De toestand der vrouw in de maatschappij is bezig te veranderen.
Niemand zal tegenspreken, dat de toestand der vrouw in de tegenwoordige maatschappij groote veranderingen aan 't ondergaan is. In vroeger tijden bepaalde hare nuttigheid en werkzaamheid zich hoofdzakeiijk tot haar gezin; wat zij voortbracht en vervaardigde, diende in de meeste gevallen om de behoeften van dat gezin te vervullen: haar productie was familie-bedrijf. Zij spon garen, weefde linnen, naaide kleederen, bakte brood, zoutte vleesch, legde groenten en vruchten in; dat alles niet voor de markt, niet om te verkoopen, maar voor het onmiddellijk gebruik van haar en haar gezin. Zij was dus niet rechtstreeks afhankelijk van, noch rechtstreeks nuttig voor de maatschappij, maar afhankelijk van en nuttig voor den man, die haar kostwinner was. Deze toestand spiegelde zich in de wetten: de vrouw, die niet voor de gemeenschap produceerde, had ook in die gemeenschap geen stem, dat is: geen politieke rechten; de man was verplicht haar te onderhouden, maar zij hem te volgen en te gehoorzamen; zij werd behandeld als een onmondige, omdat zij maatschappelijk ook feitelijk onmondig was. Maar die toestand spiegelde zich ook in de zeden, en in het gedachte- en gevoelsleven der vrouw: doordat haar werkzaamheden thuis en als 't ware voor de maatschappij verborgen geschiedden, nam men aan dat de ‘huiselijke haard’ haar natuurlijk arbeidsveld was en dat degene die daarvan afweek, onvoegzaam handelde. De vrouw-zelf, die altijd in haar familiekring verkeerde, daar geheel voor leefde, en weinig bemerkte van de groote wereld daarbuiten, bekommerde zich in den regel om die wereld weinig, voelde er weinig belangstelling voor, ja beschouwde die wereld dikwijls als iets vijandigs, iets dat man en zoons van haar wegtrok en waarin zij niet volgen kon.
Al deze dingen zijn in de laatste honderd jaar bezig te veranderen, en doen dat elken dag nog meer. Men vindt thans vrouwen in allerlei beroepen en betrekkingen, waarvan men het vroeger bespottelijk en schandelijk gevonden zou hebben, dat een vrouw zich aan waagde. Vrouwen studeeren in de medicijnen en de rechten, zij ontwerpen gebouwen, werken op kantoren, in apotheken, bij de post, telegraaf en telefoon, zij arbeiden in allerlei fabrieken; in 't kort: een zeer groot aantal vrouwen is hun oude beroep van producent van het gezin ontrouw geworden en arbeidt rechtstreeks voor de maatschappij. Natuurlijk heeft dit invloed gehad op de meening, van wat aan vrouwen past of niet; zij verheugen zich in een veel grootere vrijheid van beweging dan vroeger, en de wetten, die haar