Klassenstrijd in Spanje en Zweden
(1909)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Klassenstrijd in Spanje en Zweden.
| |
[pagina 2]
| |
bladen aan hun kranten berichten, dat er niets bijzonders, dat wil zeggen niets dramatisch gebeurt. In Zweden vinden wij als het voornaamste kenmerk van de worsteling een bijna angstwekkende rustigheid, een taaie ingehouden kracht. Wat zijn de oorzaken van dat geweldige verschil? Ten eerste dit, dat wat in Spanje gebeurd is, niet was een zuivere arbeidersbeweging, een stuk proletarische klassenstrijd, maar een volksbeweging; dat het daar verschillende klassen waren, arbeiders, boeren, kleine burgers, intellectueelen, die te samen den strijd voerden tegen regeering en geestelijkheid, dat dus veel minder het speciale karakter van den strijd zooals de arbeidersklasse dien voert, zooals vooral de georganiseerde arbeidersklasse dien voert, op den voorgrond kwam. In Zweden zien wij den zuivere arbeidersstrijd, den strijd grootendeels van georganiseerde arbeiders, waarbij de geest van het georganiseerde proletariaat de leiding heeft en zijne methoden worden gevolgd. Zoo groot als het verschil in optreden en in bewustzijn is tusschen georganiseerde arbeiders en het amalgama van verschillende klassen dat in Spanje te zamen streed, zoo groot is ook het verschil tusschen de vormen der worsteling in Spanje en der Zweedsche algemeene werkstaking. Voordat ik er toe overga om u over het verloop van den strijd in Spanje te spreken, wil ik eerst met u een korten blik werpen op het maatschappelijk milieu waarin die strijd plaats had. Gij weet hoe de historisch-materialistische beschouwing der maatschappij ons leert, bij onze beoordeeling van gebeurtenissen en personen altijd uit te gaan van de maatschappelijke verhoudingen, de productieverhoudingen, dat wil zeggen de wijze waarop voortgebracht wordt, van de hoogtegraad dien het productieproces heeft bereikt, van de verhoudingen tusschen de klassen en de staatkundige, juridische en geestelijke verhoudingen, die van den hoogtegraad van productie het gevolg zijn, dit alles natuurlijk ook in verband met het verleden van een land, met zijn historische ontwikkeling. Spanje is een land dat zich niet of althans slechts zeer aarzelend beweegt op de banen van een vooruitgaande kapitalistische ontwikkeling. Op eeuwenlange uitbuiting van de koloniën in Zuid-Amerika hebben de Spaansche heerschende klassen geteerd en het gemak waarmee zij hun inkomsten verwierven heeft hen vadsig en feitelijk tot heerschen, ja men zou kunnen zeggen zelfs tot uitbuiten onbekwaam gemaakt.Ga naar voetnoot1) Geen energie, geen geestkracht, geen voortvarendheid is onder hen overgebleven. Een wereldlijk priester uit Catalonië zeide dezer dagen, geinterviewd door den berichtgever van een groot Italiaansch blad, dat het Spaansche volk onder een dubbel juk gebukt ging: n.l. onder de oligarchie van den adel en de kloosterlingen. De monniksorden zijn, zooals men weet, in Spanje buitengewoon sterk vertegenwoordigd. Bijna 175000 monniken en nonnen worden in dat land aangetroffen, alle geestelijken te samen omvatten ongeveer een kwart millioen personen. Vooral sedert de scheiding van kerk en staat in Frankrijk haar beslag kreeg en sedert de Spaansche koloniën verloren gingen, zijn scharen van monniken Spanje binnengetrokken. Zij hebben daar de rijkdommen grootendeels gemonopoliseerd. Het zijn niet slechts hun vijanden die dat zeggen. Ik haal slechts aan wat die priester, de eerwaarde Velleda de Guyada, zelf vertelde. De congregaties, dat wil zeggen de geestelijke orden bezitten in Spanje ¾ van het geheele geldkapitaal en ruim ⅓ van alle | |
[pagina 3]
| |
onroerend bezit. De banken, de verzekering, de scheepvaart, het is alles voor een groot deel in hun handen. In Barcelona alleen bezitten zij, inclusief de industrieële inrichtingen en filialen, over de 1243 gebouwen. Op alle mogelijke manieren worden zij bevoorrecht. Zij vormen met den grooten adel, de hooge ambtenaren, en de opperste militairen degenen die in Spanje alles te zeggen hebben. Zij zijn vrijgesteld van alle belasting. In vele gevallen beschikken zij ook over kostelooze werkkrachten, vrouwen en meisjes of knapen die in de kloosters zoogenaamd hun opvoeding ontvangen. Het is geen wonder dat zij een enorm groot aantal vakken en bedrijven vrijwel monopoliseeren. Zij hebben in de laatste twintig jaren opgericht tallooze scholen, likeurstokerijen, odeurfabrieken, drukkerijen, boekbinderijen, linnenconfecties, zeepfabrieken, schoenfabrieken enz. In al die zaken maken zij dat de gewone koopman en industriёel haast niet kan concurreeren, drukken zij de loonen van de arbeiders en de verdiensten van de kleine burgers en de ambachtslieden tot het laagst mogelijke peil. Dit alles is voldoende om u te verklaren hoe het allerminst een ongemotiveerde of onbegrijpelijke haat is tegen de monniken en nonnen, een razernij van anti-clericalisme, waardoor de Spaansche arbeiders en de geheele burgerij van Barcelona - want zoo zij er al niet aan deelnam, dan liet zij het toch gebeuren - er toe kwamen in die dagen van oproer op het einde van Juli meer dan veertig kloosters en kerken in brand te steken. Toen de monniken en nonnen uit de kloosters werden gejaagd en deze in brand gestoken, hoorde men onder de brandstichters uitingen als: ‘Weg met u, gij die onze vrouwen het brood uit den mond neemt, hun naai- en borduurwerk afhandig maakt, het is uw schuld dat zij niets kunnen verdienen.’ Het is duidelijk: met haat tegen den godsdienst hebben de brandstichtingen te Barcelona niets te maken gehad; het is de haat tegen de uitbuiting en de loyale konkurrentie, waaraan de z.n. dienaren van den godsdienst zich schuldig maakten, die tot hen dreef. Het waren hun directe, hun allerergste uitbuiters, die de arbeiders op deze wijze - dat was natuurlijk een vergissing van hen, een blijk van hun gemis aan inzicht - dachten te treffen. De haat tegen de geestelijken is dan ook volstrekt niet alleen bij de arbeiders te vinden; bij de kleine burgers, bij de industriёelen, bij de kooplieden, bij de intellectueelen, bij al wat denkt en al wat vooruit wil, met een woord: bij alle progressieve klassen van de bevolking, is die haat even groot. Het Spaansche volk gaat verder gebukt onder ontzaglijk hooge belastingen. De rente van de staatsschuld en het militairisme verslinden bijna ⅔ van de staatsinkomsten. Voor het onderwijs blijft natuurlijk zoo goed als niets over. Het volk wordt stelselmatig domgehouden. In 1900 waren van de 18½ millioen inwoners bijna 12 millioen analphabeten, menschen die niet lezen en niet schrijven konden. Naast de monniken en de nonnen is het de heerschende kliek van den adel en de grootkapitalisten die zich van alle welbetaalde openbare betrekkingen heeft meester gemaakt. Het leger telt 84000 man en op die 84000 zijn er 10000 officieren, op elke 8 soldaten dus een officier, die natuurlijk veel meer dan het loon van 8 soldaten in zijn zak steekt en er bitter weinig voor uitvoert. In datzelfde leger zijn bijna 500 generaals. In den oorlog tegen de Vereenigde Staten heeft men kunnen zien wat dat leger ondanks al die gegaloneerde heeren waard was. Niet dat het Spaansche volk laf is. Volstrekt niet. Van oudsher, dat weten wij, staan de Spanjaarden als zeer dapper te boek. Maar in den modernen oorlog kan een leger onmogelijk goed zijn wanneer de manschappen niet beschikken over een groote dosis van persoonlijk initiatief, en dat weer is onmogelijk zonder een zekere ontwikkeling. Men kan zeggen: daar waar de scholen | |
[pagina 4]
| |
