De Kruisiging van den H. Petrus.
De legende verhaalt, dat de H. Petrus, niet willende gekruisigd worden als zijn meester, uit ootmoedigheid aan zijn beulen vroeg en verkreeg, dat hij met zijn hoofd naar beneden aan het marteltuig zou gehangen worden.
De top van het kruis wordt in den grond geplant; de martelaar steekt met de beenen omhoog, de rechterarm is aan het kruis gebonden, de hand is omgeplooid; de linkerhand houdt het dunne witte doek vast, dat om zijn gordel geknoopt is. Rechts is een der beulen geknield, zijn hoofd is haast tegen den grond gebogen; met den schouder stuwt hij den kruisboom recht. Links heeft de tweede beul zich met den rug tegen het kruis geplaatst en in gekromde houding werkt hij het omhoog. Een soldaat helpt de beulen bij hun werk. De achtergrond is helder, scherpblauw; aan den gezichteinder ziet men een berg en een valen grond met wat vaag groen, misschien, maar niet stellig, het loof van een boom verbeeldende.
De ineenzetting is zoo schraal mogelijk, de handeling is zwak, de inspanning van krachten is niet gemeend, de houdingen ongelukkig. Het hoofd van den geknielden beul loopt ineen met dat van den martelaar en is er niet van te onderscheiden; de andere beul is stijf, zonder veerkracht; de soldaat is al even weinig doordrijvend.
Er is weinig afwisseling van kleur in het werk. De drie naakte lichamen, dat van den H. Petrus en van de twee beulen, zijn nagenoeg in denzelfden toon; de draperijen zijn neutraal; de soldaat draagt een kolder van vuil donkerrood; op zijn geribden helm wordt het licht in zilverigen glans weerkaatst: dit is het eenige heldere punt der schilderij. De vleezen ontvangen overvloedig, maar eentonig licht; op de borst van den H. Petrus en op de ruggen der beulen, valt het in zijn gansche kracht, maar flauw zijn de schaduwen, ruw de lichtvlekken, weinig doorschijnend de verschillende deelen. De armen zijn als koorden gedraaid, hobbelig, maar zonder kracht, zooals er overvloedig licht is zonder groote werking.
Het stuk is klaarblijkelijk uit van Dijck's jeugd en gemaakt in navolging van Rubens' Kruisrechting, waarin twee heffende en schragende beulen voorkomen, maar de reusachtige vormen, de