De gedichten van Anthonis de Roovere
(1955)–Anthonis de Roovere– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 345]
| |||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Met ongheruster herten zwaer.Met ongheruster herten zwaer
Sliepic ende es zeere onlancx ledenGa naar voetnoot2
Daer creech ic Inlic zulken vaerGa naar voetnoot3
Bij drome In bens noch niet te vredenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ic zach een beelde zoo ruut besnedenGa naar voetnoot5
Leuende staende naer mans ghedaneGa naar voetnoot6
Mij vreest dat Icker af vermaneGa naar voetnoot7
Sijn haer stont recht up gheresen
Als borstelen die te stoorme staenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zijn hooren die waren bouen desen
Lanc naer ezels hooren ghedaenGa naar voetnoot11
Zijn ooghen ende mont hadden ontfaen
Properlike maecsel met allen cleeneGa naar voetnoot13
Zijn baert naer mijns zins ouerslaenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Hinc dalende meer dan andre gheeneGa naar voetnoot15
Ghelijc der zwane hadde hij den hals
Maer crom my gruwelde dat ict sachGa naar voetnoot17
Een leeu die maecte veel ghescals
Die in de stede zijnder herten lachGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Zijn rechter hant zoo Ict zegghen mach
Dochte my eens arents clau niet elGa naar voetnoot21
Ende zijn luchter doe ic ghewachGa naar voetnoot22
Den voet van eender crevitse felGa naar voetnoot23
Ga naar margenoot+ Sijn voeten waren ghelijc den beere
25[regelnummer]
Onbesneden plat ende breetGa naar voetnoot25
Eens deels haddicx int scauwen deereGa naar voetnoot26
Dat hy zoo matelic was ghecleetGa naar voetnoot27
| |||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||
Naer manlicker vorme was hy bereetGa naar voetnoot28
Uutghesteken tvornoumde ghetalGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Al de pine die ic noyt leetGa naar voetnoot30
Dochte my voor dit bescauwen smalGa naar voetnoot31
Aldus duer twonder zijnde in vareGa naar voetnoot32
Quam dese figuere altoos bet anGa naar voetnoot33
Ende sprac ten hende int openbareGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Verschiet niet hebt u als een manGa naar voetnoot35
Zulc wonder men niet bemerken canGa naar voetnoot36
Ay my ic ben noch meer bequameGa naar voetnoot37
Want de wyse man es minen name
Verwondert hu niet int zien miner voorme
40[regelnummer]
Elc point heeft dobbel verstannesse inGa naar voetnoot40
Want dat mijn haer up staet te stormeGa naar voetnoot41
Dat zal ic hu zegghen meer noch min
Het beteekent dat ic voor al beghinGa naar voetnoot43
Vreese tstranghe oordeel ons heeren
45[regelnummer]
Ten andren zoo es voort beureest myn zinGa naar voetnoot45
Of scande weerlic up my mach meerenGa naar voetnoot46
Ga naar margenoot+ Ende dat mijn ooghen nau ende cleyn zijnGa naar voetnoot47
Tbediet en dooch u niet ontstekenGa naar voetnoot48
Het bewijst dat alle die willen reen zijn
50[regelnummer]
Scherp merken zullen haer selfs ghebreken
Ende nauwe ooghen zijn onbezwekenGa naar voetnoot51
Steerc jeghen wint of aerths gheschien
Dus zalmen int gaen int staen int spreken
Alle dinc met goeden ooghen aensienGa naar voetnoot54
| |||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||
55[regelnummer]
Rechts matelic ende van sconen coluerenGa naar voetnoot55
Zijn lippen tonghe ende tanden van my
Bediedt datmen tot allen huerenGa naar voetnoot57
Zal louen onsen scepper vry
Ten anderen dat niement wie hy zij
60[regelnummer]
Tslot zijnder tonghe zal verminderenGa naar voetnoot60
Dat eenighe meinsche verre of bij
An eere of an weluaert mach indrenGa naar voetnoot62
Mijn ooren zijn wijt ende groot
Naer des ezels maniere ghescorenGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Bediet dat elc goet kerstin blootGa naar voetnoot65
Twoort gods vierich zal an horen
Brinct men hem yet zonderlicx te vorenGa naar voetnoot67
Daer gracie ende ziele bij creghe ontspoetGa naar voetnoot68
Dat zalmen voor bij gaen en latent verlorenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Ghelijc de ezel de slaghen doet
Ga naar margenoot+ Mijn baert es grijs nederwaert hanghende
Also zalmen bij rijpen rade
Naer teeuwich leuen zijn verlanghende
Duecht an nemen ende laten tquade
75[regelnummer]
Nederwaert ziende de onghestade
Weerelt ende haren corten tijt
Want eerdsche bate wert eeweghe scade
Duchtic ende wee voor dit jolijtGa naar voetnoot78
Mijn hals ghelijc der zwanen lanc es
80[regelnummer]
Maer crom ende smal naer wijser zedeGa naar voetnoot80
Bediedt datmen zal waer den ganc esGa naar voetnoot81
Scuwen de sonde der gulsichede
Want talre quaetheit vint hij stedeGa naar voetnoot83
Dus es den hals goet nauwe bekentGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Men zal twoort keeren ende wenden mede
Eer ment toot yements ooren zent
| |||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||
Een arents clau es mijn rechter hant
Bediet datmen met milden zinne
Den aermen zal deelen in elken cantGa naar voetnoot88-89Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Uut caritateliker minneGa naar voetnoot90
Scuwende daer ghiericheit es inne
Niet dumelende alzo die vrecke pleghenGa naar voetnoot92
Maer altijts met rechtuaerdeghen beghinneGa naar voetnoot93
Zijns broots bezweeten te zine gheneghenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Een crevitse voet mijn luchter hant schijnt
Twelc es een die traech es tallen sakenGa naar voetnoot96
Bediet dat elc hem seluen pijntGa naar voetnoot97
Snel om betren maer traech in wrakenGa naar voetnoot98
Vaste slutet tbediet verstaet de sakenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Datmen sal houden gods beuelen
Ende rechtuaerdich wasdom met ghemakeGa naar voetnoot101
Sluten jeghen alrande quelen.Ga naar voetnoot102
De philosophe ons claer ontbintGa naar voetnoot103
Vromer ende manlicker eist voorwaer
105[regelnummer]
Dat een man zine begheerte verwint
Dan zine gramscepe hier of daerGa naar voetnoot104-106
Dus zal elc manlic herte eerbaerGa naar voetnoot107
Als leeu ghemoet zijn ende neder terdenGa naar voetnoot108
Zine quade begheerte zonder vaer
110[regelnummer]
Ende al dat dodelic mochte werden.
Mijn voeten zijn groot breet ende plat
Ghelijc den beere ende dat bediet
| |||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||
Datmen zal houden den rechten pat
Inder minnen gods wats gheschietGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Eerbare plaetsen onneffene nietGa naar voetnoot115
Dinen euen meinsche minnen onverminctGa naar voetnoot116
Duer gode verdraghen druc ende verdrietGa naar voetnoot117
Ghelijc de beer de slaghen drinctGa naar voetnoot118
Ga naar margenoot+ Mijn cleederen zijn grau sterc jeghen sliten
120[regelnummer]
Onredelicheit machmer bij ontslutenGa naar voetnoot120
Onse heere versmaet die ypocritenGa naar voetnoot121
Zijt binnen dat ghij schijnt van buten
Mijn onderwijsen vul van viertutenGa naar voetnoot123
Pijnt te verstane ende na te leuene
125[regelnummer]
Doet zoo dat vruchten uut hu spruten
Ghij wert in glorien de verheuene.
Mettien verlosic dese figuere
Ende haestelic ontspranc ic onsochteGa naar voetnoot128
Danckende gode der auentuere
130[regelnummer]
Dat ic gheinstrueert zijn mochte
Mij zeluen te leerne my oorboor dochte
Te stellene rasschelic int ghescrifteGa naar voetnoot131-132
Messchien het ooc proffijt in brochte
Minen vrient te schinckene teender ghifte
135[regelnummer]
Recht eist dat ic verblijt nu zij
Om leeringhe te mijnder zielen confoortGa naar voetnoot136
O god slaet doch hu ooghen up my
Versterkende in dit leuen voortGa naar voetnoot138
Eerweerdich vrient kent wel elc woortGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Roert huwe gheneghentheyt ter salegher leere
Esser yet goets in dat vry oorboortGa naar voetnoot141
Voort nemet in dancke dor onsen heere.Ga naar voetnoot142
| |||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Den droom van Rouere op die doot van hertoge Kaerle van Borgonnyen saleger gedachtenGa naar voetnoot*ynt velt van vremder speculeryngeGa naar voetnoot1
gyn ic met wonderlijker studeryngeGa naar voetnoot2
daer men den beroerlijken tijt in brochteGa naar voetnoot3
verselscapende met scerper ymageneryngeGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
dat ic by hoger arguweryngeGa naar voetnoot5
yn bosch gerochteGa naar voetnoot6
dat lanc en breet want soe my dochteGa naar voetnoot7
schoonder bosch noyt man verscochteGa naar voetnoot8
van hogen boomen en soe groot
10[regelnummer]
gelouert dats elcken helpen mochteGa naar voetnoot9-10Ga naar voetnoot10
een water wyt / danc heb diet wrochte
liep daer omtrentGa naar voetnoot12
trijbulacije dede mij sulc tormentGa naar voetnoot13
dat ic mij neder strecte als leuende doot
15[regelnummer]
wan droeue herten hebben rustens nootGa naar voetnoot15
daer ic dus lach int gras gespreetGa naar voetnoot16
was my invysybele mynen geest ontleetGa naar voetnoot17
Ga naar margenoot+ van eender vrouwen die conpassije hietGa naar voetnoot18
sij sprac staet op gaet met mij gereetGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
du wort van mij om sien geleertGa naar voetnoot20
een vremt bedietGa naar voetnoot21
doen stondic op en liet dies nyetGa naar voetnoot22
gewyllich doende dat sij gebietGa naar voetnoot23
want in haren name was ic verhuegt.
