| |
| |
| |
De eerste druk van deze brochure verscheen buiten mijn voorkennis, zonder opgave van schrijver en ongekorrigeerd. Ik kan mij daarom enkel voor dezen tweeden druk verantwoordelijk stellen.
H. ROLAND HOLST.
Laren, Juli 1918.
De eerste druk van deze brochure is buiten ons om gereed gemaakt, zoodat we op de typografische verzorging geen invloed hebben gehad en dus geen verantwoordelijkheid daarvoor dragen.
J.J. BOS & Co.
Amsterdam, Juli 1918.
| |
| |
| |
[Soldatenplicht]
In den tijd vóór den oorlog, dachten de arbeiders-jongens, die in de loting vielen en in dienst moesten, in 't algemeen weinig na over de beteekenis van dat dienen. Het was vervelend om weg te moeten van je familie en je werk voor dat lamme soldaatje-spelen - maar er was nu eenmaal niets aan te doen. Bij geen verstandig mensch scheen het op te komen, dat er ‘iets aan te doen’ kon zijn. Ook de ‘rooden’, de leden der S.D.A.P., zeiden wel dat het leger heel anders moest worden. Het moest n.l. ingericht worden op demokratischen voet, de diensttijd korter, die malle apenpakjes en al dat ouwerwetsche belachelijke vertoon afgeschaft. Ook stelden hun afgevaardigden in het parlement elk jaar allerlei kleine verbeteringen voor, zij vroegen verhooging van tractement voor onderofficieren, militaire kleermakers, enz.; ook stemden ze geregeld tegen de oorlogsbegrooting, ‘omdat het leger een machtsinstrument der bezittende klasse was’, - maar daarbij bleef het. En iedereen scheen te denken dat het zoo geheel en al in orde was.
Een heel enkele keer hoorde men wel eens van gevallen van dienstweigering: zoo'n verdwaasde Tolstoïaan of anarchist, zoo'n halfzachte ‘plantenvreter’, die zei dat zijn beginsel hem verbood om soldaat te zijn. Die moest dan een jaar of zoo brommen: men had medelijden met den armen kerel, maar vond hem toch eigenlijk wel erg onnoozel.
En ook werden de troepen een enkele keer, als er groote werkstakingen uitbraken en de politie kon het alléén niet af, gebruikt om de staking te doen mislukken, b.v. door te zorgen, dat de arbeiders niet met de onderkruipers in aanraking konden komen en tegen ze spreken. Dat gebeurde in 1903, dat gebeurde een paar keer bij stakingen in de Rotterdamsche haven en bij de staking der zeelieden en havenarbeiders in 1911 in Amsterdam.
| |
| |
Op zoo'n oogenblik stonden de soldaten plotseling tegenover een werkelijkheid, waar ze in den gewonen dagelijkschen kazerne sleur haast nooit aan dachten, dan sprongen allerlei twijfelingen en vragen open in hun gemoed. En dan probeerden de ‘rooden’ hen te bereiken, ze belegden vergaderingen voor de militiens en wezen hen er op, voor welk vuil werk ze gebruikt werden: om de winst der kapitalistische klasse te beschermen. En ze herinnerden de soldaten er aan, dat d[i]e toch zelven ook kinderen waren van het volk, zonen der onterfde massa, en wekten hen op niet te vergeten waar ze behoorden te staan[.]
Maar ze zeiden zelden of nooit ronduit tegen hen, wàt ze dan behoorden te doen: allemaal dienstweigeren, in opstand komen tegen het gezag. Daarvoor schrikten ze terug: ze wilden die verantwoordelijkheid niet op zich nemen.
Want de soldaten die weigerden hun officieren te gehoorzamen, konden heel streng worden gestraft; ze kwamen immers in botsing met de krijgstucht en de militaire wetten.
En de sociaal-demokraten leerden, dat men zich aan de wetten houden moet, totdat het volk zelf de macht zou krijgen, om ze te veranderen.
Dat zou gebeuren door de organisatie en het stembiljet.
Zoo liep dan die p[r]opaganda onder de militairen op niet veel uit.
En als de stakingen die beroering gebracht hadden voorbij waren, bleef alles weer als van ouds[.]
Tot de groote oorlog kwam. Toen veranderde alles, toen werd het ‘soldaatje spelen’, ook voor de Hollandsche arbeidersjongens ernst.