het beste zijn, en de arbeidswetgeving de ergste uitbuiting aan banden legt, zooals b.v. in Zwitserland, is ook het leger het beste. De armoede is ontzettend, en een gevolg van die ontzettende armoede, die meestal helaas geduldig gedragen wordt, is de emigratie. Er is in het geheele Westen van Europa - buiten Ierland - geen ander land waar de emigratie zulke groote afmetingen heeft aangenomen. Geheele dorpen, ja geheele streken worden ontvolkt, omdat de besten, de krachtigsten, de voortvarendsten, de gezondsten ver weg trekken, grootendeels naar Amerika, om te ontkomen aan de doodende ellende, den allen levensgeest vernietigenden druk in hun ongelukkig vaderland. Alleen in 1902 zijn ruim 50000 personen geëmigreerd, op een bevolking van 18 millioen! Ik behoef u bijna niet te zeggen, dat de arbeidersbeweging kwijnt. De arbeidersbeweging - sociaaldemocratie en moderne vakbeweging - ontwikkelt zich op den grondslag van het moderne kapitalisme en waar het kapitalisme zwak blijft, waar de productiewijze niet vooruitgaat, waar de moderne klassentegenstellingen niet scherper worden, daar kan ook de arbeidersbeweging zich slechts zwak ontwikkelen. Daarenboven gingen onder den invloed van de geweldige economische crisis, die Spanje na den oorlog met de Vereenigde Staten had door te maken, de arbeidersvereenigingen, vooral de vakvereenigingen, sterk achteruit. De Algemeene Unie, zooals het verbond der vakvereenigingen daar heet, daalde van 1904 tot 1906 van 57000 tot op 34500 leden. Daar komt bij, dat de georganiseerde arbeiders veeltijds in den rug gevallen worden door de anarchisten, want gelijk ook wel van zelf spreekt bij dergelijke toestanden, bij zooveel onwetendheid, om niet te vergeten ook bij zoo weinig politieke vrijheid en zooveel willekeur, tiert het anarchisme in Spanje welig. Ook de sociaaldemocratie is nog zwak; de sociaaldemocratische partij telde in 1907 volgens haar rapport aan het congres van Stuttgart ongeveer 6000 leden. Na dien tijd is er in zeker opzicht eenige verbetering gekomen, althans wij weten dat juist toen de opstand in Catalonië uitbrak onze partij een dagblad trachtte te stichten. Ik kom nu tot de aanleiding van den strijd. Door den oorlog met de Vereenigde Staten gingen de overgebleven Spaansche kolonien bijna geheel verloren. Dit scheen een geluk voor het land. De kapitalistische klasse was daardoor buiten de mogelijkheid gebracht om zonder dat de industrie zich ontwikkelde ruime inkomsten te genieten. Men zou kunnen denken dat zij zich meer zou werpen op het tot stand brengen van een inlandsch kapitalisme. Dat gebeurde echter niet. De droom van weer koloniale mogendheid te worden liet Spanje niet los en aan dien droom werd nieuw voedsel gegeven door de besluiten van de conferentie van Algeciras, die eenige jaren geleden door de groote mogendheden gehouden werd en besloot op welke wijze de Marokkaansche aangelegenheden zouden worden geregeld. Die conferentie erkende Spanje als een in Marokko geinteresseerde macht. Spanje bezit van oudsher op de Marokkaansche kust enkele kleine plekjes grond, zooals Ceuta en Melilla, rotsige nesten, die het vroeger, in zijn goede dagen, in zijn gouden tijd heeft versterkt om tot vestingen tegen de zeeroovers te dienen. Zeeroovers zijn in die Marokkaansche streken sedert lang verdwenen, maar het koloniaal bezit van Spanje aldaar maakte het geschikt om de belangen te dienen van andere groote mogendheden. In onze dagen, nu de concurrentiestrijd tusschen de verschillende groote kapitalistische landen zoo verbazend fel is geworden, nu zijn de kleine landen in veel opzichten, vooral wanneer zij aan imperialisme, aan koloniale politiek willen doen, niet anders meer dan stukken in de handen van de groote schaakspelers, - Duitschland aan den eenen kant, Engeland aan den anderen, beide met hun bondgenooten, - stukken in de handen van die spelers, door deze | |
[pagina 5]
| |
naar willekeur voor hun belangen gebruikt. Zulk een stuk in handen van Engeland en Frankrijk is ook Spanje. Meen niet dat het uit eigen vrije aandrift koloniale politiek drijft. Het drijft die bij de gratie van Frankrijk en Engeland. Frankrijk heeft - en deze beschuldiging heeft een oud-Minister, de heer Villa Nueva, onlangs tegen de huidige Spaansche Regeering geuit - Spanje expresselijk zich doen steken in dat Marokkaansche wespennest, om zelf naderhand een gereede aanleiding te vinden tot expedities enz. Door den invloed van de Fransche Regeering en van de Fransche ambassade in Madrid zijn de Spanjaarden in Melilla vooruitgetrokken, hebben de mijnen in exploitatie gebracht, concessie gegeven voor het spoortje waarover de oorlog is begonnen. Frankrijk gebruikt met één woord Spanje om de kastanjes uit het vuur te halen. En naast Frankrijk is het Engeland, - Engeland dat er kolossaal belang bij heeft, dat juist een nietig, een machteloos rijk als Spanje daar in Noord-Afrika vasten voet houdt. Waarom? Gij weet dat Gibraltar aan de Engelschen behoort. Gibraltar heette vroeger altijd de sleutel tot de Middellandsche zee. Voor Engeland is het bezit, het zekere en gewaarborgde bezit van Gibraltar onontbeerlijk, want door de Middellandsche zee en het Suezkanaal loopt de kortste weg naar het groote Indische rijk. Maar Gibraltar is niet langer de sleutel van de Middellandsche zee wanneer een aan Engeland vijandige sterke mogendheid in Noord-Afrika tegenover de straat van dien naam zetelt, want met behulp van het moderne, vèrdragende-geschut kunnen de rotsen van Gibraltar vanaf Ceuta in puin worden geschoten. Daarom is het noodzakelijk, dat een kleine machtelooze mogendheid die kleine vestingen, als Ceuta en Melilla in handen houdt. Daarom kon Engeland niet dulden, dat hetzij Frankrijk hetzij Duitschland zich daar nestelde. Daarom moedigde het de Spaansche koloniale politiek aan. Gij ziet dus hoe het Spaansche volk, hoe de Spaansche arbeiders en boeren worden gebruikt, hoe zij hun bloed moeten storten om de belangen, niet eens van hun eigen kapitalisten, maar van vreemde kapitalisten, van andere groote kapitalistische mogendheden te dienen. Daarnaast komen dan natuurlijk de belangen van de Spaansche kapitalisten zelf. Het zijn enkele aristocraten, oud-Ministers, leden van den hoogen adel, en, niet te vergeten, de orde der Jezuiten, die geïnteresseerd waren bij de ontginning van de mijnen bij Melilla, die de aanleiding tot den oorlog hebben gegeven. Spanje had niet het minste recht om in het gebied van den Sultan van Marokko mijnen te ontginnen, sporen aan te leggen, zonder daarover eerst overleg te plegen. De Spanjaarden konden op hun vingers nagaan, dat de krijgshaftige stammen der Kabylen, die daar in het zoogenaamde Rif, het haast onbegaanbare bergland achter Melilla wonen, geen genoegen zouden nemen met een dergelijk ingrijpen in hun gebied. Spanje kon begrijpen, dat het zich daarmede stak in een avontuur, waar het niet zonder kleerscheuren uit kon komen. Maar de Spaansche heerschende kliek, aangevuurd door de Fransche diplomatie, zocht naar een aanleiding om in Marokko veroveringen te maken, om hun kring van invloed uit te breiden. De aanleiding werd gevonden in het vermoorden van enkele mijnarbeiders, die in die mijnen werkzaam waren. De Spaansche Regeering is anders niet zoo zuinig op arbeidersbloed. Zij schijnt te vinden dat zij het monopolie moet hebben dat te vergieten. De militaire eer, zooals men dat noemt, eischte als gevolg van dien moord het bezetten van een deel van het grondgebied der Kabylen. Maar deze verzetten zich daartegen. Spanje was met dien talrijken volksstam, die van 80 tot 100.000 zielen telt, die van ouds om zijn krijgshaftigheid beroemd en goed gewapend is, voor een deel met uitstekende Mausergeweren, - de Spaansche handelaars hebben hun die zelf verkocht, wat vragen de kapitalisten naar | |
[pagina 6]
| |
wat de nationale belangen eischen; zij vragen enkel naar het belang van hun beurs, - in oorlog geraakt. De Spaansche socialisten zijn vanaf het oogenblik dat Spanje naast Frankrijk werd aangewezen om in Marokko zoogenaamde politiediensten te doen, om daar de orde te handhaven, op hun qui vive geweest. Zij hebben gedaan wat zij konden. Zij hebben geprotesteerd en gewaarschuwd op alle mogelijke manieren tegen de koloniale expeditie, die onherroepelijk komen zou. Een campagne van meetings is door de Fransche en de Spaansche partij gezamenlijk tegen de Marokkaansche affaire gevoerd. Fransche partijgenooten hebben getracht daarover in Madrid, Spaansche partijgenooten daarover in Parijs te komen spreken. De Regeeringen van beide landen, de eene ongeveer absolutistisch, de andere zoogenaamd democratisch republiekeinsch, hebben dat geen van beide geduld. De socialisten die voor den vrede kwamen spreken, werden over de grenzen gezet. Zoodra in het begin van Juli de socialisten bemerkten waar het naar toe ging verdubbelde onze partij haar actie. In Madrid o.a. werd een groote meeting gehouden, waarop onze oude leider Pablo Iglesias aankondigde dat de Spaansche socialisten de expeditie naar Marokko zouden bestrijden met vreedzame en wettige middelen zoolang het kon, met buitenwettige zoodra het onvermijdelijk was geworden. Op die meeting werd het eerst gezegd dat, getrouw aan het besluit genomen op het internationaal socialistisch congres te Stuttgart, de arbeiders zich met alle middelen, op alle wijzen, desnoods met de algemeene werkstaking zouden verzetten tegen een barbaarschen oorlog, tegen een oorlog waarvoor zij alleen hun bloed stortten en waarvan hun meesters alleen de vruchten raapten. Want, ik heb nog vergeten dat te melden, in Spanje heerschte nog tot nu toe het afschuwelijk systeem van plaatsvervanging: de zonen der bourgeoisie konden zich loskoopen, de boeren en arbeiders werden ingescheept tegen hun wil en naar Marokko gestuurd. Het gevolg van de