| |
| |
| |
Anoniem
Oscar Lewis is geen schrijver. Hij is een antropoloog die zijn boeken samenstelt met behulp van een taperecorder. Hij biedt ons geen scheepslading grandioze vips zoals onze eigen Bibeb dat doet: zijn twee boeken die hier het meest bekend geworden zijn, The Children of Sanchez en Pedro Martinez, beschrijven respectievelijk het leven van een naamloze grote-stadsfamilie in Mexico City en dat van een even naamloze boerenfamilie in Azteca, een dorp van ongeveer 3500 inwoners, ongeveer 90 km ten zuiden van de hoofdstad van Mexico.
De boeken willen in de eerste plaats antwoord geven op de vraag: wat betekent het om op te groeien in een overbevolkte achterbuurt van een grote stad, of in een hut op een dorp waar de boeren geen gelegenheid hebben om hun lot te verbeteren, in een sociaal achterlijk land. En wat wil het zeggen om werkelijk arm te zijn? Dr. Lewis' boeken beantwoorden deze vragen op een veelzijdige, subtiele, concrete manier; het lezen ervan is een schokkende ervaring.
Het eerste dat bij deze boeken opvalt is hoeveel
| |
| |
boeiender de resultaten van de ondervraag-methode zijn wanneer hij wordt toegepast op mensen waarvan we verder niets weten; en hoe belangrijk het is voor iemand die het karakter van de mensen wil leren kennen om te luisteren naar wat die mensen zeggen, en dan in het bijzonder naar wat de meeste ernstige schrijvers als prietpraat van de hand wijzen. The Children of Sanchez bevat de autobiografieën van de vier Sanchez kinderen, geschiedenissen van een aanhoudende ellende die ineenhaken doordat de gesproken teksten gedeeltelijk, met de gewijzigde accenten van het individu, dezelfde gebeurtenissen verhalen en op dezelfde tijd betrekking hebben, zodat ze elkaar aanvullen en van commentaar voorzien.
De kinderen worden in- en uitgeleid door de vader Jesús Sanchez, geboren in 1910, die naar Mexico City kwam toen hij een jaar of twaalf was. Hoewel deze Jesús zeer arm is zegt dr. Lewis met nadruk dat hij zeker niet op de onderste tree van de sociale ladder staat.
Zijn vader was een muilezeldrijver, een analfabeet die Jesús als weinig beminnelijk beschrijft. De moeder van Jesús stierf toen hij nog jong was. Na een lange reeks mislukte pogingen vond hij een vast baantje in het La Gloria hotel waar hij ten slotte opklom tot inkoper van voedsel, een vertrouwenspositie, vanwege het vele geld dat hem dagelijks werd meegegeven. Ten tijde van de interviews had hij meer dan dertig jaar voor het hotel gewerkt.
‘I can say I had no childhood,’ zegt hij aan het begin van het boek. Men twijfelt niet aan zijn woorden. Uiterlijk was hij een kruising tussen een fabrieksarbei- | |
| |
der en een boer, een man van weinig woorden die, evenals Pedro Martinez, zijn rol als gezinshoofd ernstig nam en zijn genegenheid vooral tot uitdrukking bracht door plichtsgetrouw voedsel in het huis te brengen. Van zijn inkomen bij het La Gloria hotel, ongeveer een dollar per dag, vermeerderd met
bijverdiensten, o.a. uit het verkopen van loten, wist Jesús drie gezinnen min of meer te onderhouden.
Zijn meest bewonderenswaardige eigenschap is misschien zijn strenge gebondenheid aan zijn gezin, een deugd die hij van zijn dorp had meegebracht en die in zijn kinderen verloren dreigde te gaan. Ondanks zijn uiterlijke hardheid en de ononderbroken serie teleurstellingen die hij kreeg te verduren van de kant van zijn kinderen, werkte hij hardnekkig om hun lot te verbeteren. Wat het boek zo triest maakt is vooral het feit dat Jesús, na een leven van onvoorstelbaar hard werken tegen een overmacht van ongunstige omstandigheden, moest erkennen dat al zijn inspanning tot niets had geleid. Over zijn zoons zegt hij dan bitter: ‘...I can no longer treat them with affection.’ Want: ‘First they want to be millionaires and then get a job.’ En over Manuel: ‘My son Manuel isn't a father, he's not worth anything, in my opinion he might just as well be dead.’
