte keerels, met langhe palanen
Aen haer schoen, ende aen haer pattijn
Voort alle stortstekers wie sy zijn
Legt af v sweerden, v walsche dollen
Want ghy moet eer lanck termijn
Trecken int landtschap vanden mollen.
Selden is volmaeckt de feeste
Daer vrouwen ghebreken ofte ionckvrouwen
Dies zijnse ontboden minste ende meeste
Ter mollen feeste in goeder trouwen
Langhe sleypsteerten ofte bonte mouwen
Noch tuyten en doruen sy hebben twint
De mollen die daer haer feeste houwen
Sy en soudent niet sien, sy zijn al blindt.
Dese meyskens zijn oock alle ghedaecht
Die te vastenauonde pijpers hueren
Eest dienstbode, voestre oft maecht
Die haer voeten te dansene rueren
| |
[Folio 27r]
| |
Dese moeten wech in corter vren
Hoe ionck sy zijn, hoe blijde van gheeste
Dit danssen, dit reyen: mach hier niet dueren
Ghy moet ghaen danssen ter mollen feeste.
|
|