opgewekte actie der socialisten was verdubbeling van reactie en bespoediging der oorlogsmaatregelen door de Regeering. Zij riep de reservisten door heel Spanje op. Toen kwam het volk eerst recht in beweging; in Madrid en op andere plaatsen werden groote straatbetoogingen gehouden. De Koning die zich altijd zoo populair voelde, werd uitgefloten. Het antwoord der regeering op de verontwaardiging des volks was opheffing der vrijheid van vereeniging en vergadering, en de onderdrukking der drukpers. Dat was een directe provocatie, een onduldbaren maatregel, die alle wettige aktie tegen den oorlog onmogelijk maakte. Het oogenblik was gekomen om de handen ineen te slaan tot een daad. Het orgaan der sociaaldemocratie in Barcelona, de hoofdstad van Catalonië, waar de arbeidersbeweging het sterkst is omdat daar handel en industrie zich het krachtigst hebben ontwikkeld, plaatste een opwekking tot voorbereiding der algemeene werkstaking. Dat was op den 20sten Juli. Een stakingscomité kwam tot stand, waarin behalve de sociaaldemocratie ook de leden der anarchistische groepen en de vakvereenigingen vertegenwoordigd waren. Het plan werd opgeworpen van een buitengewoon congres. Het comité trad in verstandhouding met alle groote steden van Spanje. Eerst den 26sten Juli, daarna den 2den Augustus werd vastgesteld voor het uitbreken van de algemeene werkstaking. Vastgenageld dient te worden de houding der burgelijke democratie. Er bestaan in Spanje verschillende burgelijke oppositiepartijen, radicalen en republikeinen. Zij hadden altijd een hoog woord gevoerd. Zij hadden zich genoemd en geschreven de revolutionairen bij uitstek met een onnoemelijk aantal r's. Nu het gold hun beginselen in praktijk te brengen, nu het gold te bewijzen dat zij den moed hadden tot een grooten strijd, | |
[pagina 7]
| |
trokken de leiders zich terug. Zij verdwenen in het uur van gevaar. De arbeiders die tot deze partijen behooren deden hun vollen plicht; zij hebben in Barcelona in die groote dagen zij aan zij naast hunne socialistische makkers gestreden, maar Lerroux, de hoofdleider van de republikeinsche partij, zorgde dat hij een goed heen komen vond. Den 26sten Juli barstte de algemeene werkstaking te Barcelona en over heel Catalonië uit, tot groote verwondering der autoriteiten. Zij hadden niet geloofd, dat het zoover zou komen; zij hadden er geen maatregelen tegen genomen. Op één dag werd het geheele verkeer stopgezet, niet slechts in Barcelona, maar in de geheele nijvere provincie van Catalonië, die met een net van grooteren en kleinere steden is bedekt. In de fabrieken, in de werkplaatsen, aan de trams, aan de sporen, overal stond de arbeid stil. De rails werden onbruikbaar gemaakt, de telegraaflijnen doorgesneden, Catalonië werd afgezonderd van de rest van de wereld. Aanvankelijk waren er slechts weinig troepen en die er waren bleven betrekkelijk werkeloos. Zij voelden, en dat trachtte het volk hun natuurlijk duidelijk te maken, dat de arbeiders feitelijk streden voor hen. De staking was niet anders dan een protest tegen de mobilisatie der reservisten, een wanhopige poging den oorlog door sterke pressie op de regeering te verhinderen, te voorkomen dat tienduizenden Spaansche soldaten werden gestuurd naar Marokko om daar, slecht verpleegd, slecht gevoed, onder grootendeels onbekwame generaals, in een strijd die slechts hun meesters aanging, al de verschrikkingen van een gevaarvolle campagne in het woeste gebergte, tegen den onverschrokken, talrijken, geharden vijand tegemoet te gaan. De soldaten, zeg ik, begrepen dat alles, althans veler hunner. De vrouwen vooral deden alles wat zij konden om het hen te doen begrijpen. De vrouwen van Barcelona hebben in die dagen zeer werkzaam deelgenomen aan de beweging. En hoe kon het ook anders, zij, de moeders, de dochters, de zusters en de bruiden die zagen hoe hun vaders, hun zoons en broeders werden weggevoerd naar de slachting in het vreemde land. Het waren gedurende de eerste dagen der staking voornamelijk de politie en de militair-georganiseerde gendarmie, die den strijd tegen het volk voerden; echter, aanvankelijk waren zij in aantal te zwak de beweging te beteugelen. De stakers hadden eenige etmalen lang vrije de hand in Barcelona; de burgerij, grootendeels op hun hand in zoover de beweging zich tegen de geestelijkheid richtte, zag lijdelijk toe. Vandaar dat die kolossale brandstichting van kloosters en kerken kon geschieden. Anders was dat natuurlijk onmogelijk geweest. 65 kloosters en kerken zijn in twee, drie dagen door heel Catalonië aangestoken en verbrand; alleen die der Jesuieten zijn ongedeerd gebleven; deze volgelingen van Jezus waren te goed gewapend; zij verdedigden zich met machine-kanonnen. Aan monniken en nonnen geschiedde geen leed. Alle verhalen daarover zijn leugenberichten van de clericale pers. Men haalde ze eerst uit de huizen en stak dan den boel aan. Er is niet gemoord, er is niet gestolen. Wij weten zeer goed dat het optreden in Barcelona er van getuigt, dat het klassebewustzijn nog niet zeer ontwikkeld is onder de Spaansche arbeiders. Het helpt niet of men de holen van den vijand uitrookt, uitbrandt, zoolang die vijand zelf blijft bestaan. Dat reusachtige leger der congregaties is heden in leven als gisteren. Hun positie is niet veranderd; hun politieke, ekonomische, en sociale macht niet geknot, aan hun uitbuiting wordt geen paal en perk gesteld doordat hun kloosters en hun have en goed zijn verbrand. Kloosters en kerken zullen weer spoedig genoeg verrijzen.Ga naar voetnoot1) Wat die Spaansche arbeiders hebben ge- | |
[pagina 8]
| |
daan doet ons denken aan wat de Engelsche arbeiders deden in de dertiger en veertiger jaren van de vorige eeuw. Zij staken fabrieken in brand, denkende zoo het kapitalisme te vernietigen. Zoo staken de Spaansche arbeiders de kerken en kloosters in brand, denkende het clericalisme te fnuiken. Nogmaals, dat getuigt van een nog niet hooge mate van klassenbewustzijn en ontwikkeling. Maar de eer die hun toekomt willen wij hun geven, en dat is dat zij alle persoonlijk eigendom streng ontzagen en een mate van menschlievendheid aan den dag hebben gelegd die scherp afsteekt bij de onmenschelijke wreedheid hunner verdrukkers. Het ware mogelijk geweest, - schrijft Magin Vidaly Ribas, een Spaansch partijgenoot, die in de Humanité, het Fransche socialistische orgaan, een zeer uitgebreid relaas van de stakingsdagen heeft gegeven, - in Barcelona het stadhuis te bezetten en een voorloopige Regeering in te stellen. In enkele andere, kleine steden van Catalonie is iets dergelijks geschied. Waarom deden de leiders van de staking dat niet in Barcelona? Zij deden het niet, omdat zij socialisten waren, omdat zij het inzicht hadden in de voorwaarden tot en de gevolgen van het voortzetten van den strijd. De eerste dagen der staking was, zooals ik reeds zeide, Barcelona van het overige Spanje geheel afgesloten, maar langzamerhand kwamen de berichten in en die berichten waren hierin alle eensluitend, dat de beweging in het overige deel van Spanje was mislukt, onderdrukt eer zij zich kon ontplooien. Cataloniё is het middelpunt van handel en verkeer; daar klopt het hart der arbeidersbeweging, daar had de opstand de overheid verrast en tijdelijk verlamd. In de andere centra, in Madrid, in Valencia, in Bilbao, was wel een begin van beweging geweest, het was wel hier en daar gekomen tot demonstraties, meetings, een poging tot staking, maar de Regeering had onmiddellijk daaraan den kop weten in te drukken. De beweging was te zwak. De kranten waren onderdrukt geworden, de arbeidersleiders overal gevangen genomen. In sommige plaatsen werden 50, 60 partijgenooten opgepakt en gevangen gezet. In een aantal steden vernam het proletariaat zelfs niet, dat door de partij de algemeene staking tegen den 2den Augustus geproclameerd was. Het bleek uit al deze berichten onmogelijk dat de arbeiders zouden overwinnen. Dat ware alleen mogelijk geweest zoo zij in het geheele land als één man waren opgestaan. Dit begrepen de leiders te Barcelona. Zij begrepen, dat, zetten zij de beweging voort, er steeds meer troepen daarheen zouden worden aangevoerd. Dat begon al. Regimenten uit andere deelen van het land voerde men aan; misschien uit streken waar men de gemoederen vergiftigd had met de lasterpraatjes, die de regeerders over Cataloniё doorgaans verspreidt, dat de bevolking daar zich af wil scheiden van Spanje. Misschien had men aan die arbeiders en boeren in den soldatenrok verteld, ja zeer zeker had men dat gedaan, dat de bevolking in Barcelona, een separatistische beweging, een beweging tot afscheiding was begonnen. Het gevaar was groot, dat die soldaten, die niet onder den indruk waren geweest van de gebeurtenissen der eerste dagen, die het volk niet had kunnen toespreken, inlichten, overreden, zich tegen hun klassegenooten zouden wenden, gehoorzaam aan wat men hun beval, dat er burgeroorlog zou komen tusschen arbeider en arbeider. Omdat te vermijden, omdat de zaak in Cataloniё geïsoleerd stond, hopeloos was, en voortzetting der beweging slechts beteekende de verergering der nederlaag, de verzwakking der arbeiders, daarom besloten de leiders niet te trachten de staking langer te rekken. Zij hebben daar wel aan gedaan. Zij hebben daardoor een geweldig bloedbad weten te voorkomen, dat door de Regeering ongetwijfeld werd gewenscht. | |