De groote meerderheid der mannelijke bevolking werd plotseling tot den militairen dienst opgeroepen. Door heel ons werelddeel vond een algemeene mobilisatie plaats. De legers der oorlogvoerende staten botsten in een vreeselijken schok tegen elkander, de kanonnen donderden, de bloedstroom begon te vloeien, die nu vier jaar lang | |
| |
onafgebroken de gronden drenkt en de zeeën kleurt.
En de neutrale staten stuurden hun legers naar de grenzen, om die te verdedigen tegen elke ‘schending der neutraliteit’ en te waken voor de ‘onafhankelijkheid’ van het vaderland.
En, wat de burgerlijke klasse niet verwacht had en niet had durven hopen: de groote sociaal-demokratische par[t]ijen gingen in alle landen van West- en Centraal-Europa met de regeeringen mee. Zij zeiden dat nu elke gedachte moest achterstaan bij deze eene: het vaderland te verdedigen; zij stemden overal vóór de oorlogs en mobilisatie kredieten, zij sloten den godsvrede met de regeeringen.
Zij stelden de pers en de organisaties, die de arbeidende klasse in een langen strijd tegen de bourgeoisie had opgebouwd, nu zonder voorbehoud in den dienst der bourgeoisie.
Zij vergaten dat zij gepredikt hadden ‘de arbeider heeft geen vaderland’. Zij wischten alles uit, wat ze ooit geschreven hadden over de eenheid van alle verdrukten[,] uitgebuiten en ontrechten, buiten alle grenzen om[,] boven alle verschil van naties en rassen uit. Ze vergaten, hoe ze geleerd hadden dat enkel de gemeenschappelijke strijd dier verdrukte massa's tegen hun verdrukkers kon leiden tot de opheffing van het privaatbezit der arbeidsmiddelen, tot de vervanging van een maatschappelijke orde, gegrond, op uitbuiting, winst en konkurrentie, door het socialistisch stelsel dat vrijheid en welvaart beteekent voor allen, broederlijke samenwerking voor het algemeene heil.
Hun knapste mannen zeiden, dat die beginselen heel mooi waren in vredestijd, maar opgeschort moesten worden als er oorlog uitbrak - dat dàn elk proletariaat zijn regeering en zijn heerschende klasse moet steunen, dat dàn elk soldaat zijn plicht moet doen. Wat beteekende: dat alle zonen der arbeidende massa's van de verschillende volken zich tot het uiterste moesten inspannen om elkaar te vermoorden, alle ellende lijden, alle ontberingen van den oorlog verdragen om te zorgen | |
| |
dat hun vaderland overwon. Of, voor wat de neutrale landen betreft: alle persoonlijke lasten en bezwaren, en niet minder de algemeene versterking van het militairisme dulden, om gereed te zijn voor het oogenblik dat ook hun land in den oorlogskolk zou worden meegesleept.
Niet dienstweigering, maar dienstvervulling aan de kapitalistische regeeringen was het parool, dat de officieele sociaal demokratische partijen aan de arbeidende massa's uitgaven bij het begin van den oorlog.
En het is in de eerste plaats de schuld van hen, die dit parool uitgaven, zoo thans, na ruim vier jaar, de bee[s]tachtige menschenslachting nog op steeds reusachtiger schaal wordt voortgezet.
Want door dit parool hebben zij de eenige kracht uitgeschakeld, die aan die slachting een einde kan maken, eer alle oorlogvoerende staten totaal uitgeput en half uitgemoord zijn - en eer alle volken, òòk de neutrale, onde[r]mijnd zijn door voedselgebrek en bezwaard door een enorme schuldenlast als gevolg van de uitgaven tijdens de mobilisatie.
De eenige kracht, welke dat zou kunnen, is: de strijd der massa's tegen den oorlog en zijn gevolgen; het openlijke, daadwerkelijke en daadkrachtige verzet tegen de regeeringen en de heerschende klassen, tegen al het gruwelijke leed, de grenzenlooze ellende en de ontzettende ontaarding, die de oorlog over de geheele wereld brengt. Het daadwerkelijke verzet van de zijde der arbeiders - dat is vóór alles de staking.
