van overheidsadministratie tot Academie van Beeldende Kunsten - heeft te torsen. De overheveling van inkomen die voor dit laatste nodig is, en op straffe van steeds toenemende werkeloosheid en sociale onrust - ook op Aruba - steeds meer nodig zal zijn, kan alleen door een krachtige centrale overheid worden afgedwongen, en dan nog met de grootste moeite.
Uit vele geledingen en territoren van de Nederlands Antilliaanse samenleving zijn in de loop van de eeuwen en de jaren bijdragen geleverd tot de vorming van wat nu een eigen mozaïek is, waarop men met reden trots kan zijn. Stromingen en invloeden uit de omgevende regio, uit Afrika, uit Latijns Amerika, uit Europa, uit het Nabije en Verre Oosten en uit Noord-Amerika hebben de eilanden bereikt en zich bij de culturele maalstroom gevoegd, zogoed als in tegenovergestelde richting sommige bewoners en groeperingen erin geslaagd zijn het cultureel gezicht van de eilanden voor de buitenstaander scherper te profileren en daarmee invloed op anderen uit te oefenen.
Juist op de Antillen waar al zo lang zulk een druk contact met vele landen en culturen heeft bestaan, geldt sterker nog dan elders dat de ‘eigen’ cultuur, hoezeer ook onontkoombaar, voortdurend opnieuw wordt gedefinieerd.
De stenen van dit mozaïek zijn waardevolle momentopnamen van wat in werkelijkheid eerder een filmisch proces is, waarbij spelers, scenario en aankleding steeds wisselen, zonder dat de continuïteit van het verhaal ooit geheel zal kunnen teloor gaan, want iedere speler draagt kennis (en kan zich niet ontdoen) van al hetgeen zijn medespelers en voorgangers hebben verricht, gedacht en gevoeld.
Het is, in laatste instantie, dit subjectieve besef van continuïteit - ondanks alles wat op korte termijn als abrupt wordt ervaren - wat het eigene van een cultuur uitmaakt. Het eigene is dat wat was, zeker, maar altijd en onverbrekelijk gekoppeld aan dat wat bezig is te worden.
Si Dios ké, zal het laatste het eerste steeds met ‘orguyo i dignidát’ gedenken, bewaren en gebruiken, om vervolgens, het oog op de wijde omgeving gericht en de eigen verrichtingen daarnaar afmetend, door te koersen naar de bestemming die als het water is dat de eilanden omspoelt: Antilliaans, maar met eng-insulair; Caribisch, dus nooit stilstaand en verstollend; eigen en vertrouwd, maar zonder angst voor de verbinding met de wereldzeeën.
H. Hoetink