25[regelnummer]
Doer tbosch daermen veel wonders siet
een lange voyagije es ons geschiet
| |||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||
nu druck nu vruegtGa naar voetnoot27
en sprac volgt naer / dy werdes duegtGa naar voetnoot28
yc deedt want na mijns vorders vysierenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
eest wijsheyt den goeden obedieren
soe lange gyngen wy dat wy quamen
daer wy een chierlijke kercke vernamen
met een rync muer daer om gespannenGa naar voetnoot33
sij sprack hier muegdij wijsheyt ramenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
dyt es een kerchof vrij van blamenGa naar voetnoot35
der edelder mannen
alle verraders syn hier wt gebannen
meyneedege vernoyeerders en tyrannenGa naar voetnoot38
die eet belofte / noch segel en achten
40[regelnummer]
maer die int velt cloec sonder wannenGa naar voetnoot40
bloet stortten voer trecht als mannen
muegen hier vernachten
die worden begrauen dies haer geslachtenGa naar voetnoot43
vermaertheyt en eewegen lof beclijft
45[regelnummer]
want al sterft die mensche goeden name blijft
als ic dus op kerchof was staendeGa naar voetnoot46
wert ic myn oogen omme slaendeGa naar voetnoot47
Ga naar margenoot+ daer ic stomben sach sonder getalGa naar voetnoot48
costelijker dan noyt scyn vol waendeGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
met veruwen net doer gaendeGa naar voetnoot50
soe waren sy al
van laysuere van goude groot en smalGa naar voetnoot52
gescryfte met letteren na elcxs geval
gegraueert en oic dyveerssche ymagyenGa naar voetnoot52-54
55[regelnummer]
yc wane men in dyt eertssche dalGa naar voetnoot55
| |||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||
geen rijckelijker dynck beschouwen salGa naar voetnoot56
van personagijenGa naar voetnoot57
sij bleecken wel van hoger coragijenGa naar voetnoot58
alstont hem nu metter dootslapeneGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
want men kent die edele aen haer wapene
die stommen waren van dyasperen reeneGa naar voetnoot61
van prophyrijen en van aelbaesteren steeneGa naar voetnoot62
yn gouden platen gehouwen
abel lach daer verslagen in weeneGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
nexstorys en nynyas gemeeneGa naar voetnoot65
en cosdrus in rouwenGa naar voetnoot66
alexandere en troylus mochtmer aen schouwenGa naar voetnoot67
en yulijus in sbloets bedouwenGa naar voetnoot68
oic sagic die tomme van yonathasGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
huryas die edel rydder vol trouwenGa naar voetnoot70
osyas vroom sonder flouwenGa naar voetnoot71
leet oic den pas
hector en parijs waer af dat wasGa naar voetnoot73
tgetal onnomelijc ongetruertGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
tes recht dat den eerbaren eere gebuert
het es wonder vander rijkelijcheytGa naar voetnoot76
Ga naar margenoot+ der hooger edelheyt sonder gelijckelijcheytGa naar voetnoot77
| |||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||
die van getrouwycheden daer quamenGa naar voetnoot78
maer myds dat lijden met sijnder practijckelijcheytGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
mij tonder hielt / soe bleef versijkelijcheytGa naar voetnoot80
yn mijn versamenGa naar voetnoot80-81
yc sach droefheyt / en was in droefheyts tranen
want dooden en connen geen blijscap ramenGa naar voetnoot83
maer haer edele wercken sijn te prijsenneGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
yc beclaegde daer de edele van namen
dies begonsten die tranen sonder scamen
yn mij te rijsenneGa naar voetnoot87
conpassije saegt bij mijnnen wt wijsenneGa naar voetnoot88
yc pijnde mij te makene verhuegt
90[regelnummer]
vanden goeden compt altoos die duegt
sij leyde mij verre wech metter hant
al eldere daer ic drie vrouwen vantGa naar voetnoot92
yn eenen choor wenende al even seereGa naar voetnoot93
doen dachtich dyts cranc onderstantGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
het es al droeve dat hier es int dlant
waer ic my keere
yc riep o god almachtich heere
doet van ons vlien alle oneere
my wondert wat dyt weenen bedieden machGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
maer daer priencen wapenen van hooger leereGa naar voetnoot100
en soudic vol prijsen ymmermeere
die ic daer sach
die leuende hadden temmeren soe men plachGa naar voetnoot103
maer daer dooden schylden aen riemkens hyngenGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
aen bij teeken kent men alle dyngenGa naar voetnoot105
daer sach ic datmer een wtvaert dede
Ga naar margenoot+ met prelaten van grooter werdicheden
daer groote priencen ten rouwe stonden
| |||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||
eenen heraut sach ic daer offeren medeGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
een tafereel met droeuer sedeGa naar voetnoot110
vol drucx gewondenGa naar voetnoot111
daer vloyden die tranen bouen condenGa naar voetnoot112
wijt sach was in rouwe vondenGa naar voetnoot113
om datmen daer brochte dat tafereel
115[regelnummer]
want diens men die wapenne soude vermondenGa naar voetnoot115
was doot gerekent int gras gesondenGa naar voetnoot116
te nyeuten geheelGa naar voetnoot117
nochtans es was geen weerdeger yuweelGa naar voetnoot118
noch die meer prees edelheyts vluwenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
maer sceruen sijn die laeste yssuwenGa naar voetnoot120
als die drie vrouwen dyt poynt aensagen
en mochten den yammer nyet verdragenGa naar voetnoot122
sij toogden alte druckich gelaetGa naar voetnoot123
haer handen wryngende haer deerlijc clagenGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
dat blijft gedynckelijc teewegen dagenGa naar voetnoot125
noyt soe bescaetGa naar voetnoot126
clergye edelhede en gemeynen staetGa naar voetnoot127
al hieten die vrouwen van hoger daet
die cause haers screyens die es voer ogenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
want die de materije ter herten vaetGa naar voetnoot130
wij sien dat ons weluarens saetGa naar voetnoot131
| |||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||
plats wylle verdrogenGa naar voetnoot132
yn sijn leuen en dorste hem nyemant pogenGa naar voetnoot133
om ons te doene druck noch pijne
135[regelnummer]
want diemen ontsiet men laet hem tsijneGa naar voetnoot135
clergije
Ga naar margenoot+ aldus began clergije vorenGa naar voetnoot136
o kaerle van borgoengijen vercoren
u lieue siele sij god genadich
die geleerde wylde ghij geerne aenhoren
140[regelnummer]
ghij hielt die heylege kercke besworenGa naar voetnoot140
yn eeren gestadich
nu sijt ghij verdoeft recht eveldadichGa naar voetnoot142
versmeegt versonden pur verradichGa naar voetnoot143
en gelaten sonder sercoors oft troostGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
nu comen die woluen recht feldadichGa naar voetnoot145
en maken ons tallen canten bescadichGa naar voetnoot146
west en oost
die u te beweenen verroekeloostGa naar voetnoot148
es erger dan eenych serpenten adereGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
want goede kynderen beweenen hueren vadere
edelhede
doen sprac edelhede met gewrongen handenGa naar voetnoot151
o prience ontsien in allen landenGa naar voetnoot152
wat heeft u doot ons drucxs gedaen
al verteerden wij doer u gelt en pandenGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
wij sagen die vroonste van allen wijgandenGa naar voetnoot155
nae u vrientscap staen
| |||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||
die groote edelhede bij u begaen
sal wesen een eewich vermaenGa naar voetnoot158
ten es geen noot dat ic al verhale
160[regelnummer]
tgemyssen mij al een traenGa naar voetnoot160
u weluaert dede ons vruegt ontfaen
yn onser qualeGa naar voetnoot162
dierste die laetste te berge te dale
waer ghij / men mocht int velt merckenGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
edel heren doen edel wercken
Ga naar margenoot+ gemeynen staet
doen quam gemeynen staet al weenende
o prience hoe es mij dlijden teenendeGa naar voetnoot167
myts dat ghij steruende sijt ontgeuenGa naar voetnoot168
al was ic u somtijts pennyngen leenendeGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
ghij maecte dat wij al waren wijt beenendeGa naar voetnoot170
syttende bleuen
nu en behouden wij // nauwe goet noch leuen
ons steden dorpen verbeert beseuenGa naar voetnoot173
dat noyt nyement bestont in ouwer presencijeGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
cloosters kercken te genyeute gedreuenGa naar voetnoot175
dies relijgijuesen maegden wel muegen beuenGa naar voetnoot176
duer die vyolencijeGa naar voetnoot177
onse sonden sijn cause der penytencijeGa naar voetnoot178
