Aardsche en Hemelsche Gezindheyd. | 211 |
Stand van een Afgedwaalde, en Wederbekeerde Ziel tot God den Heer. | 214 |
De Goddelijke Alwetenheid en Altegenwoordigheid. | 218 |
Weering der Beletzelen van de Goddelijke Liefde. | 221 |
Verkiezing van de Schepper boven de Schepzelen. | 224 |
Verlangen na het Eeuwig Zalig leven. | 227 |
Onderscheid van de bewegingen der Goddelijke Genade in de wedergeboorne, en der Nature in de onherboorne. | 230 |
Liefde-vlammen tot de Heer Jesus Christus. | 235 |
Erkentenis van des Heeren Weldaden. | 237 |
Opwekking tot de Goddelijke Liefde, om zijne Schoonheid boven die van de Schepselen. | 239 |
Ziels verlangen tot den Heer, en zijne Liefde. | 242 |
Lof over des Heeren Goedheid, in de Schepping, en Herschepping. | 244 |