[pagina 9]
| |
De beweging in Catalonie is, ik vestigde hierop reeds de aandacht, niet zuiver proletarisch geweest. Toch was het proletariaat, en hoe kan dat ook anders, daarin de drijvende kracht. Het zijn de Spaansche arbeiders geweest, zoo zwak georganiseerd als zij waren, zoo weinig bewust als vele hunner nog zijn, die plotseling door de geschiedenis geroepen werden om de resolutie door de socialisten van alle landen nu twee jaar geleden te Stuttgart aangenomen, in praktijk te brengen, de resolutie, die zegt dat de arbeidersklasse den oorlog moet bestrijden met alle middelen waarover zij beschikt. Zij hebben dat gedaan naar de mate van hun kracht en het zal hun roem blijven in de geschiedenis van het internationale proletariaat, dat zij niet hebben geweifeld, dat zij gedaan hebben, wat het oogenblik van hen eischte. Wij willen hun daarom hulde brengen. Hulde aan onze partij die niet aarzelde de leiding van den strijd op zich te nemen; hulde aan de duizenden proletariers die lijf en leven in dien strijd hebben gewaagd. Zij hebben vele offers gebracht. Honderden hunner zijn gewond en gedood.Ga naar voetnoot1) Meerdere honderden zuchten op dit oogenblik in de Spaansche gevangenissen; velen in die afschuwelijke vesting van Montjuich, van waaruit zooveel sombere verhalen over folteringen van gevangenen ons sedert jaren bereiken.Ga naar voetnoot2) Enkelen zijn reeds door de krijgsraden gevonnisd en gefusileerd. Vele anderen wachten nog op hun vonnis en het zal niet het minst afhangen van de kracht van het Spaansche proletariaat en ook van de solidariteit der geheele internationale arbeidersbeweging hoever de Spaansche Regeering durft te gaan in de uitoefening van haar wraak. Natuurlijk zal het grootendeels ook afhangen van den loop der zaken in Marokko. Maar al zijn de arbeiders van Catalonië overwonnen, meen niet dat hun strijd geheel en al tevergeefs is geweest. Dat is hij niet. Een direkt voordeel hebben zij in elk geval gewonnen, naast vele indirekte. De gehate plaatsvervanging is voor den duur van den oorlog afgeschaft. Dat is reeds iets en het is de vraag, of het gouvernement zal wagen haar weer in te voeren. Maar er is meer gewonnen. Het Spaansche volk heeft eeuwenlang ontzaglijk veel druk en onrecht geduld en geleden. De regeerenden, de machtigen, de heerschenden dachten dat zij onrecht op onrecht zonder einde konden stapelen op zijn hoofd, zonder dat het zou komen tot verzet. Zij hebben thans gezien, dat er een grens is aan het dulden van het volk. Ook in Spanje heeft, al is het dan aarzelend, de moderne productiewijze wortel geschoten. Ook in Spanje is de arbeidersklasse in aanraking gekomen met de beginselen van het socialisme. Ook in Spanje heeft de arbeidersklasse daardoor hoop en moed en zelfvertrouwen gekregen. Deze uitbarsting was daarvan een eerste gevolg, en een eerste bewijs. Wat ontbrak, dat was de eenheid over het geheele land, het klassebewustzijn, de organisatie onder de massa. En eenheid, klassebewustzijn en organisatie, zij zijn zeer noodig in den strijd van elken dag, maar zij zijn nog meer noodig bij die groote gebeurtenissen als plotseling de geschiedenis een keer neemt, als een beslissend oogenblik in de historie onverwacht staat voor het proletariaat en vraagt: zijt gij gereed? Toehoorders! Er is geen land en er is geen staat, waar het proletariaat zeker is, dat niet plotseling door de een of andere onverwachte aanleiding | |
[pagina 10]
| |
een groote krachtsinspanning, een heldendaad, een geweldige poging van hem zal worden gevergd, dat het geen reuzenoffers zal moeten brengen, wil het niet te kort schieten in zijn taak. Dat is de groote les van de Spaansche gebeurtenissen voor de arbeiders van alle landen. Die Spaansche gebeurtenissen hebben dit weer bewezen: zelfs in een ekonomisch en politiek zeer achterlijk land, in een land waar de arbeidersbeweging nog zwak en onbeteekenend is, zelfs daar laat het proletariaat zich niet meer willoos slachten voor de zaak van zijn meesters. Zelfs daar brengt het de spreuk in praktijk: ‘liever de opstand dan de oorlog.’ Wat onmogelijk is in zulk een achterlijk land als Spanje, is nog veel onmogelijker in de landen van West- en Midden-Europa, waar het socialisme onvergelijkelijk veel machtiger, waar de arbeidersklasse onvergelijkelijk beter georganiseerd is. Daarom is dit een maning, die tot ons komt uit Spanje, een maning aan elk proletariaat om te werken aan zijn bewustwording en aan zijn organisatie, opdat het gereed zij wanneer het oogenblik komt. * * * Wenden wij nu onze blikken naar Zweden. Daar vinden wij een proletariaat, dat gereed was om groote dingen te doen, omdat het had de socialistische gezindheid en de eenheid, de organisatie, beide. De gebeurtenissen in Zweden bewijzen weer voor de zooveelste maal, dat niet slechts het hoogtepunt op zichzelf maar evenzeer het tempo van de kapitalistische ontwikkeling beslist over het bewustzijn der klassentegenstellingen en de hevigheid van den klassenstrijd. Zweden is nog geen land, zooals de Vereenigde Staten, zooals Duitschland, zooals Engeland, waar de grootindustrie de overheerschende vorm van bedrijf is geworden. In Zweden, zeker, vindt men grootbedrijf, maar men vindt ook nog zeer patriarchaal platteland, men vindt een betrekkelijk groote klasse van boeren, die nog geheel buiten het moderne leven en de kapitalistische productiewijze staan. Maar het kapitalisme heeft zich snel, spronggewijs ontwikkeld, en dat heeft op de gedachten, op de zeden, op de verhoudingen van de bevolking een zeer sterken invloed gehad. Hoe snel die ontwikkeling gegaan is, dat bewijzen, b.v. wel deze cijfers. Een kleine veertig jaar geleden, in 1870, leefde nog 72% van de bevolking in Zweden van den landbouw; in 1900 nog maar 54%. Dat is een zeer groote vermindering, die een sterke trek naar de steden, een kolossale verschuiving in de klassenverhoudingen bewijst. En wat was het, wat was de kracht, die die groote nieuwe ontwikkeling te voorschijn riep? Dat was voor alles de electriciteit. Zij maakte mogelijk het gebruik van die geweldige levende waterkrachten, waarvan Zweden zulk een overvloed heeft. Zij werkte de ontwikkeling van de industrie in de hand. Zij deed in een aantal bedrijven, allereerst de metaalindustrie en de chemische industrie, een grootkapitalisme op groote schaal ontstaan. Daarbij zijn in Zweden groote oppervlakten van het land met woud bedekt. Ook daarvan maakte het kapitalisme zich meester; de machinale houtbewerking is een bloeiende nijverheid. Verder uitmuntende ijzer- en kopermijnen; ook die werden geëxploiteerd. Tienduizenden arbeiders werden zoo in bepaalde plaatsen samengetrokken. In Zweden ging het dus heel anders dan bij ons in Nederland. Hier een langzame industrieele ontwikkeling, weinig steenkool, geen ijzer, geen metalen, de industrie zeer verspreid, hier een beetje, daar een beetje, over het geheele land. In Zweden daarentegen zeer snelle ontwikkeling, samentrekking van groote industrieele bedrijven op enkele plaatsen. Hieraan is voor een groot deel toe te schrijven de snelle groei van de arbeidersbeweging, maar niet alleen hieraan. Al weten wij dat de productieverhoudingen beslissen over de vormen en de kracht van den socialen strijd, zoo komen daar ook andere | |
[pagina 11]
| |