Het daadwerkelijke verzet van de zijde der soldaten - dat is vóór alles de dienstweigering.
* * *
Sedert het begin van den oorlog zijn er in alle landen socialisten geweest die, tegen het parool der officieele sociaaldemokraten in, de massa's der arbeiders en der soldaten hebben opgewekt tot verzet tegen den oorlog | |
| |
en zijn gevolgen. Syndikalisten, anarchisten, revolutionaire Marxisten en christen-socialisten hebben dit verzet gepropageerd niet alleen, maar zijn in dit verzet voorgegaan. Allen, die zich ondanks de verschillen in hun levensbeschouwing en opvattingen, noemen met den gemeenschappelijken naam van revolutionare socialisten, hebben zich aaneen gesloten en sluiten zich steeds meer aaneen, om dit verzet te propageeren, op te wekken en zooveel mogelijk te leiden.
Zij die hierin samengaan zeggen, dat deze oorlog - evenals alle oorlogen tusschen zgn. ‘beschaafde’ naties in onzen tijd, - een oorlog is terwille der belangen van groepen groote kapitalisten, die de productie der wereld beheerschen en van wie daardoor de overgroote meerderheid der menschen afhankelijk is. Die groepen van machtige kapitalisten; bankiers, fabrikanten, spoorwegkoningen, mijnbezitters, reeders, plantagebezitters in de koloniën, vormen de ‘onzichtbare werkelijke re[g]eeringen’ die de zichtbare regeeringen, de vorsten, ministers, enz., in een bepaalde richti[n]g voortdrijven. Voor die groepen is de overwinning van hun land een levensbelang - want zij beteekent, dat ‘hun land’, dat is zij zelven, een groot deel van de wereldmarkt zal beheerschen en vele ekonomisch minderontwikkelde volken vrijelijk uitbuiten. Die overwinning beteekent, dat ‘hun’ land al zijn koloniën zal behouden en er misschien nog nieuwe krijgen bij den vrede. Zoo beteekent voor die kapitalistische groepen in ons eigen land de ‘zelfstandigheid’ van Nederland, dat Nederland zijn uitgestrekte, rijke koloniën behoudt. Die groepen zijn bereid, om voor dat doel de werkelijke zelfstandigheid van Nederland prijs te geven, d.w[.]z. een verbond tusschen Nederland en een of meer groote staten tot stand te brengen, die dan natuurlijk zouden bevelen, hoe het leger hier ingericht zou moeten worden, hoe sterk de vloot zou moeten zijn, enz. Zij zijn bereid om honderden millioenen uit te geven, ten einde een groot leger en een groote vloot te maken ter verdediging der koloniën. En zij zijn óók bereid, om Nederland te doen
| |
| |
deel nemen aan dezen of aan een volgenden oorlog, tegen de landen die de Nederlandsche koloniën zouden willen rooven. Dàt bedoelen zij met de ‘zelfstandigheid van Nederland.’ En daarvoor in de eerste plaats dient de mobilisatie, met haar lasten en bezwaren, haar verstompende verveling, met den achteruitgang van levensstandaard en de verarming die zij over tienduizenden gezinnen van gemobiliseerden brengt - en met de enorme uitgaven die zij noodig maakt. Uitgaven, die in de hoogste graad onproduktief zijn, dat wil zeggen dat er met al die honderden millioenen guldens niets nuttigs bereikt wordt, geen dijken en wegen, geen polders en ontginningen, geen hospitalen en scholen, - niets.
Maar diezelfde groepen van machtige kapitalisten, die zulke groote belangen hebben bij een vrede, die de overwinning van ‘hun’ land brengen of de ‘onafhankelijkheid’ van ‘hun’ land bevestigen zal, omdat zulk een vrede maakt, dat de goudstroom der winsten ook verder naar hen toe zal vloeien, - diezelfde kapitalisten halen óók geweldige winsten uit den oorlog zelf. Voor het groote kapitaal in de oorlogvoerende zoowel als in de neutrale landen is de oorlog een prachtige ‘zaak’. De groote bankiers die de leeningen afsluiten - de fabrikanten van munitie, de textielfabrikanten, de schoenfabrikanten en alle fabrikanten van voedingsmiddelen die aan het leger leveren verdienen schatten. De reeders en de groote handelshuizen in de neutrale landen hebben in de eerste oorlogsjaren schatten verdiend. De bezitters van bosschen en de houthandelaars maken reeds jarenlang ongehoorde winsten. Hoe erger het gebrek knijpt, hoe erger de schaarschte aan levensmiddelen wordt, - die, wat ons eigen land aangaat, grootendeels door de winstzucht der bezittende klassen en de misdadige uitvoer-politiek der regeering kunstmatig is veroorzaakt, - des te meer ontspringen weer nieuwe, schandelijke winsten uit de vervalsching van levensmiddelen, het in den handel brengen van allerlei minderwaardige surrogaten, waarmee de arbeidende massa's hun honger mogen stillen en hun naaktheid bedekken.