dwerc es getuyge lancx der strateGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
die menege beweent sijn scade te late
| |||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||
doen sprac compassije vriendelijc te mij
hier siestu dat dijn behouder sijGa naar voetnoot182
op dat verstannesse dij versterckeGa naar voetnoot183
dyt es kaerle van borgoengen vrijGa naar voetnoot184
185[regelnummer]
versligen alsoe god weet entwijGa naar voetnoot185
by nancijs perckeGa naar voetnoot186
den bosch heetet kerchof en oic die kerckeGa naar voetnoot187
die du ierst saegt / bij ogemerckeGa naar voetnoot188
daer salmen die werelt by versynnenGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
die tommen gemaect van dieren werckeGa naar voetnoot190
es den lof onendelijc vrij van swerckeGa naar voetnoot191
die sij gewynnen
certeyn kaerle es oic begrauen daer bynnen
alsoe rijckelijc als eenych ander persoon
195[regelnummer]
want goede wercken volgen goeden loon
Ga naar margenoot+ dander kercke reyn wt gelesenGa naar voetnoot196
mach den coor van synte saluatoors wesenGa naar voetnoot197
sijn toysoen geoffert daer ten outareGa naar voetnoot198
maer maxymylijaen ons prience gepresenGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
heeft doordene besworen bouen desenGa naar voetnoot200
met blijder mareGa naar voetnoot201
dies clergije edelhede en gemeyne schareGa naar voetnoot202
wel muegen verblijden openbare
want het es om een groot versynnenGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
en met dien dat ic dus wort gewareGa naar voetnoot205
| |||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||
ontsprongen mijn oogen troost en wareGa naar voetnoot206
en ic gync scrijuen
sijn doot moet mij int therte blijuen
hij gaf mij mijn bij leuen als loon vergoldenGa naar voetnoot209
210[regelnummer]
lange geborgt en es nyet quijte gescoldenGa naar voetnoot210
oic ben icx te blijder en te fiere
dat sulc een prience was ons regiere
die heerlijc dorste steruen voor trecht int velt
die heyle geest sij sijn verchiereGa naar voetnoot214
215[regelnummer]
hij was een spiegel en een lof toe stiere
der edele gewyltGa naar voetnoot215-216
dyaer veertienhondert ses en seventich gespeltGa naar voetnoot217
dertien auont vijue in louwe gereltGa naar voetnoot218
god verleene sijnder lieuer sielen gracije
220[regelnummer]
en beware den aer onsen yongen heltGa naar voetnoot220
tgen die leelije die welcke ons queltGa naar voetnoot221
met grooter verxacijeGa naar voetnoot222
onse priencersse geue god recreacijeGa naar voetnoot223
en blijscap ouer haren sone te sieneGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
waer god werct eest vrij van meschieneGa naar voetnoot225
| |||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Nieuwe jaer van Brugghehet welcke Anthonis de Roouere maeckte int Jaer veerthien hondert ende tachtentich / twee Jaren voor zijn ouerlijden / want sesthien in Meye .M.CCCC.LXXXII. daer naer ouerleedt hy. Ende is tnaeruolghende gheschreuen wt zijn eyghen handtgheschrifte / by my al noch in wesene zijnde / ende wel punctueerlijck gheschreuen.Ga naar voetnoot* Want alle mijn sinnen zijn gheneghenGa naar voetnoot1
Om te weten goede eersame dinghenGa naar voetnoot2
Dies ghinck ick wandelen nae mijn pleghenGa naar voetnoot3
Om sien wat soude tghepeys in bringhenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Maer Kennisse mijn sustere en woudts gehinghen /Ga naar voetnoot5
Sy sprack / ghy moet my met v draghen
Ick moest doen / dies wy te samen ghinghen
Want men sal kennisse niet veriaghen.
Aldus soe droech ick kennisse met my
10[regelnummer]
Tot wy op een loopende waterken quamenGa naar voetnoot10
Daer stonden vele soete cruydekens by
Dies wy aldaer reposeren namenGa naar voetnoot12
Wy waren daer vry ende sonder beschamenGa naar voetnoot13
Dies seyde ick wel lieue suster // mijn
15[regelnummer]
Een luttel slapens moet my betamenGa naar voetnoot15
Mijn herte sal vele te gheruster // zijn.
Sy consenteerdet ende ick wordt slapendeGa naar voetnoot17
Sy wieck / want kennisse houdt maniereGa naar voetnoot18
Ende daer wordt my een droom betrapendeGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Seer wonderlijck / ende van vreemden bestiereGa naar voetnoot20
My dochte ick ligghende op die reuiere
Dat ick een Eester rechts teghen my sachGa naar voetnoot22
Seere rijckelijck ende van waerden diere
Maer het scheen dattet al veruallen lach.
| |||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||
25[regelnummer]
Want de Gaelerijen / de Heckens / de GlendenGa naar voetnoot25
De Alleyen / de Thuynen / de haghen van roosenGa naar voetnoot26
De baelgien / sitsteden / dlach al in allendenGa naar voetnoot27
Niemandt scheen op dat Eester gloosenGa naar voetnoot28
Fonteynkens / speykens / tlach al vol noosenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Waterloopkens / walgrachtkens ende al
Wijngaerdekens / vruchtkens / het sal by poosenGa naar voetnoot31
Versluysen / bederuen / groot ende smal.Ga naar voetnoot32
Dit siende in mijnen visioene
Doen sach ick daer commen een vrouwe gaende
35[regelnummer]
Rechts weselijck / maer in aermen doeneGa naar voetnoot35
Als die niet langher leuen waendeGa naar voetnoot36
Een beddeken hadde sy by haer staende
Daer viel sy op by nae half doodt
Maer de droefheyt die sy daer vermaendeGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
En hebben in claghene gheen ghenoodt.Ga naar voetnoot40
Sy sprack my en mach gheen hope baten
Mijn sieckte is claerlijck incurabeleGa naar voetnoot42
Want van alle vrienden ben ick ghelatenGa naar voetnoot43
Dat siluer wit was / is swert als sabeleGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Om steruen ben ick met allen abeleGa naar voetnoot45
Ick en dooghe tot gheenen anderen dinghen
Adieu Maechschepe / adieu NotableGa naar voetnoot47
Fortune wil my te nieten bringhen.
Ga naar margenoot+ Want ick sie dat mijn Eestre schoone
50[regelnummer]
Dat wijlen soe wel was gherepareertGa naar voetnoot50
Als alder blijdst van onder den trooneGa naar voetnoot51
Leydt onder de voeten nv gheblameert
| |||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||
Dies dlijden soe seere my persequeertGa naar voetnoot53
Dat een Apostuemie mijn herte begroeytGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dus moet ick steruen cort ghenoteertGa naar voetnoot55
Want passie te seer my ouervloeyt.
Ick en derf nieuwers thooft wt stekenGa naar voetnoot57
Want alle de wereldt ben ick schuldichGa naar voetnoot58
Gheloofsaemicheydt moet my ghebrekenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Dies macht hebben / en zijn my niet ghehuldichGa naar voetnoot60
Het rochelen der verckenen menichfuldichGa naar voetnoot61
Doen mijnen Eestere verdriet en schade
Dies moet ick steruen onuerduldichGa naar voetnoot63
Ten voorsiet die lieue Gods ghenade.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Nae dese clachte die sy daer dede
Sach ick drye Vrouwen commen by haer
Troostende met sulcker toeuelickhedeGa naar voetnoot67
Al hadt moeder ende suster gheweest voorwaerGa naar voetnoot68
Sy toochden hen soe gheionstich daer
70[regelnummer]
Elck van hen drijen maeckte hem de naesteGa naar voetnoot70
Al was de sieckheydt noch soe swaer
Sy vielen huer by met grooter haeste.
Deerste brochte edelijck spijze ende dranck
Dander die seyde haer minnelijcke tale
75[regelnummer]
Die derde brochte chierheyt sonder lanckGa naar voetnoot75
Wtnemende schoone by specialeGa naar voetnoot76
Sy spraken hebt hope in uwer quale
Ga naar margenoot+ Roept op de gratie van onsen Heere
Al wil v siecte nv worpen te daleGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Godt en laet zijn vrienden nemmermeere.Ga naar voetnoot80
| |||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||
Desen soeten troost aldus bewijsende
Die niemandt op aerden mach zijn vernoeyendeGa naar voetnoot82
Quam de sonne daer wt den hemel rijsendeGa naar voetnoot83
Schoonder dan ickse noydt sach gloeyende
85[regelnummer]
Ende wt haer quamen ses raeyen vloeyendeGa naar voetnoot85
Die op tselue Eestere dalende tordenGa naar voetnoot86
Ende ick om sien my daer toe moeyende
Soe waren dye Raeyen ses menschen worden.
Dit dochte my wondere aldus int schijnenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Dat Raeyen in menschen souden verkeeren
Jae sy vertoochden hen als MedecijnenGa naar voetnoot91
Ghestapelt / ghesedich / als mannen van eerenGa naar voetnoot92
Sy wilden dEestre in duechden vermeeren
Ende der siecker vrouwen doen rijsen wt drucke
95[regelnummer]
Diet sach mochte daer compassie leeren
Het quam den Eestre ten grooten ghelucke.