Zijn fouten geeft hij toe zonder de omvang te beseffen van het kwaad dat ze aanrichtten. De dood van zijn eerste vrouw Lenore herinneren de kinderen zich als een keerpunt; over zijn latere veelwijverij spreken ze met afkeer. Het gezin woonde samen in één kamer, de kinderen zagen en hoorden meer dan Jesús dacht,
| |
| |
ondanks zijn voorzorgsmaatregelen. Eén voorval staat in het geheugen van de kinderen gegrift: de vader die hen verantwoordelijk stelde voor de dood van zijn derde vrouw Elena. Deze beschuldiging, blijkbaar zonder enige grond geuit, blijkt in het geheugen van de vader nauwelijks een rol te spelen; het geheugen selecteert wel vaker in ons voordeel. Voor de vader betekende de beschuldiging waarschijnlijk niet meer dan een redeloze uiting van zijn radeloos verdriet, van verbittering over het feit dat de kinderen tijdens Elena's ziekte geen geld hielpen verdienen. Elena was de favoriete vrouw van Jesús. Veel later zegt hij over haar: ‘But there are some things I can't begin to understand - why is it that when one meets a person who is good and useful, who helps so much, she has to get sick and die?’
Manuel, 32 toen de interviews plaatsvonden, heeft van zichzelf geen hogere dunk dan zijn vader van hem heeft. ‘I believe my life is a repetition of my father's, except that he took care of his four children, and I didn't.’ En zo begint in zijn relaas de ondertoon van het boek door te klinken: de geschiedenis herhaalt zich, met dit verschil, dat de herhaling troostelozer is dan het oorspronkelijk.
Hij is, met zijn levendige geest, zijn gedetailleerde geheugen voor wat hij gehoord en gezien heeft, zijn directheid en zijn gevoel voor de dramatische mogelijkheden van zijn verhalen, de boeiendste verteller van de kinderen. Hij beschrijft zijn leven als ‘a tangle of inexplicable emotions’. Een fantast die zich mee laat slepen door de klank van zijn woorden, maar het vermo- | |
| |
gen mist om een baantje langer dan een week te houden; aan het eind van het boek een dubieuze markt-sjacheraar die Consuelo, de oudste dochter, in een soort gelijkenis, treffend typeert. Als iemand mijn vader een gewone steen zou geven, zegt zij, zou hij hem op de grond leggen. Hij zou een tweede zoeken en hem bovenop
de eerste leggen. Hij zou er nog een zoeken, en nog een, net zo lang dat hij ten slotte een huis gebouwd zou hebben. Maar Manuel ‘would hold it in his hand and look at it eagerly. In a few seconds it would begin to shine and he would see that it was made of silver, then of gold, then of the most precious things imaginable, until the glitter died.’
En Roberto, de tweede zoon (29) ‘would hold the same stone and would murmur, “Mmmm. What is this good for?” But he wouldn't know the answer.’
Roberto is door zijn karakter voorbestemd om slachtoffer te zijn meer nog dan Manuel. Hij lijkt, bij al zijn onbeheerste woestheid, een zachtere aard te hebben dan zijn broer.
‘I started stealing things from my own house when I was small,’ begint zijn verhaal. Centraal in zijn uitzichtsloze leven staan zijn liefde voor zijn door Jesús bevoorrechte halfzuster Antonia op wie hij al zijn gevoelens van tederheid projecteerde, en de vernederingen die hem te beurt vielen in de Mexicaanse gevangenis waarin hij terecht kwam toen de politie hem voor een ander aanzag. Hij zegt: ‘I don't know why I have always felt less than a nobody. Never in my whole life did I feel that there was anyone who paid attention to me. I have always been sneered at... belittled.’
| |
| |
Consuelo (27) zou naar de steen uit haar eigen verhaal kijken en zich afvragen: ‘What might this be? Is it, could it be, what I have been looking for?’ Het antwoord zou zonder twijfel ontkennend zijn geweest.
‘I had nothing but bitterness all through my childhood,’ herinnert ze zich. Het thema van de blues. Ze voelt zich door haar broers in het nauw gedreven. Wat haar van die broers onderscheidt is voornamelijk haar afkeer van promiscuïteit gepaard aan een hang naar religie, en een werkelijke drang om zich uit het milieu los te maken.