factoren bij in aanmerking. Omstandigheden die in Zweden verder een groote rol speelden, die maakten dat de arbeidersbeweging zoo snel toenemen kon, zijn in de eerste plaats de hooge trap van ontwikkeling der arbeidersklasse door het goede onderwijs en ten tweede de eenheid van godsdienst. Het ongelukkige versplinterd zijn van de arbeidersbeweging, de vak- en de politieke beweging beide, in een aantal secten en vereenigingen, zooals dat b.v. in ons land voorkomt en zooals het ook nog knaagt aan de Duitsche arbeidersbeweging, al is die nog zoo sterk, komt daardoor in Zweden niet voor. De Zweedsche sociaaldemocratie is sterk geworden in en door den strijd voor het algemeen kiesrecht. Gelijk algemeen bekend is waren de Zweedsche arbeiders onder de eersten, die in den strijd voor dat kiesrecht, in 1892, het wapen van de algemeene werkstaking toepasten. Die werkstaking echter al heette zij ‘algemeen’, was nog maar een zeer kleine en bescheiden proefneming, uiterst bescheiden in zijn afmetingen en in zijn duur, uiterst schroomvallig, vergeleken bij de reuzenworsteling van thans. Drie dagen duurde de strijd toen; 120000 stakers waren er over geheel Zweden. Thans staan wij aan het einde van de vierde week van de staking, die op haar hoogtepunt minstens 300000 arbeiders heeft omvat. En toch zag de socialistische leider in Zweden, onze. partijgenoot Hjalmar Branting, bij het einde van de staking van 92, die eenvoudig een demonstratie-karakter droeg, reeds in, dat de Zweedsche arbeiders niet slechts voor hun politieke rechten, maar ook in den economischen strijd nog menige zware worsteling hadden te wachten. Na de staking van 1892 vonden in enkele bedrijven reeds uitsluitingen van de arbeiders door de patroons bij wijze van wraakmaatregel plaats en Branting schreef toen in zijn rapport over de politieke werkstaking: ‘De Zweedsche arbeiders zullen in de toekomst met nog veel scherper wraakmaatregelen van de ondernemers hebben rekening te houden.’ Dat woord heeft zich bewaarheid en niet voor het eerst nu. Ook op economisch gebied, ja in de eerste plaats op economisch gebied heeft de Zweedsche arbeidersklasse zich buitengewoon gunstig ontwikkeld. Ongeveer in 1880 kwamen daar de eerste op moderne leest geschoeide vakvereenigingen tot stand. In 1900 bestonden reeds 20 bonden met bijna 38000 leden. In 1905 waren er reeds over de 82000 arbeiders in het Nationaal sekretariaat, het Zweedsch vakverbond vereenigd, en aan den aanvang van 1909 telde het Sekretariaat over de 162000 leden. Ik vestig er de aandacht op, dat Zweden ongeveer evenveel inwoners heeft als ons land. Gij weet dat bij ons het vakverbond ongeveer 40000 leden telt. Dat is dus een kolossaal verschil. En er komt nog iets bij wat het verschil nog veel sterker maakt. In Zweden bestaat feitelijk geen afzonderlijke politieke sociaal-democratische organisatie. De vakvereenigingen, in elke plaats tot wat wij een Bestuurdersbond zouden noemen - daar noemt men het een Arbeiderscommune - aaneengesloten, vormen tevens de sociaaldemocratische partij. Voor degenen, die zich niet in vakvereenigingen kunnen organiseeren zooals intellectueelen, losse arbeiders enz. bestaat daarnaast nog, natuurlijk aangesloten bij de arbeiderscommune, op elke plaats een aparte politieke vereeniging, die meestal den vorm van een ontwikkelingsclub aanneemt, en waarvan ook vele vakvereenigsmannen lid zijn. De meer dan 162000 in de moderne vakvereenigingen georganiseerde, Zweedsche arbeiders zijn dus allen sociaaldemocraten. Laat men nu nog eens opkomen met de bewering, dat de nauwe aanraking met de sociaaldemocratie niet gunstig is voor de vakbeweging, dat deze om tot bloei te komen noodig heeft den schijn van neutraliteit. Zeker, niet in elk land kan de taktiek geheel hetzelfde zijn: de eenheid van godsdienst onder de Zweedsche | |
[pagina 12]
| |
beiders maakte de in Zweden gevolgde taktiek mogelijk. Maar in elk geval bewijst het voorbeeld van Zweden welke goede vruchten de innigste aanraking van sociaaldemocratie en vakbeweging waar zij mogelijk is voor deze laatste draagt. Behalve de sociaaldemocratische verbonden bestaan er in Zweden nog neutrale organisaties, dat wil zeggen vakorganisaties, die ofschoon op het standpunt van den klassenstrijd staande zich niet hebben aangesloten bij het Sekretariaat, omdat zij niet sociaaldemocratisch zijn, tenminste de meerderheid van hun leden dat niet is, want b.v de typografen verwierpen op hun laatste congres een voorstel om zich aan te sluiten met slechts 80 stemmen meerderheid. Een zeer groot deel der leden is dus ook sociaaldemocratisch, is vóór de aansluiting. Tot die neutrale bonden behooren de boekdrukkers, de spoorwegarbeiders, de postambtenaren enz. Dan was nog een betrekkelijk zeer klein aantal arbeiders georganiseerd in zoogenaamde ‘gele’ vereenigingen. Het is zonderling, - in de buitenlandsche arbeiderspers, die dezer dagen natuurlijk voortdurend groote kolommen met nieuws over de Zweedsche staking bevat, vond ik dat verbond der gelen wel eens gekarakteriseerd als het ‘liberale’ vakverbond, ook wel eens als het ‘Christelijke’ vakverbond en een keer zelfs als het ‘liberaal-Christelijke’ vakverbond. Het is klaarblijkelijk niet erg duidelijk aan welke kant van de antithese die arbeiders zich eigenlijk bevonden, aan den liberalen of den Christelijken kant. Maar altijd stond er tusschen haakjes bij, ‘de organisatie der gelen’, dat wil zeggen, zooals wij weten, dat het was de vereeniging, tegen de vakvereenigingen welke den klassenstrijd voerden in het leven geroepen door de ondernemers om de arbeiders afbreuk te doen in hun strijd. Straks zal ik nog vertellen welke gevolgen de staking voor het ‘gele’ verbond heeft gehad. Gij hebt thans een klein overzicht van de strijdkrachten der arbeiders. Ik behoef er niet bij te zeggen, dat de Zweedsche verbonden geheel en al staan op het standpunt van de moderne vakorganisatie: krachtig gecentraliseerd zijn met stevige weerstandskassen, flinke beambten, die zich aan den dienst van die vereenigingen kunnen wijden enz. kortom alles deden wat de moderne vakvereenigingen noodig hebben om den strijd tegen de gecentraliseerde macht der ondernemers te kunnen voeren. De groei en bloei van de vakvereenigingen in Zweden had natuurlijk tot gevolg, dat ook de ondernemers zich stevig vereenigden. Herhaaldelijk trachtten zij reeds vroeger door vele duizenden arbeiders omvattende uitsluitingen de vakvereenigingen klein te krijgen. Zoo had in 1905 de metaalbewerkersbond, die thans over de 33000 leden telt, een groote uitsluiting te doorstaan; 18000 man werden uitgesloten, zij zetten vijf maanden lang den strijd voort, die eindigde met de overwinning der arbeiders. Na dien tijd kwam het nog herhaaldelijk tot dreigementen van uitsluitingen op groote schaal. Haast ieder klein geschil in het een of ander bedrijf gaf aan de centrale organisatie der Zweedsche ondernemers aanleiding, met geweldige uitsluitingen te dreigen, en het was slechts de zeer beleidvolle en voorzichtige tactiek van de bestuurders van het vaksekretariaat, die telkens weer het onweer deed afdrijven. Wij hebben dezer dagen in de arbeiderspers wel eens gelezen zulke uitdrukkingen als: de ‘krankzinnige’ tactiek van de Zweedsche ondernemers, die het kleinste geschil van industrieelen aard direct met een reusachtige uitsluiting trachten te beantwoorden. Het is goed om ons rekenschap af te leggen van wat nu eigenlijk die ondernemers beweegt den ekonomischen strijd zoo scherp, zoo aggressief te voeren. Zouden zij in Zweden bijzonder boosaardig zijn, zouden zij boosaardiger zijn, grooter vijanden van de arbeiders dan de ondernemers | |
[pagina 13]
| |
in Nederland of in België of in Frankrijk of waar dan ook? Ik geloof het niet. Ik geloof dat het grootendeels is de sterke ontwikkeling van de vakbeweging, die de taktiek van het Zweedsche patroonsverbond ten gevolge heeft, al zal de gemakzucht, de vadsigheid der Zweedsche kapitalisten, die liever door het betalen van lage loonen de winstvoet hoog houden, dan met den sleur te breken en de nieuwste machinerie enz. in te voeren, zeker ook een rol spelen. Wanneer in ons land eens over de 200000 arbeiders in moderne vakvereenigingen georganiseerd zullen zijn.... Och, wij hebben nu ook nogal niet te klagen over te groote lankmoedigheid van de Nederlandsche ondernemers. Wij hebben onlangs nog bij de invoering van de wet op het arbeidscontract kunnen zien hoe zij er als de kippen bij waren om met uitsluiting te dreigen of daartoe over te gaan als zij dachten den arbeiders het mes op de keel te kunnen zetten. Maar laat onze vakvereenigingen sterker worden. Meent gij dat het dan zal komen tot minder strijd? Ja, zeker zullen beide partijen meer schromen om tot den strijd over te gaan, wij zien dat nu al in vergelijk met tien jaar geleden, maar zeker zal ook bij onze ondernemers het verlangen, aan de vakvereenigingen een knauw toe te brengen - gevolg van vrees voor de vakbeweging - niet dalen maar toenemen. En hoe meer de centralisatie van weerszijden tot stand komt, des te grooter worden ook de belangen die van weerszijden in het spel komen, des te grooter de omvang van den strijd, des te langer zijn duur, des te geweldiger de hardnekkigheid waarmee beide partijen volhouden. Hoe hooger in één woord, de graad der organisatie, des te zekerder het ontstaan van konflikten zoo reusachtig, dat zij de maatschappij op haar grondslagen doen schudden. Er is in Zweden