Daer ghinghen sy alle sesse ghesinlijckGa naar voetnoot97
Nae dat sy tstuck gheschepen saghenGa naar voetnoot98
Troostende der siecker vrouwen minlijck
100[regelnummer]
Als Noodtvrienden helpende dlijden draghenGa naar voetnoot100
Op heffende / Thuynen / Glenden / HaghenGa naar voetnoot101
Voetpaden / Beecxkens / elck als een meestere
Om weldoen / ende omme solaes beiaghenGa naar voetnoot103
Der Vrouwe / ende haer veruallen Eestere.
105[regelnummer]
De groote hertelijckheyt die ick daer sach
Ga naar margenoot+ Die en mach ick nemmermeer vergheten
Doen ghaf my Kennisse daer eenen slach
Standt op / laet my dijn schouwen weten
Doen seyde ickt haer groot ende smal ghemetenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Wes ick ghehoordt hadde ende ghesien
Vander sonne ende raeyen / en tEester versletenGa naar voetnoot111
En de clachte der vrouwen / ende al tgheschien.
| |||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||
Doen seyde tot my mijn suster Kennisse
Ontdoet v ooren / vaet mijn vermaenGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Het Eestere dat ghy saecht lijden schennisse
Dat machmen der stede van Brugghe verstaen
Ende de Vrouwe met sware sieckten beuaen
Is dinwoonende volck / iae goet van gronde
Die langhen tijdt hebben haer clachte ghedaen
120[regelnummer]
Om remedie van huere onghesonde.Ga naar voetnoot120
Ghy saecht daer commen oock drie vrouwen
Dye der siecke deden hantierenisseGa naar voetnoot122
Ende en waren die vrouwen (hebt dies betrouwen)Ga naar voetnoot123
Brugghe waer doodt / om zijne regierenisseGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
Deene heet Aelmossene / dander Kercken verchiernisse
De derde is Goddelijcken dienst ghenaempt
Dese houden Brugghe sonder schoffiernisseGa naar voetnoot127
Met deuotie die daer den cost toe raemt.Ga naar voetnoot128
De ses raeyen die hem ghehelpich biedenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Sijnder toe ghebeden wt charitaten
Sy moghen die ses Ghecomitteerde bediedenGa naar voetnoot131
Die Poorten / Mueren voorsien / en straten
Brugghen / Caeyen / commende ter batenGa naar voetnoot133
Daer menich mensche aen wint zijn broodt
135[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Oock schulden betalende diuerssche staten
Godt stae hem by in alder noodt.
Wel heeten sy Raeyen des hemels ghedaelt
Van Godt als sonne hier neder ghesendt
Die op heffen dat deerlijck lach ghefaeltGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
By daghe by nachte / dies diligentGa naar voetnoot140
Op trepareren dijne ooghen went
Ghy saecht hoet Eestre lach vergledenGa naar voetnoot142
Ben ick als Kennisse met dy bekentGa naar voetnoot143
Ontsluydt dijn mondt met bedanckelickheden.Ga naar voetnoot144
| |||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||
145[regelnummer]
Doe seydick kennisse gheminde iuechtGa naar voetnoot145
Wel hen die v te draghene pooghen
Vele meer dan ghy my segghen muecht
Sie ic baerblijckelick voor mijnen ooghen
Men machse by comparatien tooghenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Bijden eerbare vroede van Athenen
By wyens regimente moeste verdrooghen
Alle der Griecken claghen ende stenen.
Ende ick hope de sonne sal soe draeyen
Want wy zijns hoochelijck worden ghewareGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Dies wensch ick desen edelen Raeyen
Weluaren tot hueren nieuwen Iaere
In danck nemende dat ick verclareGa naar voetnoot157
Want den aerbeydt quam wt ionstighen sinneGa naar voetnoot158
V allen beware // vry los van vareGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Maria die opperste Coninghinne.
| |||||||||||||||
Ga naar margenoot+Van twee amoureuse vrouwen een argumentGa naar voetnoot*Als alle ghenoechte was rengnerendeGa naar voetnoot1
Ende alle de wereldt vruechden rapendeGa naar voetnoot2
Was ick in eenicheydt fantaserendeGa naar voetnoot3
Suchten ende swaer ghepeys / waren mi vercnapende /Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Fantaserende / wert my den vaeck betrapendeGa naar voetnoot5
| |||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||
Ende vaeck is alle natuere verwinnendeGa naar voetnoot6
Soe dat ick onrustelijck wat werdt slapende
Daer ick te droomene werdt beghinnende
Eenen droom seer wonderlijck / zijtse versinnende.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+ My quamen te vooren in sdrooms visioeneGa naar voetnoot10
Dat wy ons waren al te rustelijck moeyendeGa naar voetnoot11
Ick ende twee vrouwen van reynen doene
Die bouen andere waren in schoonheyt bloeyende /
Met een cleyn scheepken ter zeewaerts roeyendeGa naar voetnoot11-14
15[regelnummer]
Daer niemant in was / rechts dan wy drije
Craken / Galeyen / daer by ons vloeyendeGa naar voetnoot16
Ende andere schepen een groote partije
Daer wy hantheerden alle melodije.Ga naar voetnoot18
Deene van dese schoone vrouwen
20[regelnummer]
Was die ick mijn herte hadde toe ghegheuenGa naar voetnoot20
Ende die ick minde in rechter trouwen
Bouen alle andere die mochten leuen
Maer si die in my dus stont verheuen
Minde eenen anderen / niet op my passendeGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Wat ick haer badt / ten mocht niet cleuenGa naar voetnoot25
Nochtans dit wetende mijn minne wert wassendeGa naar voetnoot26
Ende was meer drucx op druck doen tassende.Ga naar voetnoot27
Dander die minne hielt teender duwarieGa naar voetnoot28
Vervulde Venus werck van charitaten
30[regelnummer]
Oock minnende / maer der eerster contrarie
Want dese my minde seere bouen maten
| |||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||
Goedt / eere / willende om mijnen wille laten
Maer mijn herte was thuerwaerts niet gheresen /Ga naar voetnoot33
Wat sy my seyde / ten mocht haer niet baten
35[regelnummer]
Soe dwanck my de minne der eerster ghepresenGa naar voetnoot35
Doch en mochter maer een int herte wesen.Ga naar voetnoot36
Doen wy dus waren vruecht beseffendeGa naar voetnoot37
Ende menich ghenoechelijck woordeken zaeyendeGa naar voetnoot38
Ga naar margenoot+ Een ongheweerte in zee wert heffendeGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Eenen storm wten noordtoosten waeyende
Soe dat schipken werdt hellende / draeyendeGa naar voetnoot41
Roerloos / masteloos / noydt meerder dooghenGa naar voetnoot42
Die vrouwen werden roepende / craeyende
Ach lacen doen moest ons vruecht verdrooghenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Want wy de doodt saghen voor ooghen.
Wy hadden verloren al tscheeps ghereeschepen
Tscheepken ghinck alleene sonder roeyen voort
Ick sacher verdrincken meer dan thien zeeschepen /
Die aldaer laghen int zeeslijck versmoortGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Doen rieper een tot my / hoordt Maet hoordt
Tschip is verladen / om verlichten wilt dinckenGa naar voetnoot51
Ghy sot ghy en worpt een ouer boortGa naar voetnoot52
Oft anders salt tschip ende tvolck verdrincken
Tis beter maer een / dan ghy al soudt versincken.
| |||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||
55[regelnummer]
Wee was my van dien woorde te moede
Maer de vrouwen en haddens niet verstaen
Dat ick die schoone van vleesche van bloede
Ouer tboordt soude moeten werpen zaen
Doen was ick met grooten twijffele beuaen
60[regelnummer]
Wien ick aendoen soude sdoodts verdrietGa naar voetnoot60
Weder die my int herte hadde ghedaenGa naar voetnoot61
Ende ick haer niet / verstaet tbedietGa naar voetnoot62
Ofte die ick minde / ende si my niet.
Hier op terstont natuere wroechdeGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Denckende / soudt therte soe zijn versteent
Te verdrinckene die v best ghenoechdeGa naar voetnoot66
En dien ghy in liefden hebt liefde verleentGa naar voetnoot67
Ga naar margenoot+ Bouen alle die leuen int herte vereentGa naar voetnoot68
Daer v toebehoordt heeft der minnen crachtGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Ende haer / ghy die ghy niet en meentGa naar voetnoot70
Te minnene / noch noydt in liefden gheacht
Te lijue thoudene / soe zijdt ghy qualijck bedacht
Daer teghens quam my verstannisse tuyghen
Segghende zijt ghy soe fel ghenacijtGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dat ghy v herte soudt connen ghebuyghen
Te verdrinckene die v heeft ghestacijtGa naar voetnoot76
Bouen andere int herte met minnen ghespacijtGa naar voetnoot77
Begheerende niet dan tbijwesen ws
Ende sy die een andere heeft begracijtGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Op v niet achtende nauwe een gruys
Die te behoudene soe zijdy confuys.Ga naar voetnoot81
| |||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||
Natuere werdt dan weder arguwerende
Verdrinckt ghy v lief/ dats groote onduecht
Wordt hy te lande dan arriuerendeGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Met eender die v niet en verhuecht
Ende hebt verdroncken uwer herten vruecht
Daer sidt ghy tusschen twee stoelen in dasschenGa naar voetnoot87
Als ghy dan peyst om de liefste iuechtGa naar voetnoot88
Die ghy soe liet int water plasschenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Soe sult ghy v ooghen met tranen wasschen.