Haar vader heeft hoge verwachtingen van haar en ze lost haar belofte in zoverre in dat zij het van de kinderen het verst brengt. Ze haalt het diploma van een handelsschool en er lijkt geen reden waarom haar wensdromen voor een burgerbestaan niet in vervulling zouden gaan. Toch mislukt haar alles, haar leven wordt een angstig manoeuvreren tussen de ‘baas’ die van haar afhankelijke positie misbruik wil maken en haar angst voor mannen. ‘Never in my life did I desire to belong to a man,’ zegt ze. Het is gemakkelijk en daarom verleidelijk om Consuelo, met haar bazigheid, haar frikkerigheid en haar frigiditeit onsympathiek te vinden. ‘I took my role of older sister seriously,’ vermeldt ze stijf. Over haar typelessen vertelt ze: ‘I worked very hard the first year and took to heart the precepts we typed in class exercises. “Perseverance wins,” or “Choose the right path and you will triumph.”,’ Ze wilde graag non worden en ze definieert de liefde als ‘a beautiful light that falls from above upon man and woman’.
| |
| |
In haar krampachtige braafheid doet ze denken aan Richardsons Pamela, tot blijkt dat ze niet tegen de omstandigheden opgewassen is, en, in tegenstelling tot Richardsons gehaaide burgerjuffrouw, steeds verder wegzinkt naar een niemandsland van hopeloze triestheid.
Voor Marta (25), die in Consuelo's gelijkenis de steen achteloos zou weggooien, heeft Jesús, misschien omdat hij niets van haar verwachtte, de meeste sympathie overgehouden. Haar kan hij zien als slachtoffer; de anderen hebben schuld. Over haar zegt hij: ‘Look what bad luck she's had.’ Het is een van de zeldzame momenten waarop hij met een openlijk gevoel dat geen verbittering is over zijn kinderen spreekt.
Marta is de enige in het boek die zich haar jeugd herinnert als een gelukkige tijd. ‘My childhood was the happiest any girl could have. I felt free... Nothing tied me down, absolutely nothing.’ In intelligentie is ze de mindere van de anderen, maar ze heeft iets kinderlijks behouden en kan levendig vertellen over kleine jeugdherinneringen. Wanneer ze haar verhaal vertelt zijn haar omstandigheden erger dan ze waren in het ouderlijk huis. Ze leeft in wanhopige armoe. Haar man is nutteloos gebleken. Baltasar, met wie ze leeft, drinkt en laat haar min of meer verhongeren. Ze heeft geen geduld meer voor haar kinderen. ‘I am becoming more like my papá.’ Ze is weer zwanger en de toekomst van het nieuwe kind laat zich raden. ‘I have never been so afraid of a birth as of this one,’ zegt ze.
Even voor het eind van het boek is er een passage waarin Marta praat over haar verbondenheid aan haar vader:
| |
| |
I go to the Merced Market every day, to see my father's face. When things go bad for him and he is sad, I am sad. Right now, he is peaceful and content and I feel better. After all, he is all worked out and cannot stand as much as a young person any more. None of us can buy life and I have to consider the fact that he may die at any time. While my father lives, I have nothing to cry about. After that, yes, the world will die for me.
Het is de essentie van een menselijke verhouding uitgedrukt in de eenvoudigste woorden.
Het is verrassend hoe duidelijk deze figuren gestalte krijgen in de monologen waaruit dr. Lewis de vragen heeft verwijderd om de gang van het verhaal niet te verstoren. Even verrassend is de grote dramatische spanning die ontstaan is uit dit weinig belovende, eentonige, grauwe materiaal; dat de spanning tussen de karakters voelbaar is gemaakt is waarschijnlijk voor een groot deel te danken aan de knappe regie van dr. Lewis. Verrassend is ten slotte ook de sterke, directe en vaak beeldende taal die deze weinig geletterde mensen bezigen en die zelfs in vertaling indrukwekkend is.
The Children of Sanchez is een boek zonder eind; het leven zal voor deze mensen op eenzelfde voet van troosteloosheid door blijven gaan. De zekerheid van de vader dat het zin heeft om te proberen het levenspeil bij kleine beetjes te verbeteren is verdwenen. De grote stad in een industriële maatschappij heeft dit besef gedood. Wanneer Manuel een beetje geld heeft verbrast hij het terstond; tussen zijn armoe en de mil- | |
| |
jonair ziet hij geen mogelijkheden. Maar wat het leven de Sanchez kinderen nog te bieden heeft beleven zij zeer intens en de verveling die de meer bevoorrechten belaagt kennen zij niet.
Pedro Martinez, uit het gelijknamige boek, is er weinig beter aan toe dan Jesús Sanchez. Zijn woorden zijn even bitter: ‘At one time, I believed in a lot of things... Now I believe in nothing.’