nog een andere omstandigheid in het spel, die het scherpe karakter van den ekonomischen strijd verklaart. De Zweedsche arbeiders waren in de jaren voor de groote crisis van 1907-1909 die Amerika en Europa eerst nu langzaam te boven komen, door hun goede organisatie in staat om vrij belangrijke loonsverhoogingen te veroveren. Zij waren gedwongen daarvoor te strijden, want zooals in alle landen, werden de prijzen van bijna alle levensmiddelen ook in Zweden hoe langer hoe hooger. De Zweedsche Regeering volgt een reactionnaire agrarische politiek. De graanrechten zijn hoog, de broodprijzen stegen daardoor in de laatste jaren enorm. De arbeiders waren dus gedwongen, wilde hun levensstandaard niet dalen, telkens en telkens weer door onderhandeling of door staking voor loonsverhooging te strijden. Het beruchte ondernemersverbondGa naar voetnoot1) trachtte nu de groote en langdurige crisis in de industrie welke ook in Zweden het weerstandsvermogen der arbeiders zeer verzwakte, te gebruiken om de vakvereenigingen een geweldigen slag toe te brengen. Sedert die crisis begonnen de ondernemers telkens aanvallen op den loonstandaard te doen, dan in dit, dan in dat vak trachtten zij de loonen te verlagen, in enkele vakken zelfs tot met 25% toe. De Zweedsche vakvereenigingen konden dat niet dulden. De Engelsche Trade-Unions hebben in de zeventiger jaren, doordat de Engelsche arbeiders vastgeroest waren in burgerlijke begrippen, genoegen genomen met glijdende loonschalen, dat is vaststelling van de hoogte van het loon al naar de konjunktuur min of meer gunstig is. Zij proklameerden daardoor als het ware de gemeenschappelijkheid der belangen van kapitaal en arbeid. Een arbeidersklasse echter die socialistisch denkt zooals de Zweedsche, kan dat beginsel nooit aanvaarden, nooit toegeven dat gedurende een minder goede konjunktuur het arbeidsloon verlaagd wordt. | |
[pagina 14]
| |
Zij gaat uit van het beginsel dat de arbeiders in krisistijd met alle macht moeten streven naar vasthouden van wat zij veroverd hebben om, wanneer de konjunktuur zich herstelt, den strijd voor verdere verhooging van levenspeil opnieuw te kunnen beginnen. Dit is dan ook het algemeene standpunt van de moderne vakorganisatie op het vasteland. Daarbij komt nog, dat in Zweden tengevolge van den hoogtegraad der vakorganisatie de collectieve arbeidscontracten algemeen voorkomen; legden nu de arbeiders zich in den slechten tijd vast op de buitengewoon ongunstige arbeidsvoorwaarden, die de ondernemers stelden, dan deden zij daarmee voor langen tijd, voor zeker drie à vier jaren afstand van de mogelijkheid, om wanneer de konjunktuur zich herstelde opnieuw den strijd voor loonsverhooging te beginnen. Het ingaan op de eischen van het ondernemersverbond beteekende afstand doen van wat zij met zooveel moeite hadden veroverd, van ieder recht tot medezeggenschap in hun arbeids- en loonsvoorwaarden. Het lam slaan van de vakbeweging, het machteloos maken van het Landssekretariaat, dat was het groote doel wat de ondernemersbonden zich voorstelden door hun aanval in dezen zomer te bereiken. Toen daarom in den loop van het voorjaar de geschillen tusschen ondernemers en arbeiders in de celluloseindustrie en in de houtindustrie door onderhandeling niet tot oplossing konden worden gebracht, dreigen de vereenigde ondernemers, dat wanneer de arbeiders in die enkele vakken zich geen sterke loonsverlaging lieten welgevallen, zij tot een uitsluiting op zeer groote schaal zouden overgaan. Aanvankelijk zouden zij uitsluiten, op den 26sten Juli, 50000 man, in het begin van Augustus nog 30000 man erbij, dat maakt 80000 en wanneer de arbeiders zich niet onderwierpen, zouden zij die uitsluiting telkens uitbreiden, zoolang tot zij alle arbeiders omvatte die door het ondernemersverbond konden worden bereikt, dat is niet minder dan 163000. Langzaam aan wilden de ondernemers het aantal uitgeslotenen vermeerderen teneinde de vakvereenigingen af te matten en te verzwakken, teneinde te maken dat wanneer de uitsluiting haar grootste uitbreiding had bereikt de kassen leeg waren, de strijders vermoeid, de hoop laaggezonken. Er was slechts één mogelijkheid voor de Zweedsche arbeiders om die plannen welke voerden tot het lamleggen van hun vakorganisatie voor jaren en jaren, te doorkruisen, en dat was dien sleependen oorlog niet af te wachten, dat was, zelf over te gaan tot den aanval; vóór de uitsluiting nog haar beslag kreeg de algemeene staking te proklameeren. Het strekt de leiders der Zweedsche vakbeweging tot een, dat zij in deze omstandigheden niet hebben geaarzeld. Zij die zoo dikwijls hadden getoond uitstekende bestuurders te zijn waar het gold te onderhandelen, gevaren af te wenden door beleid en overleg, waar het gold te doen wat men in de vakbeweging dikwijls doen moet: iets toegeven, een vergelijk trachten te verkrijgen, zij bleken nu ook te zijn mannen van grooten blik, die geen oogenblik aarzelden om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor een strijd van geweldige afmetingen, een strijd, zooals, om een zuiver economisch doel, de arbeidersklasse van geen land er nog een gevoerd heeft. Zij bewezen daardoor een vastberadenheid en een ruimheid van inzicht, die ongetwijfeld het gevolg waren van hun socialistische overtuiging, van hun gerijpt klassebewustzijn. Het socialisme scherpt den blik voor de onvermijdelijkheid der groote conflicten in den ekonomischen strijd. Een vakbeweging die bestuurd wordt door menschen die buiten het socialisme staan, gaat licht op in kleine dingen, haar bestuurders worden licht angstig voor strijd en bureaucratisch. Het strekte daarom aan de Zweedsche arbeidersklasse in de personen van haar bestuurders tot heil, dat zij zich altijd hadden geïdentificeerd met de sociaal-democratie. In de personen van de | |
[pagina 15]
| |
leiders, maar niet minder in de personen van de massa. Want hoe zouden die enkele mannen, partijgenoot Lindquist en de anderen die aan het hoofd staan van het Nationaal Sekretariaat, hebben durven overgaan tot een besluit van zoo geweldige draagwijdte, wanneer zij niet hadden geweten dat dat reusachtige arbeidersleger klaar stond aan het besluit gevolg te geven? Zij konden het bevel tot de algemeene staking niet geven wanneer zij niet geweten hadden dat het zou worden gevolgd, dat de arbeiders gereed waren tot den strijd op leven en dood. En de Zweedsche arbeiders hebben bewezen gereed te zijn. Wij moeten nu trachten ons het karakter van de Zweedsche staking goed duidelijk te maken. Dat karakter is zeer bijzonder. Alle arbeiders, alle sociaaldemocraten en vakvereenigingsmenschen kunnen uit die Zweedsche staking onnoemelijk veel leeren. Ik kan van avond allerminst het onderwerp uitputten, integendeel u slechts enkele algemeene dingen daarover zeggen. Ook voor ons, die theoretische studie hebben gemaakt van de algemeene staking als een nieuw en gewichtig wapen in den klassenstrijd, dat door de arbeiders in de toekomst meer en meer gebruikt zal moeten worden, zijn de gebeurtenissen in Zweden hoogst leerzaam. Ik zal trachten voor de Nederlandsche arbeiders daaruit zooveel mogelijk lessen te verzamelen ten einde hun inzicht in de voorwaarden van den strijd en daardoor hun kracht te vermeerderen. In de eerste plaats wil ik dan hierop uw aandacht vestigen; de Zweedsche staking draagt, ofschoon zij niet politiek maar zuiver ekonomisch is wat haar bedoeling aangaat, toch een algemeen klassenkarakter. Partijgenoot Branting heeft op dit eerste in de Neue Zeit nogmaals de aandacht gevestigd: de staking richt zich feitelijk alleen tegen het ondernemersverbond, zij bedoelt niet meer dan de macht van de vakvereenigingen intact te houden, het recht van medezeggenschap in de arbeidsvoorwaarden te verdedigen, zij gaat niet tegen den staat. En toch is zij een daad van de hoogste revolutionaire en politieke beteekenis; die niet slechts aan de maatschappelijke orde in het land waar de strijd wordt gevoerd een geweldige schok toebracht en met één slag het klassebewustzijn, - bij de kapitalistische klassen evengoed als onder het proletariaat, - meer versterkt heeft dan lange jaren van meer geleidelijke ontwikkeling, maar ook op de internationale taktiek van kapitaal en arbeid grooten invloed zal hebben. Niet een of ander belangrijk onmiddellijk voordeel, een ekonomische eisch van algemeene beteekenis als b.v. de 8-urendag, en evenmin een politiek doel als het algemeen kiesrecht of de verdediging van het vereenigingsrecht of iets dergelijks, is het doel van deze staking. Het is een zuivere vakstrijd, maar die door zijn omvang en sociale gevolgen het karakter van een geweldig stuk klassenstrijd krijgt. Het is noodig dit eenigszins tweeslachtig karakter der staking goed in het oog te vatten om eenige tegenstrijdigheden te begrijpen die ons anders onverklaarbaar moeten voorkomen. Het groote arbeidsleger dat zich op den 4den Augustus in beweging zette, omvatte eerstens zoo goed als alle bedrijven van de industrie en van het ambacht en ook het vervoerwezen inzoover dat in particuliere handen was, de trams b.v. die in de meeste Zweedsche steden nog niet aan de gemeente behooren, benevens enkele groepen der gemeente-arbeiders. Maar de strijd werd afgebakend door het feit dat het alleen ging tegen het ondernemersverbond, al staakten meer dan 100.000 andere arbeiders uit solidariteit om de pressie op het verbond te vergrooten, mee. De arbeiders in dienst van den Staat en vele in dien der gemeente werden daarom buiten den strijd gehouden. De leiders der staking hebben geen moeite gedaan de arbeiders van de sporen, van de telegraaf, van de post, tot de staking over te halen, | |