Verstannisse wordt weder replicerende
Verdrinckt ghy die v te minnene versochtGa naar voetnoot92
Ende ghy te lande wordt aresterendeGa naar voetnoot93
Soe hebt ghy een andere zijn lief thuys ghebrocht
95[regelnummer]
Ende daer ghy v minne hebt aene ghecnocht
Sal by uwen toedoene een andere ghebruycken
Ga naar margenoot+ Daer hebt ghy v seluen desen druck ghewrocht
Denckende dat ghijse inde zee daet duycken
Die v minne droech / dies sullen v de ooghen luycken.Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Verdrinck ick die my int herte is croonendeGa naar voetnoot100
En behoude ic dien ick niet en ben behaghendeGa naar voetnoot101
Soe ben ick mijn vyandt met vrientschap loonende
Ende mijn vriendt met vyantschap plaghende
Verdrinck ick daer mijn herte is toe draghendeGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
Twelck my onmoghelijck dunckt van zijneGa naar voetnoot105
Soe stier ick van my als vruecht veriaghendeGa naar voetnoot106
Want liefs weedom is groote pijne
Dus vlie ick thonich ende volghe tfenijne.
| |||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||
Verdrinck ick haer / dien ick met herten minne
110[regelnummer]
Alle Amoureusen sullen my dan verspouwenGa naar voetnoot110
Segghende / hy ghinck zijn liefste vriendinne
Verdrincken / ende int water verdouwen
Verdrinck ick die my mint / soe sullen my schouwen
Alle vrouwen draghende amoureux EngienGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Ende my te beminnene / sullens hen grouwen
Ende van ghemint te zijne / sullen sy hen vlien
Elck duchtende / tsghelijcx mocht my gheschien.
Dus zijnde in twijffele met sorghen gheuestGa naar voetnoot118
Dacht ick in mijn wonderlijck versierenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Verdrinck ick my seluen / dat dunckt my best
Soe verwijtmen my gheen wonderlijcke manierenGa naar voetnoot121
Nochtans wie soude dan tschip bestieren
Vrouwen werck en is niet weert twee biesenGa naar voetnoot123
Trouwen sonderlinghe om tschips regierenGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
Dus souden sy metten schepe oock dlijf verliesen
Ga naar margenoot+ Van twee quaden soe moetmen tbeste kiesen.
Ghelijck twee verckens oprechten haer borstelen
Als si op andere om vechtene kijckenGa naar voetnoot128
Soe geuoelde ick natuere en verstannisse worstelen
130[regelnummer]
In my / maer deen wilde dander niet wijcken
Met dien quam daer een zeebare strijckenGa naar voetnoot131
Die tonsen scheepken waert nam den ghanck
Daer moest ic deen wtworpen / of tschip soude beswijcken
Maer doen ic deen worpen soude / int water strancGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
Recht eer icse wierp / ic wt mijnen slaep ontspranck.Ga naar voetnoot135
| |||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||
Rechts doen ic ontsprongen was ende wert wackere
Ouersach ick doen wel / hoe ick hadde gheuaren /Ga naar voetnoot137
Of ick ghereden hadde op venus ackereGa naar voetnoot138
Versindick dat al niet dan fantasyen en warenGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Emmers dacht ick / ick soudt noch openbarenGa naar voetnoot140
Reynelijck den amoureusen ouer scrijuenGa naar voetnoot141
Elcken biddende dat si de waerheyt verclarenGa naar voetnoot136-42
De welcke van desen tween reyne wijuen
Met rechte te lijue behoorde te blijuen.
| |||||||||||||||
Van pays en oorlogheeen Dialogus oft tsamensprekinghe, verhalende de schade ende tquaet des Orloochs ende des Paeys gherustheyt ende weluaert. Vermoedt van sinne, van herten beroertGa naar voetnoot1
Ghelegen om wat gherust te syneGa naar voetnoot2
Was ick al slapende wech gheuoert
In een groote wilde woestyne,
5[regelnummer]
Soot scheen daer en had in langhen termyneGa naar voetnoot5
Niemant van menschen ghehadt verkeeringhe,
Want strate noch wech te gheenen fyneGa naar voetnoot7
En wassere, dies creech ick verseeringhe,Ga naar voetnoot8
My seluen vant ick sonder vermeeringhe
10[regelnummer]
Van volcke int wilde bosch alleene,
Niet connende mercken by eenigher leeringhe
Hoe dat ick daer comen was in weene.Ga naar voetnoot12
Ick en sacher huysen noch woonste egheene
| |||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||
Daer ick in hadde moghen logieren,
15[regelnummer]
Ende al tforeest was vol ghemeeneGa naar voetnoot15
Van alderhande wilde dieren,
Dies en wist ick my seluen waer bestieren.Ga naar voetnoot17
Vreese dede my hier nemen ghoom op,Ga naar voetnoot18
Also my dochte na sdrooms wtwijsen,
20[regelnummer]
Ten lesten so clam ick eenen boom op,
Die bouen vol was van schoonen rijsen,
Peysende ick sonde daer dafgrijsen
Der wilder beesten dien nacht ontvlien.
De tacken des booms, ick moet nu prijsen,
25[regelnummer]
Die voechden hun seluen in mijn aensien
Als die my een sate wilden bespien,Ga naar voetnoot26
Ontfermicheyt te mywaert tooghende.
Dus sadt ick nedere het moeste gheschien,
My seluen daer om rusten pooghende.
30[regelnummer]
Der Sonnen schijn dat wert verdrooghende,
Den donckeren nacht die quam vast an.
Veel verdriets was ick ghedooghende,
Ghepaeyt so moest ick zijn nochtanGa naar voetnoot33
Daer zijnde alleene allendich man.
35[regelnummer]
Aldus daer sittende docht my ick hoorde
Van volcke een wonderlijck groot bestrangen,Ga naar voetnoot36
Want een Prince rees daer int NoordeGa naar voetnoot37
Met alle manieren van wapenen behangen,
Sijn tanden die schenen gloeyende tangen,
40[regelnummer]
Een Basiliscus stont in zijn banniere.Ga naar voetnoot40
Van vreesen haddick so groot verlangen,Ga naar voetnoot41
Mijn herte dat bernde ghelijck den viere.
Doen keeck ick omme midts desen dangiere,Ga naar voetnoot43
| |||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||
Ende wt den suyden ick schiere vernamGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Eenen anderen Prince seer goedertiere,
Ghemackelijck schijnende recht als een lam.Ga naar voetnoot46
Een Sonne (dwelck my seer wel bequam)
Stont blinckende in zijn banniere claer.
Int schijnen en const hy niet wesen gram,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Soo blijde stont zijn ghesichte voorwaer
Dat alle mijn sinnen verhuechden daer.
Deerste sat op een vreesselijck dier wreet
Met ijseren ketenen sterck ghebonden.
Dander op eenen witten tellenaer reet
55[regelnummer]
Al waert wten hemele ghesonden.
Sijn volck maecte blijschap bouen conden,Ga naar voetnoot56
Want roosen en lelyen hadden sij in de hant.
Maer dandere die grimden als wilde honden,
Elck had in de hant een vierich brant.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Doch wasser ghegeuen een vast bestant,Ga naar voetnoot60
Dat elck soude sonder twisten scheyden,
Ende de questie die men daer ontbantGa naar voetnoot62
Was, wie de beste was van hun beyden?
Dit docht my een wonderlijck beleyden,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Want deene scheen goet ende dander vol verdraeys,Ga naar voetnoot65
Ende soo ick die redene hoorde beleydenGa naar voetnoot66
Tsoude een werck zijn vol delaeys,Ga naar voetnoot67
Want deene hiet Orloghe ende dander Paeys.
Doen viel my hertelijck in den moet,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Dat deene immer moeste blijuen tondere.Ga naar voetnoot70
Want soude Orloghe zijn also goet
Als Paeys, dat ware een wonderlijck wondere.
Van duysent menschen cume men vondereGa naar voetnoot73
| |||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||
Niet drij die Paeyse souden afgaen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dus bleef ick sittende daer besondere,Ga naar voetnoot75
Dat ick darghement wel mochte verstaen.Ga naar voetnoot76
O Maria (seydick) reyn troostelijck graen,Ga naar voetnoot77
Moeder van Paeyse, fonteyne van vreden,
Wilt uwen ontfaermighen mantel slaenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat Paeys in deere mach blijuen heden.
Als ick dit hertelijck had ghebeden,
Bleef ick daer sittende sonder verstooren,Ga naar voetnoot82
Daer deene quam totten anderen ghereden,
Om dat ick tale en antwoorde sou hooren,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Daer Orloghe beghan zijn sprake vooren.Ga naar voetnoot85
Orloghe beghint ende seyt aldus
Ghy wie dat ghy zijt, ws acht ick weynich,
Vwe begheerte en is niet dan fobetacie.Ga naar voetnoot87
Twy zijt ghy soo grootsch van tsyne vileynich,Ga naar voetnoot88
Dat ghy v dort stellen certeynichGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Omme met my te houdene communicacie?Ga naar voetnoot90
Ghemerct dat mijne generacieGa naar voetnoot91
Bouen v gheslachte is hooghe gaende,
Ghelijck den hemel is bouen de wolcken staende.