Pedro, een kleine boer in Azteca, is 72 wanneer hij deze uitspraak doet. Evenals Jesús Sanchez ziet hij terug op een leven van frustratie en mislukking - mislukte pogingen om zichzelf, zijn gezin en zijn dorp te bevrijden uit de wanhopige armoe die het lot is van de Mexicaanse boer. En evenals in The Children of Sanchez bereikt dr. Lewis meer dan het doel dat hij zich had gesteld nl. de lezer te doen voelen ‘what it means to be a peasant in a nation undergoing rapid cultural change’; het verhaal van Pedro, zijn vrouw Esperanza en zijn zes kinderen - zes andere kinderen waren jong gestorven - heeft de waarde van een menselijk document.
Ook Pedro is van zijn geboorte af slachtoffer van de meest ongunstige omstandigheden. Zijn vader sterft wanneer hij 3 maanden oud is en pas in de revolutie van 1910 vindt Pedro een waardige vervanger in de figuur van Emilio Zapata. Wanneer Zapata wordt vermoord zegt Pedro: ‘It was as if they had killed my own father.’ Zijn moeder begaf zich in talloze liefdesaffaires en liet Pedro opvoeden door familieleden zonder geld en zonder belangstelling. Pedro vat zijn jeugd samen met: ‘I suffered completely.’ Hij werkt zijn hele
| |
| |
leven even onvermoeibaar als Jesús Sanchez om zijn kinderen in elk geval het ergste te besparen. Hij, de analfabeet die op latere leeftijd leerde lezen, zorgde ervoor dat zijn zoon, zijn dochter en zijn kleinzoon voor onderwijzer werden opgeleid.
Dr. Lewis beschrijft Pedro als een ‘angry young man back in 1900’. Hij sluit zich in 1910 aan bij de revolutionairen. Het vechten bevredigt zijn behoefte aan actie, maar zijn idealistische motieven zijn onverdacht. Hij spreekt dan ook minachtend over de meelopers die vochten om zich te verrijken. ‘Now we knew what we were fighting for - Land, Water, Forests and Justice.’ Hij vecht in het vaste geloof dat een overwinning van de revolutionairen zal leiden tot een rechtvaardige verdeling van het land in zijn dorp, het dorp waarmee zijn band bijna even sterk is als met zijn gezin.
Eenzelfde behoefte aan rechtvaardigheid doet hem afscheid nemen van het sprookjesboek katholicisme van zijn jeugd. Wanneer hij 42 is wordt hij bekeerd tot het Seventh Day Adventism. Hij werpt zich dan met de voor hem kenmerkende kritisch onderzoekende energie op de studie van de bijbel. Hij wordt dadelijk een betweterige exegeet, vervelend als alle amateurtheologen, maar de studie heeft een bevrijdende invloed op hem: hij wordt een ‘modern’ mens. Zijn protestantisme isoleert hem van zijn dorpsgenoten, ook maakt het een eind aan zijn onmatige drinken waaronder zijn huisgenoten te lijden hadden.
In het dorp speelt hij een politieke rol en ook in de politiek had hij, als uitzondering onder zijn collega's,
| |
| |
in de eerste plaats het belang van de gemeenschap op het oog. ‘My religion (Seventh Day Adventism) forbade getting involved in politics but I couldn't resist trying to improve the village, to straighten out things...’
Voor de puritein in ons klinkt het vreemd om iemand getuigenis af te horen leggen van zijn strenge opvattingen over rechtvaardigheid en hem, bijna in een adem, te horen bekennen geld te hebben aanvaard. Maar Pedro was, vergeleken bij zijn mede-politici, een toonbeeld van belangeloosheid; het dorp verwijt hem dan ook niet zijn omkoopbaarheid: men vindt zijn ‘excessive honesty’ een beetje naïef, want hij is er een arm man door gebleven.
Treffend is Pedro's gehechtheid aan zijn vrouw, de dociele Esperanza. Bij zijn talloze liefdesavonturen die in het dorp even weinig opzien baarden als die van Jesús Sanchez in de grote stad liet hij haar niet in de steek wanneer zij hem nodig had. Na haar dood is hij verslagen. Zes maanden eet hij bijna niet en in het verzwijgen van wat hij vroeger als haar fouten veroordeelde bewijst hij zijn aanhankelijkheid. Hij had haar, bij buien, wreed behandeld, zoals het blijkbaar de gewoonte is bij zijn dorpsgenoten. Haar dood betekende voor hem het begin van de ontbinding van zijn gezin; dit besef gaf hem tegen het eind van zijn leven een sterk gevoel van eenzaamheid: ‘...there is no family solidarity any more,’ zegt hij. De zoons trouwen de verkeerde vrouwen en zetten het door Pedro begonnen werk niet voort. Pedro zegt: ‘Now my sons have practically left me and are scattered. When they saw that everything was over, they began to go off.’ Dan
| |
| |
slaakt hij de verzuchting van de sterke vader: ‘Not a single one of my sons has inherited my character!’