| |
| |
Hoe langer de oorlog duurt, des te erger woedt overal de nood, des te slechter en armer aan voedingswaarde wordt het brood, des te schaarscher melk, vet, vleesch en brandstof, des te hooger stijgen de prijzen van kleeding en schoenen en allerlei onmisbare artikelen - des te dieper zinken de massa's weg in verarming en ellende.
Hoe deze massa's, in den loop van de komende wintermaanden, zullen moeten leven, waarmee zij zich zullen moeten voeden en kleeden, om niet om te komen van gebrek - dat vraagstuk staat nu dreigend voor alle regeeringen.
Maar de regeeringen kunnen het niet beantwoorden, want zij zijn werktuigen van het machtige groot-kapitaal.
Wat zullen zij doen?
Zij zullen hoogstens doorgaan met de verdeeling der beschikbare levensmiddelen zóó te organiseeren, dat de armen niet doodvallen van den honger.
Maar nooit zóó, dat de massa's niet vreeselijk zullen lijden.
De regeeringen zijn nog steeds bezig den honger te organiseeren.
Het kan hun weinig schelen, of de massa's lijden, ondervoed worden, verzwakken en vervallen, of de kleine kinderen bij bosjes sterven, als plantjes die geen voedsel genoeg vinden in den schralen grond, of duizenden andere kinderen opgroeien tot pieterige stumperdjes, geteekend door de tuberkulose - het kan hun alles weinig schelen zoolang die massa's maar onderdanig hun werk blijven verrichten in dienst van het kapitaal. Zoolang de soldaten der oorlogvoerende staten elkaar blijven vermoorden - zoolang de soldaten der neutrale staten ‘de grenzen blijven bewaken’, - zoolang de arbeiders in de fabrieken, in de mijnen, aan de havens, aan de spoor- en tramwegen, aan de gasfabrieken en elektrische centralen blijven doorzwoegen, - zoolang zal het kapitaal geen einde maken aan den oorlog, al gaat de ellende alle maat te boven.
De arbeidende massa's zelven moeten er een einde | |
| |
aan maken door hun verzet. De soldaten moeten weigeren te vechten, de arbeiders en arbeidsters moeten weigeren te werken voor het kapitaal, dat is voor de verlenging van den oorlog, voor de bestendiging der ellende.
Dàt is de gedragslijn die nu, luid en stoutmoedig, wordt gepredikt door de revolutionaire socialisten van alle landen - die in de massa's hier en daar weerklank begint te vinden en af en toe door hen begint te worden opgevolgd[.]
Demonstraties en stakingen tegen den honger, tegen den oorlog, tegen de regeeringen en tegen het kapitaal hebben plaats gevonden in haast alle oorlogvoerende en neutrale landen: in Zweden, in Noorwegen[,] in Oostenrijk, in Duitschland, in Frankrijk, in Zwitserland, in Spanje en in de Vereenigde Staten van Noord Amerika.
Ook in ons eigen land hebben in de eerste dagen van Juli 1917 te Amsterdam 20.000 arbeiders het werk neergelegd, om te protesteeren tegen het gebrek aan levensmiddelen en tegen de gewelddadige onderdrukking methoden van het gemeentebestuur van Amsterdam, dat naar het oude recept aller heerschenden den honger der ellendige massa's wilde stillen met sabelhouwen en kogels.
In Rusland hebben onophoudelijke massa-stakingen in de munitie-bedrijven en massale dienstweigering zoowel aan als achter het front het Tza[r]isme doen ineenstorten. In een later stadium der revolutionaire ontwikkeling, hebben de arbeiders en soldaten in hun Sowjets of raden broederlijk samenwerkend, ook de burgerlijke regeering ten val gebracht.