[pagina 16]
| |
evenmin de gemeentearbeiders met den dienst in gasfabrieken, aan waterleidingen en met den reinigingsdienst belast. Alle genoemde kategoriën van arbeiders zijn in dienst van staat en gemeente. Zij zijn door de wet streng gebonden: staking is voor hen strafbaar gesteld en zeer zeker, wij kunnen overtuigd zijn dat deze omstandigheid niet zonder invloed is gebleven op hun houding. Waar de staking der spoorwegarbeiders, gemeentearbeiders, enz. gelijk meer en meer het geval wordt, wettelijk strafbaar is gesteld, kan slechts een strijd waarvan het zonneklaar is, dat hij om gewichtige algemeene klassebelangen gaat deze kategoriën medesleepen, niet een strijd waaraan de leiders trachten, zooveel mogelijk het karakter van een ‘zuivere vakstrijd’ te geven, gelijk dat in Zweden is geschiedt. Het Landssecretariaat heeft gemeend, door zoo te handelen en de groepen buiten den strijd te houden, wier neerleggen van den arbeid juist op de allergevoeligste wijze de maatschappij treft en haar hare afhankelijkheid van het proletariaat doet beseffen, de publieke opinie, de middenstof, gunstig tegenover de arbeiders te stemmenGa naar voetnoot1). In hoeverre dit werkelijk gelukt is, is een open vraag, die ik hier niet zal trachten uit te maken. Waarop ik echter wil wijzen is, dat bij een politieke staking, een staking, b.v. voor het algemeen kiesrechtGa naar voetnoot2) of tegen de een of andere gewichtige reactionnaire wet, een dergelijke taktiek onmogelijk zou zijn. Dan moet het proletariaat trachten, de sterkst mogelijke pressie op de maatschappij uit te oefenen, dan komt het op bovengenoemde kategorieën in de allereerste plaats aan. Wij lezen in deze dagen zeer veel over het uiterst rustige verloop van de staking in Zweden. Zeer zeker is dat voor een groot deel te danken aan de bewonderenswaardige discipline en zelf beheersching van de Zweedsche arbeiders, maar het is ook voor een groot deel het gevolg van het karakter der staking. Zij heeft, om het in één woord uit te drukken, al is haar strekking revolutionair, toch geen revolutionnair doel, zooals b.v. de stakingen in Rusland dat hadden in 1905, en wanneer de staking geen revolutionair doel heeft, dan is het voor de arbeidersklasse natuurlijk de allerbeste tactiek om den strijd zóó te voeren dat zij het geweld der heerschende klasse niet uitlokt. Wordt de arbeidersklasse gedwongen tot een revolutionnaire beweging, dan veranderen daarmede vanzelf de vormen van den strijd, dan kàn de beweging niet langer binnen het kader der wettelijkheid blijven, reeds doordat zij kategoriën omvatten moet voor welke het neerleggen van den arbeid een onwettige daad is. Men kan dus niet van de Zweedsche staking concludeeren dat de groote rust, het stipt blijven binnen de grenzen der wet waardoor zij zich kenmerkt, overal en in alle omstandigheden dienstig zouden zijn. Dit is een bepaald geval en voor dit bepaalde geval voeren de Zweedsche arbeiders den strijd bewonderenswaardig. De enkele bedrijven die van de staking uitgesloten zijn, zijn echter grootendeelsjuist die waarvan de staking den toestand in staat en maatschappij reeds na weinige dagen onhoudbaar maakt. Het is niet te veronderstellen dat bij een staking met een meer revolutionnair karakter, wanneer ook de post-, de telegraaf-, de spoorwegarbeiders het werk neerleggen, de strijd, zooals nu in Zweden, ongeveer vier weken op zoo rustige, wettelijke wijze gevoerd kan worden en de toestand al dien tijd vrijwel onveranderd blijven. In dergelijke gevallen moet een staking andere vormen aannemen, een meer revolutionnair verloop hebben. Onze bijzondere aandacht vragen de arbeiders van één bedrijf, die even- | |
[pagina 17]
| |
eens oorspronkelijk buiten den strijd stonden, n.l. de typografen. Het nationaal sekretariaat had hen niet uitgenoodigd het werk neer te leggen. Na het einde van de eerste stakingsweek hebben zij het echter toch gedaan. Waarom? Zij hebben het gedaan omdat zij zonder verraad aan hun kameraden niet anders konden. De Zweedsche ondernemers hebben van het begin af aan door middel van de burgerlijke pers een stroom van laster over de arbeiders en een stroom van leugen over de staking verspreid. Zij hebben alles gedaan wat zij konden om de arbeiders door valsche berichten te ontmoedigen; zij hebben getracht de stakers van elke stad, van elk dorp, van elk bedrijf te doen gelooven, dat hun medestrijders in andere steden, andere streken, andere bedrijven afvallig waren geworden. De typografen moesten dat alles drukken; zij wisten dat die kranten verspreiding vonden over heel het land, zij wisten hoe groot het gevaar was dat hun stakende kameraden daardoor zouden worden ontmoedigd. Zij konden, zij mochten den strijd hunner kameraden niet verzwaren, zijn welslagen niet gevaar brengen. Zij waren gebonden door een collektief contract en de Zweedsche Regeering en de geheele burgerlijke pers verwijten hun nu dat zij dat contract hebben gebroken. Hoe staat de sociaaldemocratie daar tegenover? De burgelijke partijen - precies hetzelfde is hier in 1903 gebeurd; toen hebben wij diezelfde verwijten aan het adres van de spoorwegarbeiders gehoord - doen alsof zulk een contract beteekent een vrijwillige verbintenis die de arbeiders onder alle voorwaarden, in alle omstandigheden gebonden zijn te houden. Wij echter zeggen: door het onderteekenen van collectieve kontrakten verbinden de arbeiders zich in zoo en zooveel jaar geen staking aan te gaan over het loon en de verdere arbeidsvoorwaarden in hun bedrijf. De arbeidscontracten regelen voor een bepaalden tijdsduur de arbeidsvoorwaarden tusschen ondernemers en werklieden in hetzelfde bedrijf, maar de arbeidersklasse of eenig deel van haar kan zich nooit verbinden afstand te doen van haar stakingsrecht, wanneer het gaat om groote algemeene zaken, om de levensbelangen van de arbeidersklasse, om de solidariteit van de arbeiders van één bedrijf met het geheele proletariaat. Wanneer de Zweedsche typografen zich aan hun contract hadden gehouden, dan zouden zij naar de maatstaf der burgerlijke zedelijkheid goed, maar naar het sociaaldemocratisch inzicht, naar de sociaaldemocratische, de proletarische moraal zouden zij laf en slecht hebben gehandeld, omdat zij hun kameraden in den steek lieten en hielpen ze in den rug te vallen. Wij hebben respect voor hen, dat zij zich over de letter van het recht hebben heengezet, omdat zij de groote levenswet, het eerste en allervoornaamste gebod: de proletarische solidariteit, hebben willen dienen. Daar komt nog bij, dat de Zweedsche ondernemers allerminst het recht hebben hun over hun ‘kontraktbreuk’ eenig verwijt te doen. Die heeren hebben zelf in bijna alle contracten een clausule gezet van den volgenden inhoud: ‘Niet als kontraktbreuk geldt een uitsluiting door de ondernemers, wanneer deze op regelmatige wijze door hunne centrale organisatie besloten is. Evenmin geldt een staking of boykott als kontraktbreuk, tot welke de arbeiders met toestemming van hun centrale organisatie overgaan.’ Zij hebben gelijk men ziet zichzelf uitdrukkelijk het recht voorbehouden om ondanks alle contracten, wanneer het ondernemers-belang het noodig maakt een algemeene uitsluiting te proclameeren. Welnu, de arbeiders zouden groote stommelingen zijn en verraders hunner klasse wanneer zij datzelfde recht niet ook voor zichzelf hadden opgeёischt, het mocht dan uitdrukkelijk gestipuleerd zijn of niet. Om nog met een enkel woord op het karakter van de staking terug te komen: het feit dat zij gaat uitsluitend tegen het ondernemersverbond maakt ook mogelijk de buitengewone mate van menschlievendheid, van | |
[pagina 18]
| |