Pedro is een dictatoriale, gesloten, emotioneel geremde man over wiens innerlijk het boek ons weinig te zeggen heeft en voor wie het moeilijk is om meer te voelen dan het respect dat hij zijn kinderen afdwong. Zijn plichtsgevoel is sterk ontwikkeld en de vele tegenstrijdigheden die zijn karakter vertoont, zoals zijn vurig voorvechten van een verlichte democratie aan de ene - en zijn absolute alleenheerschappij thuis aan de andere kant, zijn kenmerkend voor de krachtfiguur die weinig inzicht heeft in de motieven achter zijn daden.
My thought has been to improve the village, not myself. No! The Lord came to struggle for the people, not for Himself! I fought with Zapata in the Revolution and since then I have been struggling for justice. That's why I have nothing and why my family suffered. To be a hero, a man cannot think of his home or of how his children or his wife or his patents will suffer. They must suffer! There is no other way. A man who thinks first of his family is not a hero or a patriot. He is nothing.
In zijn verwarde gepraat waarin hij zich identificeert met de helden die voor de mensheid stierven kent Pedro zich een heroïsche rol toe in een grootse wereld.
In Pedro Martinez is de dramatische spanning die The Children of Sanchez tot literatuur maakt bijna geheel afwezig. Verreweg het grootste gedeelte van deze ruim 500 bladzijden wordt in beslag genomen door de
| |
| |
monoloog van Pedro zelf. Zijn vrouw was voor 1958 gestorven, zodat dr. Lewis bij zijn terugkomst geen verdere opnamen maken kon. De weinige bijdragen van Esperanza vormen geen werkelijk tegenwicht in het boek. Het meest zeggende commentaar op Pedro's woorden wordt geleverd door zijn oudste zoon Felipe; uit zijn relaas kan men iets afleiden over de invloed van Pedro's tirannieke optreden in zijn gezin. Felipe herinnert zich de wreedheid van zijn vader tegenover zijn moeder, maar ook hoe Pedro zich er na zijn bekering op toelegde om hem te onderwijzen, en het verhaal van zijn blind worden aan één oog is een van de meest rauwe hoofdstukken uit het boek. Hij beschrijft de blinde driftbuien waaraan ook zijn vader leed: ‘I didn't know where this anger came from. It came upon me all of a sudden and it was so strong I felt like tearing myself apart...’ Maar van een werkelijk gelijkwaardig commentaar zoals in The Children is toch geen sprake.
In The Children of Sanchez mislukt alles; in Pedro Martinez is er een zekere minimale vooruitgang te bespeuren. Het langzamere ritme, de grotere stabiliteit, het sterkere besef van een levende traditie die in het dorp heersen vormen een contrast met het marginale, onbeschermde, ruige bestaan in de grote stad. De stemmingen van de stadskinderen zijn feller, ze wisselen sneller, de emoties worden minder in bedwang gehouden, de taal waarin men zijn agressie uit is geschakeerder. Dit, met de afwezigheid van gelijkwaardige stemmen, is er de oorzaak van dat Pedro Martinez een saaier boek is dan The Children of Sanchez. Er staat in Pedro's lange monoloog veel dat aan de kennis van
| |
| |
zijn karakter niets toevoegt en alleen belang heeft vanwege de vermelde feiten. Het boek zou levendiger zijn geworden wanneer dr. Lewis het gesproken woord hier en daar had onderbroken, ingekort en afgewisseld met een overbruggende tekst, een procédé dat in The Three Christs of Ypsilanti werd toegepast.
Deze bedenkingen nemen echter niet weg dat beide boeken een unieke gelegenheid bieden om te leren beseffen hoe de omstandigheden een individu vormen en, vooral, wat het wil zeggen om, in de meest letterlijke zin, voor je brood te moeten werken; en dat ze fascinerende lectuur zijn voor wie belang stelt in wat mensen dagelijks doen. Dr. Lewis heeft ons in staat gesteld om te luisteren naar de stemmen van mensen ‘who would not otherwise be heard.’
|
|