Want doen trecht rustelijck gheswicht wasGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Int hoochste rijcke, maer nauwe een huere,
Tusschen den oppersten dat een crijch was
Ende synen maecsele doen een wijch was,Ga naar voetnoot96-97Ga naar voetnoot97
Soo groot den hemel ghecreech een schuere,
Ende daer wert gheschepen mijne natuere.
100[regelnummer]
Wat wilt ghy v setten dan tseghen my,
Die in soo hooghe plaetse ghewonnen sy?
| |||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||
Paeys antwoort ende seyt aldus /
Eerbare antwoorde voecht wel den wetende,
Niet dat ick my rekene vroet oft wijs.Ga naar voetnoot103
Twaer betere waert ghy dat verghetende,
105[regelnummer]
Ghy zijt tvolck als die wolf tschaep etende.
Want uwe gheboorte is tswerelts afgrijs,Ga naar voetnoot106
Vwe wortele en had noyt lof noch prijs:
Ghemerct want uwe hoouerdighe trekenGa naar voetnoot108
Die deden v wt den hemel steken.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Ende al was v dees groote armoede nakende,Ga naar voetnoot110
Nochtans soo bleef v schaemte cleene.
Ghy waert v felle condicie makendeGa naar voetnoot112
Int Paradijs seer twistelijck blakende,Ga naar voetnoot113
Eua en Adam. brenghende in weene.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Dies waerdy als sij verdreuen ghemeeneGa naar voetnoot115
Metten vierighen sweerde wt dyen prieele,Ga naar voetnoot116
Daer ghy nymmermeer voetstap in crijcht te deele.Ga naar voetnoot117
Orloghe.
Wat acht ick dies, twas my eenen vont,Ga naar voetnoot118
Profijtelijck was ick in dat bedrijf.
120[regelnummer]
Want als de mensche in eeren stont
Hy en bevroeddet niet, hy was te ront,Ga naar voetnoot121
Dies moeste gheplaecht zijn die catijf.Ga naar voetnoot122
Ende noch ben ick salich om man en wijf,Ga naar voetnoot123
Die niet en zijn danckbaer van weeldich te syne,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Voor datse gheuoelen mijn disciplyne.Ga naar voetnoot125
Hier omme ben ick van elcken ontsien,
De sorgheloose can ick bedwinghen.
Maer spreect ghy nu, staet sonder vlien,
Wat duechden connen by v gheschien?
| |||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||
130[regelnummer]
Ghy en gheert niet el dan dansen en springhen,Ga naar voetnoot130
Weeldelijck leuen, spacieren, en singhen,
V altoos voeghende aen de blijde bende.
Ist waer? segt iaet, daer me een ende.Ga naar voetnoot133
Paeys.
Noch blijf ick by mynen eersten woorde,
135[regelnummer]
Hemel ende Tparadijs zijn v ontseyt.
Toch brocht ghy de werelt noch in discoordeGa naar voetnoot136
Dat Caym Abel versloech by moorde
Om duecht, niet om verdienstlijcheyt.Ga naar voetnoot138
Gheen weldaet en mach v zijn toegheleyt,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Want uwe affectie is tvolcx verdroeuen,Ga naar voetnoot140
Als elck wel mach met redenen proeuen.
Saturnus was wel van uwen rade,
Die anders noyt en sochte dan werringhe.Ga naar voetnoot142-143
Ende Nemrot leuende sonder ghenade,
145[regelnummer]
Die Babel stichte by dommen rade,
Ende op hem haelde Gods vererringhe.Ga naar voetnoot144-146Ga naar voetnoot146
Om quaet doen en maect ghy wtset noch merringe,Ga naar voetnoot147
Dit schijnt aen die wapenen die ghy voert,Ga naar voetnoot148
Want alle de werelt ghy beroert.
Orloghe.
150[regelnummer]
V woorden en gheuen gheen beschot,Ga naar voetnoot150
Al maect ghy v plaestere harde schoone.Ga naar voetnoot151
Wel arm Paeys ghy zijt een sot,
Een wanckel gheest, een eerden pot,
Broosscher dan den steel der boone.
155[regelnummer]
Ghy toont v cierlijck van persoone,
Maer dede een kint v bloet verwallenGa naar voetnoot156
| |||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||
Ghy soudt terstont te bedde vallen.
Wt v is rijsende menich quaet,
Want ledich te syne al uwen sanck is.
160[regelnummer]
Vwe dienaers schijnen elck een Prelaet,
Wtwendich ghecleet, en hooghe staet,Ga naar voetnoot161
Altoos zijnde daer blij gheclanck is.
Ende waer ouervloeylijck spijse en dranck is,
Daer en is van sonden gheen ghebreck.
165[regelnummer]
Midts desen soo proeuick v leuen gheck.Ga naar voetnoot165
Paeys
Ben ick gheck dats mijn schuit grootelijck,
Nochtans en begheere ick niemant te quellene.
Ick stichte cloosters en kercken deuootelijck.
Ende ghy met crachte wederstootelijckGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Pijnt v steden, sloten, en mueren te vellene.
Ick pijne om vorderen, ghy om tonstellene.Ga naar voetnoot171
Ick doe coopmanschap wassen onderhande.Ga naar voetnoot172
Ende ghy iaecht neeringhe wt den lande.
Orloghe, hoe quaet sijn v manieren?
175[regelnummer]
Al v bedrijuen dat is vol vreesen.Ga naar voetnoot175
Ommenschelijcke instrumenten versieren.Ga naar voetnoot176
Vrouwen vercrachten, maechden schooffieren,Ga naar voetnoot177
Onteruen, ontgoeyen weduwen en weesen.Ga naar voetnoot178
Ghelijck men siet den haerinck sneesenGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
So hangt ghy Gods creatueren in de lucht
Sonder schaemte, vreese, vaer oft ducht.
Orloghe.
O Paeys en soude ick v gheen belet sijn
Maer laten v in uwe weeldichede,Ga naar voetnoot183
Tvolck soude so vaddich en soo vet sijn,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Ende met sonden soo besmet sijn
| |||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||
Gode niet kennende, noch hem seluen mede.
Maer neen, ick weet een ander snede,Ga naar voetnoot187
Ick doe tvolck van sijnder ouerdaet spennen,Ga naar voetnoot188
Soo datse leeren hun seluen kennen.
190[regelnummer]
Want my ontsiende, dits ommer waer,
Vreesende mijn bussen, calueueren, trompettenGa naar voetnoot191
Draechtmen processien, dits openbaer.Ga naar voetnoot192
Wollen en bervoets, tsi hier oft daerGa naar voetnoot193
Die voeten tot pelgrimagien setten.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Woudy wel op dees dinhgen letten,
Dees dnechden die comen alle van my,Ga naar voetnoot196
Daer u werck puer contrarie af sy.
Paeys
O Orloghe, duecht wt minnen ghedaen
Is veel betere dan duer ontsien.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Niet te min wij willent int beste slaen,Ga naar voetnoot200
Want God can alle wercken ontfaen,
Alsoo hy de meyninghe aensiet van dien:
Maer ghy en rucx waer, oft van wienGa naar voetnoot203
Ghy het uwe crijcht, oft by wat saken,Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Op dat ghy v tanden muecht bloedich maken.Ga naar voetnoot205
Ghy maect straetroouers, moorders, dieuen:
Alle quaetdoenders die kundy voeden.Ga naar voetnoot207
Verfoortseerders die alle die weerelt grieuen,Ga naar voetnoot208
Gheestelijck, weerlijck is huer gherieuen.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Die kunt ghy alle onder v vlueghels broeden:
Brantstichters, wie salder hem voor hoeden?
Die kinderen doet ghy den vadere ontloopen.Ga naar voetnoot212
Maer donnoosele moetent al omme becoopen.
| |||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||
Orloghe
Twaer schade dat ick de waerheyt heelde.Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Wie sijn uwe maghen op alle trouwe?Ga naar voetnoot215
Tsijn brootdronckenschap en coren weelde,Ga naar voetnoot216
Brasseringhe die noyt cost en verveelde:Ga naar voetnoot217
Ende ijdel glorie, daelweerdighe vrouwe:Ga naar voetnoot218
Slapen, stouen, baeyen, al sonder rouwe:Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Tot allen kermissen ende tallen feesten:
V altoos tellende metten meesten.Ga naar voetnoot221
Dees groote sonden sijt ghy werckende:
Dus ben ick betere dan ghy in desen.
Ick ben den reghen van verren merckende.
225[regelnummer]
De schrijnen metten schatte versterckende,Ga naar voetnoot225
Tseghen toecommende misval gheresen:Ga naar voetnoot226
Soberheyt die is van my ghepresen.
Ende ghy die soect den vollen bras,Ga naar voetnoot228
Daer noyt ghesontheyt in en was.
Paeys
230[regelnummer]
O foortselijck vijant nimmermeer steruendeGa naar voetnoot230
Der cloosters, steden, en landen verwoestinghe.
Die arme sijt ghy met allen verderuende,Ga naar voetnoot232
Die rijcke cattiuicheyt verweruende.Ga naar voetnoot233
Coren, wijn, quistende, ende alle oestinghe.Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Voor vulte des voetsels brengt ghy een roestingheGa naar voetnoot235
Van dierentije, soot dickmaels ghesien is.