De staking-in-massa der arbeiders, de dienstweigering-in-massa der soldaten zijn twee wegen die leiden naar eenzelfde doel: het einde van den oorlog, het einde der heerschappij van het kapitaal. Samen luiden zij den strijd in voor het socialisme, den eenigen goeden strijd in onze dagen, den eenigen waarvoor het de moeite waard is te lijden en te sterven, den eenigen die voert tot bevrijding van druk en van honger voor de groote massa, tot waarachtigen vrede en eenheid aller menschen.
| |
| |
De massale staking, telkens weer, der arbeiders - de massale dienstweigering[,] telkens weer, der soldaten, dat zijn de twee groote, elkaar aanvullende middelen, om dien vrede, die vrijheid en die eenheid te veroveren.
Wanneer de massa's der soldaten en de massa's der arbeiders elkaar trouw helpen, kunnen ze een einde maken aan den oorlog, wanneer ze voortgaan elkaar te helpen, kunnen ze een einde maken aan het kapitalisme.
Maar dit is het juist, wat de regeerders van alle landen boven alles vreezen.
Wanneer de eenheid tusschen arbeiders en soldaten tot stand komt zijn zij verloren.
Dat heeft de Russische revolutie opnieuw onweerlegbaar bewezen.
Zoolang de heerschende klasse op een aanzienlijk deel van het leger kan rekenen, om te schieten op de arbeiders-in-uniform van andere landen, of om te schieten op de arbeiders zonder uniform van het eigen land, voelen zij zich sterk.
* * *
Soldaten! Of uw meesters u morgen bevelen om Engelsche of Duitsche arbeiders neer te schieten, of om uw geweren te keeren tegen de arbeiders en arbeidersvrouwen in Nederland, die hongerbetoogingen houden of staken tegen de regeering, - dat is in den grond der zaak precies hetzelfde. Het eene zoowel als het andere bevel gehoorzamen beteekent: dat gij de kapitalistische instellingen en wetten helpt verdedigen, die de aarde maken tot een jammerdal voor de overgroote meerderheid der menschen.
De heerschende klassen voelen zich nog sterk. Zij zien, hoe ook thans nog, na vier jaar afschuwelijke, barbaarsche oorlog, de massa der arbeiders en soldaten gehoorzaamt aan hun bevelen. Sommigen uit domheid, omdat ze werkelijk gelooven dat het plicht is om die bevelen te volgen. Wanneer de oorlog verklaard wordt nietwaar, dan | |
| |
heeten plotseling de menschen van andere landen ‘vijanden’: die zijn slecht, wreedaardig, gemeen, men moet hun al het kwaad doen dat men kan, ze ten onder brengen en zooveel mogelijk uitroeien, om niet door hen overweldigd te worden. Sommige soldaten zijn dom genoeg om dat te gelooven. En wanneer er groote demonstraties zijn, of vooral stakingen, van arbeiders die den honger niet meer willen verdragen, dan heeten die betoogers en stakers plotseling ‘oproermakers’ nietwaar?, dat wil zeggen vijanden van den staat en van de ‘openbare orde’, en zij moeten als zoodanig behandeld worden.
Maar soldaten, er zullen wel niet velen onder u zijn, die dit nog gelooven, die werkelijk gelooven dat 't plicht is[,] om wat men de huidige ‘maatschappelijke orde’ noemt, te verdedigen. Daarmee verdedigt gij immers het roofstelsel, waardoor het groote kapitaal de massa's uitzuigt. Gij verdedigt de gruwelen van dezen oorlog en van elke koloniale veroveringspolitiek. (In Djambi heeft het Indische gezag, dat den wil uitvoert van het Indische kapitaal, onlangs dozijnen opstandelingen opgehangen; meer dan 1000 zijn tot deportatie en dwangarbeid veroordeeld). Gij verdedigt de onderdrukking van alle zwakke naties en van de groote massa's van alle volken. Gij verdedigt en schraagt al de ellende, die onafscheidelijk is van het huidige stelsel: de kinder-uitbuiting, de prostitutie, het alkoholisme, het strafstelsel, enz. enz.
