Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] XLVII O Liefde, als gij hel brandt binnen de wanden van 't hart, dan kent het geen verdrotenheid; als gij zingt in ons, bewege' onze handen in rustige rythmen van zekerheid. Maar walmt uw schijnsel in ons dof, en laag brandend, dan zoeken w' in gedroomde daden heil; 't schelle woord en druk gebaar verraden dat we in de liefde werden zwak en traag. Roep haar o hart, elken dag in u wakker en altijd wordt opnieuw het pad u licht: ge kent den naaste en buigt u tot den makker en kust zijn mond en streelt zijn aangezicht. En als d'avond valt, hebt ge op den akker als een getrouwe knecht uw werk verricht. Vorige Volgende