Dus merct hoe duechdelijck v engien is.Ga naar voetnoot237
O orloghe ghy maect mijnder sielen swellinghe.Ga naar voetnoot238
| |||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||
Ghy doet versetten landt, erue, ende goedinghe.Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Om fame te hebbene is al v rellinghe.Ga naar voetnoot240
Maer bijster heet die leste tellinghe.Ga naar voetnoot241
Want van finansen sijt ghy die voedinghe.Ga naar voetnoot242
Quade comenschappen en ergher broedinghe,
Ia tiene voor thondert dat brengt ghy by.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Hoe soudt ghy dan goet sijn bouen my?
Orloghe
Die de ghewoonte des ongevals niet en kent,
Eenen sweer sal hem de butse dincken.Ga naar voetnoot247
O cattiuich Paeys tot melcke ghewent,Ga naar voetnoot248
Ghy sijt Prelaet in een conuentGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Tot wiens Reftere alle weeldighe drincken.Ga naar voetnoot250
Merct ghy Paeys wat vreesen en minckenGa naar voetnoot251
Den Troyanen in tije des Paeys ghebuerde,
Doen Tgriecxsche heyr al huer weluaert schuerde.
Ick ben een geessel van den verwaenden getale.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Ende ghy mest v als tswijn kit cot.
Ick leere die edele te berghe te daleGa naar voetnoot256
Die glauie voeren, tharnas van stale,Ga naar voetnoot257
Om Ridderlijck verweeren tsvijants ghescot:
By my ghecrijchtmen der eeren lot.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Want duer my ghecrycht men sulcke vrameGa naar voetnoot260
Datmen wapene voert, ende vermeert den name.Ga naar voetnoot261
Paeys
Och dat ghy ghelesen hadt die historien
Der Braakmannen in Alexanders tijden,Ga naar voetnoot263
Die alle waren van eender memorien,Ga naar voetnoot264
| |||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||
265[regelnummer]
Van eender armoeden, van eender glorien,
Alle euen machtich sonder strijden,
Sij en hadden harnasch noch sweert om snijden,
Vanghenisse, wethouwere, noch iuge mede,Ga naar voetnoot268
Want daer en was niemant die misdede.
270[regelnummer]
Ende en waert ghy ter weerelt noyt in commen,
Soo haddick regnacie behouden alleene:Ga naar voetnoot271
Want niemant en soude dandere dommen.Ga naar voetnoot272
De wet van natueren en soude niet crommen,Ga naar voetnoot273
Ende tgoet der weerelt waer al ghemeene.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Maer sint dat ghy quaemt, hebt ghy onreene
Den mensche ghehouwen in wercken, in wille,
Want ghy sijt vierstokere van allen geschille.
Orloghe.
Ghy maect op my een groot ghebaer,Ga naar voetnoot278
Nochtans soo ben ick beter dan ghy,
280[regelnummer]
Want ick hielde de werelt, dits immer waer,
Gheduerende wel vijf duysent Iaer,
Als heere en souuerein Baeliu.
Tbooch al voor my wast caluwe oft ru.Ga naar voetnoot283
Van v en wistmen niet te sprekene,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Dies ick v maer voor een cyfere en rekene.Ga naar voetnoot285
Ten wtersten weest mijnder woorden behoedere,Ga naar voetnoot286
Tuwen spijte zijt ghy ghecomen van my.Ga naar voetnoot287
Hoort v gheslachte, ick maecks v vroedere,Ga naar voetnoot288
Ick hebbe een dochtere, ende dats v moedere,
290[regelnummer]
Die Armoede hiet, dit moet ghy kennen vrij.Ga naar voetnoot290
Dus ben ick oude vader van dy,Ga naar voetnoot291
Heft, verlegt, versleypt, en verdraecht,Ga naar voetnoot292
Tis soo, my en rucx oft v mishaecht.Ga naar voetnoot293
| |||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||
Paeys.
Altoos soo zijt ghy mijn versmadere,
295[regelnummer]
Maer hoort ick sal wat anders spreken.
Deeuwighe wijsheyt dat is mijn vadere.
Ontfermicheyt en icke bleuen te gadereGa naar voetnoot297
Doen ghy waert wten hemele ghesteken.
Ende ouermerckende de groote ghebrekenGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
In Adams sade, te menichs onwensche,Ga naar voetnoot300
Daelde dwoort des vaders en wert mensche.Ga naar voetnoot301
Dit was in den vreedsamighen tijt,Ga naar voetnoot302
Want alle v macht was doen verlooren.
Twas paeys ouer al de werelt wijt,
305[regelnummer]
Ende den eeuwighen paeys ghebenedijtGa naar voetnoot305
Was vander paeyselijcker maecht gheboren,Ga naar voetnoot306
Doen was versoent den grooten toren
Die ghy als orloghe haddet bedreuen,
Want dmenschelijc geslachte was doen verheuen.
Orloghe.
310[regelnummer]
Eer dit gheviel, segt kaerel grof,Ga naar voetnoot310
Hebbick de eere altoos verwaert.Ga naar voetnoot311
Hoe ghecreech Hector van Troyen lof?
Ende hoe quam Alexander int hof
Van eeren, ende Iulius te syne vermaert?Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Voort Iosue, en Dauid van hoogher aert,Ga naar voetnoot315
Ende Iudus Machabeus ghepresen,Ga naar voetnoot316
Met mijnder hant zijnse alle gheresen.
Voort Artur, Karel, ende Godefroot,Ga naar voetnoot318
Dit zijn neghen Princen van prijse.Ga naar voetnoot319
| |||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||
320[regelnummer]
Hercules, Sangar, Goliat groot,
Cysara, Sampson sonder ghenoot,
Theseus, Perseus, Iason de wijse,Ga naar voetnoot320-322
Dese droeghen alle mijn deuijse.Ga naar voetnoot323
Wat cont ghy binnen uwen tijt betooghenGa naar voetnoot324
325[regelnummer]
Dat bequame is voor der menschen ooghen?Ga naar voetnoot325
Paeys
Hooghen naem met orloghen winnen
En mach niet salichst zijn bekent.Ga naar voetnoot327
Maer Salomon dalderwijste der sinnenGa naar voetnoot328
Die noyt en leefde ter werelt binnen,Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Was in den tijt des paeys ghesent.Ga naar voetnoot330
Den Tempel ons Heeren heeft hy volent,Ga naar voetnoot331
Dyen hy soo costelijck ordonneerdeGa naar voetnoot332
Dats noyt te vollen iemant grondeerde.Ga naar voetnoot333
Dertich duysent wercklieden hadde hy daer,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Sonder die Prouoosten om dwerck bestieren,Ga naar voetnoot335
Dyer wasser drij duyst drij hondert voorwaer,Ga naar voetnoot336
Nochtans beroerte, gheluyt, noch ghebaerGa naar voetnoot337
En wassere, maer rustich van manieren.Ga naar voetnoot338
Hyran die edele Coninck van Thyren
340[regelnummer]
Sandt hem volc, hout, en gout van Lybano,Ga naar voetnoot339-340
Verwindy my nu soo zijt wel vro.Ga naar voetnoot341
| |||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||
Orloghe.
Dat sal ick wel doen, zijt dies te vreden.Ga naar voetnoot342
Hoort wat gheschiet is onder mijn hant,Ga naar voetnoot343
Want Arphaxat de Coninck van Meden
345[regelnummer]
Maecte Egbatanis stede der steden,
Die stercxste diemen ter werelt oyt vant,
Die mueren die waren aen elcken cant
Tseuentich cubiten hooghe, ende dertich dicke,Ga naar voetnoot348
Van viercanten steenen reyn van beschicke.Ga naar voetnoot344-349
350[regelnummer]
Voort Cambyses die in Egypten maecte
Babylonien de moghende stadt,Ga naar voetnoot350-351
Die al Mesopotamien doorblaecte.Ga naar voetnoot352
Ende Holofernes de ongheraecte,Ga naar voetnoot353
Die Madyan ende Damasco besadt.Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Ende noch weet ick eenen anderen padt,Ga naar voetnoot355
Dats Pluto die Molosen verlichte,Ga naar voetnoot356
Ende Busirus die Memphin stichte.Ga naar voetnoot357
Paeys
Nu moet ick lachen ick en cant ghelaten:
Wach lacen hoe slecht is v vermet?Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Vwe weghen sijn alle verdoelde straten,Ga naar voetnoot360
Ghy noemt daer volck verdoemt, verwatenGa naar voetnoot361
Dat God noyt en kende, noch eewe, noch wet.Ga naar voetnoot362
Maer diepere sal ick v gorden een let,Ga naar voetnoot363
V vanghende in ws selfs woort voorseyt,
365[regelnummer]
Want na Orloghe houdt Pays de moghentheyt.
| |||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||
Ende alle menschen die hier tleuen verweruen,
Die moeten alle metter doot vergaen:
Dies ist van noode eer datse steruen
Datse in Paeyse huer siele eruen,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Sullense Gods eeuwighen Paeys ontfaen:
Want om Paeys te ghebruycken hebben bestaen
Alle Heylighen tormenten te lijdene,
Om met Gode in paeyse te verblijdene.