Neen, wij kunnen niet gelooven, dat zeer vele soldaten die bevelen nog gehoorzamen uit overtuiging. Wij kunnen niet gelooven dat zij het voor hun plicht houden om te schieten op dichte massa's ongewapende mannen, vrouwen en kinderen, tot verzet gedreven door ellende, door verontwaardiging over de ergerlijke uitvoer-politiek der regeering en het schandelijke opkoopen van levensmiddelen door de bourgeoisie. Wij kunnen niet gelooven dat vele der soldaten, die in de bloedige Juli-week van 1917 naar Amsterdam werden gekommandeerd om dat verzet neer te schieten, de stem van hun geweten volgden toen ze op bevel salvo's afgaven op die mannen, vrouwen en kinderen.
| |
| |
Wij gelooven dat zij de stem volgen der vrees.
Wij gelooven dat zij schoten omdat zij niet durfden weigeren.
Wij gelooven dat zij schoten, het hart vol weerzin tegen hun eigen daad, vol wrevel tegen wie hen te schieten bevalen.
Wij gelooven dat zij, teruggekeerd in de kazerne, of al eerder misschien, zoodra zij hun slachtoffer zagen vallen, hun geweten in zich voelden branden, - dat zij zich in wanhoop afvroegen: ‘Zou het mijn schot geweest zijn, dat dien man, die vrouw, dien jongen doodelijk heeft getroffen? Maar dan ben ik... een moordenaar.’
De militaire discipline heeft aan uw gevoelens van menschelijkheid een sterken teugel aangedaan soldaten! De militaire discipline heeft uw gevoelens van klassesolidariteit onder een zwaren steenklomp verstikt! Maar er is geen teugel zoo sterk, of hij kan worden s[t]ukgebeten, en geen steen zoo zwaar, of hij kan uit den weg worden geruimd. Dat hebben ook de vele gevallen van dienst weigering, die in de bloedige Juli week te Amsterdam voorkwamen, op Kattenburg en in de Jordaan, bewezen. Zeer vele soldaten hebben het bevel niet gehoorzaamd, niet geschoten op hun mede-menschen, maar in de lucht. Dit is zeker. Ware het anders, het aantal slachtoffers zou veel grooter zijn.
En niet weinige soldaten: mariniers en Groningsche landstorm, zijn verder gegaan. Ze hebben den dienst geweigerd. Ze hebben aan hun meerderen gezegd: ‘dat schandelijke werk is ons werk niet. We doen het niet’
Soldaten, het militaire gezag tracht uw geweten, uw menschelijkheid en uw klasse-solidariteit te verstikken[.] Het wil u maken tot moord-machines in zijn handen, zooals de kanonnen moord-machines in uw handen zijn. Het wil dat ge leert gehoorzamen zonder denken, zonder u af te vragen wat uw daden beteekenen, wat hun werking is. U dat te leeren is immers het doel van de militaire africhting, het maanden-lang opgevoed worden in het prompt, onvoorwaardelijk, onmiddellijk uitvoeren der bevelen die men u geeft.
| |
| |
Maar de plooi van machinale gehoorzaamheid, die de discipline in u wil strijken, wordt telkens weer uitges[t]reken door de feiten. De veer van het eigen denken, eigen oordeelen en eigen willen, die men met geweld in u naar omlaag drukt, springt telkens weer naar boven. De feiten zijn te duidelijk over de heele wereld! Het lijden van de volksmassa, van uw eigen gezinnen, van uw vaders en moeders, uw broers en zusters, uw vrouwen en kinderen wordt te erg. De zelfzucht der bezittende klasse uit zich in al te zeer afstootende vo[r]men. Het kapitaal openbaart zich op te ontzettende wijze als het vreeselijke monster, dat aan de massa's het bloed uit de aderen, het merg uit de botten zuigt.
Uw verstand laat zich niet meer bedotten, uw gevoel niet meer onderdrukken, uw geweten niet meer verkrachten.
Gij weet wat uw plicht is, soldaten. Gij weet wat gij behoort te doen.
Doet het dan, kameraden. Overwint de sleur, de menschenvrees, de angst voor straf, de laffe weifeling. Volgt de stem van uw verstand, van uw gevoel en van uw geweten. Helpt de arbeiders. Weigert dienst aan de bourgeoisie.