Orloghe
Ghy spreect van Christus, dus hoort sijn woort,
375[regelnummer]
Die seyt, Mijnen paeys die gheue ick v
Niet als de weerelt paeys brengt voort.Ga naar voetnoot375-376
Dus sijnder twee paeysen diet wel spoort,Ga naar voetnoot377
Contrarie malcanderen oyt ende nu.Ga naar voetnoot378
De weerelt wilt paeys hebben sonder gru,Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Om alsoo in weelden versaedt te syne.
Maer sulcken paeys verbeyt de helsche pyne.Ga naar voetnoot381
Christus paeys leert v verdraghen,
Ghedoochsaem in sweerelts wederstoot,Ga naar voetnoot383
Op dat ghy in toecomenden daghen
385[regelnummer]
Soudt den volmaecten paeys beiaghen,
Hier bouen in Abrahams vreedsamen schoot.Ga naar voetnoot386
Dies ben ick v tot sulcken prof ijte noot.Ga naar voetnoot387
Want en waren der tribulatien engienen,Ga naar voetnoot388
Men soude in paciencien luttel verdienen.
Paeys.
390[regelnummer]
O Orloghe om v (alst voren ghewaecht is)Ga naar voetnoot390
Moeste Sathan wt tshemels cappittel breken,Ga naar voetnoot391
Ende Adam oock wten capittel gheiaecht is
Des paradijs, merct hoe gheplaecht is
| |||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||
Iudas, wt Christus capittel ghesteken.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
In deerste is groote hooueerdije ghebleken,Ga naar voetnoot395
In dandere sware onghehooricheyt.Ga naar voetnoot396
Inde derde ghierighe wederspooricheyt.Ga naar voetnoot397
Vanden eersten staet aldus gheschreuen,
Als eenen blixem ick Sathan vallen sach.Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Den anderen dyen is te loone ghegheuen,Ga naar voetnoot400
Int sweet ws aenschijns sult ghy leuen.Ga naar voetnoot401
Merct wel oft waer is, op desen dach.Ga naar voetnoot402
Vanden derden doet ons schriftnere ghewach,Ga naar voetnoot403
Dat hy hem verhinck met eenen stroppe,Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Berstende soo viel hem wte de zoppe.Ga naar voetnoot405
Orloghe
Het dunct my een wonderlijck gheueert sijn,Ga naar voetnoot406
Dat ghy mijn propoost verdroeuen doet:Ga naar voetnoot407
Al mach Paeys metten menighen weert sijn,Ga naar voetnoot408
Doch dunct my onbereden tpeert sijn,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Dat den breyel van Orloghen proeuen moet.
Want weelde en paeys vergrouen tbloet,Ga naar voetnoot411
En waert van orloghen niet ghecapittelt,Ga naar voetnoot412
Dus moet ick dan salich sijn ghetittelt.Ga naar voetnoot413
Ende inwendich soo proeue ick van ghelijcke,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Dat doorloghe die ick noeme temptacie,
Die siele met duechden doet verrijcken,
Thooueerdich seyl doen neder strijcken,Ga naar voetnoot417
Eer datmen comen mag ter gracie
Dus sluyt ick in mijn arguacie,
420[regelnummer]
Doorloghe profitelijck (versta diet mach)Ga naar voetnoot419-420
Alsoo die Sonne voortbrengt den dach.Ga naar voetnoot421
| |||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||
Paeys
Noch blijfdy gheuanghen in v woort,
Ende dit merckelijck by der Sonnen,Ga naar voetnoot423
Want soo de Sonne den nacht verstoort,
425[regelnummer]
By wien den claren dach comt voort,
Dien alle menschen weluaert ionnen:
Tsghelijcx moet ghy oock sijn verwonnen
Manlijck met duechdelijcken ghewercken,
Oft gheen victorie en salmer mercken.
430[regelnummer]
Ende die de victorie heeft vanden strijde,
Heeft paeys inde hant na sinen ghemoede,Ga naar voetnoot431
Ghelijck dat de lieffelijcke ghebenedijde
Christus als peys ons alle beurijde
Orloghe doodende aent cruycen roede.
435[regelnummer]
Want duer cracht van sinen heylighen bloede
Is ons ghegheuen volmaect versoeten,
Ende tsvijants macht leyt onder sijn voeten.
Orloghe.
Elck vreedsaem herte daer in betrout,
Dus hebt ghy recht in eenen sin:Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Maer paeys ghy sijt v selfs Herout.Ga naar voetnoot440
Orloghe is deynde van paeyse alst nout,Ga naar voetnoot441
Dies blijcket dat ick van v comen bin.
Ghy sit cause mijns wesens en mijn beghin,
Als alle verstandighe wel connen smaken,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Want als ghy slaept soo gae ick waken.
Ick ben alsoo edel van natueren
Dat niemant v sonder my en kent.Ga naar voetnoot447
Ghelijck men tsoete smaect byden sueren,Ga naar voetnoot448
Ende verwen vonnist by colueren,Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Gheuoeltmen mids my v regiment.Ga naar voetnoot450
Ghy bleeft met openen ooghen blent,
Quame ick v feeste niet verturberen:Ga naar voetnoot452
Dus moet ick bouen v domineren.
| |||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||
Paeys
Ach arm dier aensiet v naectheyt,
455[regelnummer]
Van alder duecht sijt ghy ontcleet:
Hoort hoe ick sluyte v ongheraectheyt:Ga naar voetnoot456
Paeys is deynde, ende de volmaectheyt.
Die orloghe schuert al huer beleet,Ga naar voetnoot458
Mids uwer quaetheyt mijn duecht men weet.Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Ghy brengt beclaghen, ick doe belouen.Ga naar voetnoot460
Ghy hoort beneden, ende ick woon bouen.
Daer paeys sal blijuen sonder ende,
Nae den lesten dach int eeuwich leuen,
Een herder, een schaepskooye met blijder bende.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Maer Orloghe sal hebben de helsche allende,
Daer pijne eeuwelijck wordt beseuen.
Ende dan sal Iesus dierbaer bloet verheuen
De vreedsame daer in paeyse verheffen,
Ende de helle sal eeuwelijck orloghe beseffen.
Orloghe
470[regelnummer]
Paeys weerde vrient, by sulcker condicieGa naar voetnoot470
Ist dat ick verwonnen blijue.
Dedick anders, tware teghen iusticie.
Want sulcke eerweerdighe sacrificieGa naar voetnoot473
Is middelare van allen ghekijue.
475[regelnummer]
Oock weetick claerlijck hoe ict bedrijue,Ga naar voetnoot475
Dat alle die hier int leuen ghedueren,
Begheeren paeys by rechter natueren.
Niet te minn alsoo langhe als de weerelt staet,
Sal altoos werringhe sijn op die eerde.
480[regelnummer]
Want deene is goet ende dander quaet:
Dies laet ons scheeden, dats minen raet.
Ons bestant houwende in goeder weerde.
Ende hier me soo rijdick mijnder veerde,Ga naar voetnoot483
Swijghende voordane van allen gheschille,
485[regelnummer]
Want Paeys is best, tvolck segghe dat wille.Ga naar voetnoot485
| |||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||
Paeys.
Orloghe dit dunct my te syne goet,
Ick wilde dat ick v nimmermeer en saghe.
Paeys riepen die oude vaders vroet.Ga naar voetnoot488
Ende wie Paeys lachtert, hy misdoet.Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
My wondert dat ick iemant mishaghe,
Want alst al wel wort ghebrocht ter wagheGa naar voetnoot491
Deene en dandere hoe datmen wende,
Nae dorloghe comt altoos paeys ten ende.
Ick mochte my seluen meer eeren bewijsen
495[regelnummer]
Om mijne condicien te openbarene,Ga naar voetnoot495
Maer niemant en soude hem seluen prijsen.
Dus lieue gheminde laet ons rijsen,Ga naar voetnoot497
Ende pijnen ons van hier te varene.
Sijt alle vrolijck, pijnt druck te sparene,
500[regelnummer]
Want Paeys die is een salich weert.
God gheue hem paeys die paeys begheert.
De facteur.
Amen riepen alle ionghelinghen
Die met Paeyse waren ghecomen daer,
Noyt en hoordick soo lustelijck singhen.
505[regelnummer]
Elck was gheerich om vruecht voortbringhen,
Het clanck tot in den hemel claer.
Sij maecten van blijschappen sulck ghebaerGa naar voetnoot507
Om datse van Orloghe waren vrij,
Soo groot dat ick ontspranck daer by.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Doen ick my seluen wel besach,
Vant ick my noch ter seluer stede
Daer ick ghewoonlijck te rustene plach.
De Sonne vertoonde my den dach,
Gode dancticks en zijnder moeder mede.
515[regelnummer]
Nochtans door mijns drooms wonderlijchede
Vele soeticheden soo besief ick.Ga naar voetnoot516
| |||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||
My seluen om schrijuen soo op hief ick.
Doen schreef ick tselue dat ghy hier siet
Nae dat ick conste den droom bedincken,
520[regelnummer]
Luttel doocht (ick kent) oft niet.
Maer soo die sanghers doen tbediet,Ga naar voetnoot521
Die mist int singhen die sal eens drincken.Ga naar voetnoot522
Ontfaet in dancke mijn sober schincken.
Ick wilde ict beter wenschen mochte,
525[regelnummer]
Maer lacen niet wijsere is mijn ghedochte.
Hier nae vindy den name
vanden facteur.
Helpt dat mynen droom doch sy warachtich.
AMEN.
|
|