Weest niet half, maar stoutmoedig en dapper. Zeker, zij die te Amsterdam in de eerste dagen van Juli in de lucht schoten, hebben goed en menschelijk gehandeld. Maar in de lucht schieten is toch nog maar een begin van het zich ontworstelen aan de banden der discipline.
Het is nog niet een dapper zich losscheuren van die banden. Het is nog niet de daad die, telkens herhaald, de zege brengt.
De mariniers en de Groningers, die zeiden: ‘neen, wij laten ons daartoe niet gebruiken’, - zij deden die daad.
Gij moet den moed hebben allen dienst aan het kapitaal te weigeren[.] Gij moet den moed hebben reeds wanneer men u wil vervoeren naar een plaats waar staking is, of in 't algemeen onrust onder de massa's, waar zij op straat demonstreeren voor hun eischen - te weigeren daarheen te gaan. Gij moet den moed hebben om in | |
| |
dergelijke oogenblikken van spanning te trachten uw kameraden openlijk te overreden, die nog niet zoo ver zijn als gij hen bezweren uw voorbeeld te volgen. Verklaart in de kazerne dat gij niet uittrekken wilt, laat u liever arresteeren dan toe te geven.
Zóó moet ge handelen, zoolang ge minderheid zijt. De minderheden moeten door hun voorbeeld een baan openen. Het dappere optreden, de opofferingsgezindheid van minderheden, dikwijls aanvankelijk van kleine minderheden, doen deze - als de omstandigheden gunstig zijn - het snelst tot meerderheden aangroeien.
En de omstandigheden zijn nu gunstig.
Zoodra ge echter meerderheid zijt, zoodra uw voorbeeld uw makkers aan uw zijde brengt, dan moet ge nog méér doen dan enkel weigeren.
Schaart u dan onmiddelijk aan de zijde van het volk. Helpt de arbeiders, beschermt ze tegen het woeden der politie, voegt uw kracht bij hun kracht, poogt zonder wreedheid, en zoo mogelijk zonder ruw geweld, de rechtvaardige eischen der volksmassa's door te zetten.
Dit alles is nu soldatenplicht. Samen met de arbeidende massa's tegen de kapitalisten en allen die hen steunen. Samen gestreden voor brood en vrijheid, rusteloos, zonder ontmoediging, hoe dikwijls men ook wordt teruggeslagen.
Soldaten! gij kent het gezegde: ‘de dienst der vrijheid is een zware dienst’.
De weg, die wij u oproepen in te slaan, is een moeilijke en steile weg.
Maar wie telt de offers, in den Wereldoorlog gebracht?
Millioenen offerden hun bloeiende jeugd, hun kracht, hun gezondheid, hunner oogen licht, hun ledematen, - waarvoor?
Opdat het Duitsche of het Engelsche imperialisme zou heerschen over Mesopotamië; - opdat België van Engeland of van Duitschland afhankelijk zou zijn.
De offers, waartoe het revolutionaire socialisme u oproept, gij brengt ze niet voor de overwinning van het eene of | |
| |
andere imperialistische statenverbond, gij brengt ze voor de bevrijding van het arbeidende volk en voor het geluk der menschheid.
Zegt niet een stem in uw binnenste, dat dit het heerlijkste en het hoogste is wat een mensch kan doen: ter wille van het groote geheel offers te brengen?
Hoort naar die stem, kameraden.
Organiseert u, makkers, van heden af aan, om uw verzet tegen het militarisme en tegen de heerschappij van het grootkapitaal zoo doelmatig mogelijk te maken. Richt overal, ten einde dat verzet voor te bereiden, in navolging van wat in Rusland geschiedde, soldatenraden op. Houdt door middel van deze raden geregeld voeling met de revolutionaire arbeidersbeweging, opdat, wanneer plotseling stakingen en volksbewegingen uitbreken, ge weet wat ge te doen hebt, om de zaak der vrijheid het best te dienen[.] Laat dan geen besluiteloosheid, geen onzekerheid in uwe rijen heerschen.
Op tot den strijd tegen het onmenschelijke imperialisme, dat de volken uitmoordt, dat honger en ellende over de aarde brengt en haar maakt tot een hel van verschrikking!
Op tot den strijd voor het kommunisme, dat alleen de volkeren verzoenen en de menschheid bevrijden kan!
|
|