humaniteit, waarmede de Zweedsche arbeiders den strijd voeren. Gij hebt zeker allen wel eens gehoord of gelezen hoe de burgerlijke pers zoodra er een staking uitbarst waarvan een of ander deel der bevolking ongerief heeft, er als de kippen bij is om de arbeiders van wreed egoïsme te beschuldigen. Wanneer er een spoorweg- of tramstaking is, wanneer er een staking is aan post of telegraaf, onmiddellijk hooren wij dit verwijt, worden hartroerende verhalen opgedischt over geliefde betrekkingen die verhinderd werden om tot hun stervende bloedverwanten te ijlen of over hun toestand ingelicht te worden, over doktoren die hun zieken niet kunnen bezoeken, zuigelingen die geen melk krijgen, enz. Dit alles zal natuurlijk wel eens voorkomen, maar ik voor mij geloof dat in het algemeen het feit, dat de beurs door een spoorweg- of telegraafstaking in de war wordt geschopt, in de kringen van de bourgeoisie veel meer opschudding veroorzaakt dan al dergelijk menschelijk leed. Maar in elk geval, wanneer het gaat om groote proletarische belangen, om levenskwesties voor de geheele klasse, dan kunnen de arbeiders zich aan dit alles niet storen, dan zou dat zijn een valsche zachtmoedigheid, een valsche menschenliefde, dan zijn zij gedwongen zooals ieder die een strijd op leven en dood aanvaardt om door te zetten ten koste van alles. Welnu, de Zweedsche arbeiders hebben, zooals ik zeide, een buitengewone mate van menschlievendheid aan den dag gelegd. Zij hebben in de eerste dagen van de staking, toen het verkeer in Stockholm totaal stilstond,Ga naar voetnoot1) hun maatregelen genomen, dat aan de waterleidingen en de gasfabrieken het werk werd voortgezet, dat de reinigingsdienst niet in het ongereede werd gebracht, dat het melktransport voor kinderen en zieken ongehinderd zijn gang kon gaan, de doktoren een permis kregen om per rijtuig of automobiel hun patiënten te bezoeken, enz. Wij zijn er trots op, dat zij dat alles hebben gedaan. Wij wijzen er op tegen onze tegenstanders, wij zeggen tegen hen: ziet eens met welk een buitengewone edelmoedigheid de arbeidersklasse den strijd voert wanneer dit slechts even mogelijk is; vergelijkt dat eens by uzelf, vergelijkt dat eens bij het optreden van de legers van de bourgeoisie in de koloniale oorlogen, vergelijkt daarmede eens hoe de Hollandsche legers in Atjeh, en ook die van andere koloniale staten, dikwijls als beesten huishouden, vrouwen en kinderen doodschieten. De generaals zeggen: dat kan niet anders, de oorlog brengt dat met zich mee, men kan de vrouwen en kinderen niet ontzien. Vergelijkt daarmede de arbeidersklasse, zooals zij nu in Zweden den klassenstrijd voert, met zooveel zachtheid, met zoo groote menschenliefde, zooveel mogelijk alle niet-strijders ontziende. Dit alles zeggen wij. Maar wij zeggen tevens: de Zweedsche arbeiders konden dat doen in dit geval, omdat het niet was een revolutionaire staking, dat is geen staking, waarbij de geheele arbeidersklasse zonder uitzondering haar alleruiterste krachten inspande. Wanneer dat echter noodig is, dan kan ook noodig zijn een stopzetten van absoluut alle vervoer, van alle communicatie, dan kan het ook noodig zijn zich hard en onwrikbaar en wreed te toonen. En wanneer zóó handelen noodzakelijk is, en de arbeidersklasse handelt zóó, dan is dat in onze oogen evenzeer plicht als het nu de menschenplicht der Zweedsche arbeiders was alle wreedheid te vermijden. Nu wil ik nog kort met u nagaan de voornaamste lessen die de arbeiders van alle landen uit de Zweedsche staking kunnen putten. Al is haar einde misschien nog ver, toch kunnen wij reeds nu deze lessen trekken. Zelfs, wanneer in het ongunstigste geval, de arbeiders ten slotte den strijd | |
[pagina 19]
| |
zouden moeten opgeven zonder bepaalde toezeggingen der ondernemers, dan nog zouden zij een moreele overwinning hebben behaald van onberekenbare waarde. De eerste, de allervoornaamste blijde leering die de staking ons geeft is wel deze, tot welk een weergalooze, haast ongeloofelijke standvastigheid en zelfbeheersching het georganiseerde en socialistische proletariaat in staat is. Er zijn ongeveer 200000 georganiseerden in strijd. Het is bijna het einde van de vierde week en van die 200000 georganiseerden is er om zoo te zeggen nog niet één ontrouw geworden. Maar ook de 100 000 nietgeorganiseerden houden zich uitstekend, veel beter dan algemeen werd verwacht. Na 3½ week zijn er volgens de laatste regeeringsberichten in het geheel ongeveer 10% stakers afgevallen,Ga naar voetnoot1) Wij kunnen echter gerust die regeeringsberichten voor onbetrouwbaar houden, want juist overal waren de plakkaten waarop in groote letters stond te lezen: verval van de staking; vele arbeiders gaan weer aan het werk, enz. verdwenen. Berichten van burgerlijke zijde over de vermindering van het aantal stakers bereikten ons in de laatste dagen niet meer. De Regeering heeft blijkbaar hier en daar een goede pluk stakers vergeten, voor Stockholm b.v. waar volgens de kontrole van het stakingscommité het aantal stakers 51000 bedroeg gaf zij op 36000. Zij heeft eenvoudig alle door de gemeentebesturen, trammaatschappij, enz. z.g. ontslagen arbeiders niet langer bij de stakers gerekend. Deze tellingen demonstreeren ook weer de verregaande partijdigheid der regeering, evengoed als haar weigering dit doet, het initiatief te nemen tot bemiddeling tusschen de partijen onder voorwendsel ‘dat een dergelijk initiatief den schijn zou kunnen wekken als hadden de arbeiders de overwinning behaald in den strijd, dien zij tegen de burgelijke maatschappij voerden.’ Maar de staking is niets anders dan een verweer tegen de reuzenuitsluiting der ondernemers; deze zijn het, die door hun poging de vakvereenigingen te vernietigen, de arbeiders tot de staking dwongen. De bewering, dat de aanval kwam van de zijde der arbeiders, dat deze een aanslag hebben gedaan op staat en maatschappij, is dus een brutale leugen; de werkelijke rol der regeering, ondanks al hare betuigingen van onpartijdigheid handlangster der grootkapitalisten te zijn, wordt er des te duidelijker door. Maar zelfs deze door en door partijdige regeering, die er natuurlijk het grootste belang bij had den toestand voor de arbeiders zoo zwart mogelijk voor te stellen, is gedwongen geweest te constateeren dat na de eerste veertien dagen van den strijd (en gedurende dien ganschen tijd werd volstrekt geen ondersteuning uitgekeerd) slechts 1344 stakers op ongeveer 300000 of volgens de officieele opgave op 285000 waren afgevallen. En dat, terwijl men vroeger meende, dat een zoo uitgebreide staking slechts enkele dagen zou kunnen duren. In Stockholm b.v. waren er op het einde van die 14 dagen van de 51000 stakers 5 ontrouw geworden, zegge vijf; jonge meisjes, die weer in hun fabriek aan het werk waren gegaan. Wat een dergelijke standhouden van 99% van het reusachtige strijdende arbeidersleger beteekent, hoeveel standvastigheid en zedelijke moed het bewijst, dat weten alleen arbeiders die zooals b.v. bij ons in 1903 zelven eenmaal aan een algemeene beweging, die al de verweermiddelen van staat en maatschappij tegen zich ziet aangewend, hebben deelgenomen. Die kunnen eenigzins nagaan wat er in die weken in Zweden is gebeurd en met welke middelen er gewerkt is van burgerlijke zijde om de arbeiders tot afvalligheid te ver | |
[pagina 20]
| |
leiden. In de eerste plaats, ik heb dat al gezegd, met het middel van de leugen. De fabrieken in Zweden stonden stil, maar één fabriek stond dag noch nacht stil en dat was de leugenfabriek, en of men haar schoorsteen al niet zag rooken, door het geheele land werden haar valsche, onware voorstellingen verspreid. Door het geheele land vonden de leugenberichten over afval, over weifeling, over ontrouw, over het toenemen der onderkruipers, over arbeiders die hunkerden om weer aan het werk te gaan, over vreemde onderkruipers, die uit Duitschland en uit Engeland bij massaas kwamen aanzetten enz. enz., hun weg. De ondernemersbond noodigde in een circulaire, die aan onze menschen in handen viel, zijn leden uit berichten, ware of valsche, van het wederopnemen van den arbeid in te zenden: de bond zelf zou dan wel zorgen dat die berichten openbaar werden gemaakt. Het is haast ongeloofelijk hoe men op allerlei wijzen en met allerlei middelen heeft geprobeerd om de arbeiders flauw te maken. Toen de typografen de arbeid neerlegden heette het: de staking is totaal mislukt, alle kranten verschijnen. En wat was de kwestie? Hoe stond het waarlijk? De krantenbezitters en redacteurs en chefs en somtijds hun familieleden slaagden er in om hectografisch of een enkele ook door den druk, kleine flodders papier gereed te maken, die zij dan aanplakten of verspreidden, kleine bulletins en dat noemden zij: de kranten verschijnen als gewoonlijk.Ga naar voetnoot1) En zoo ging het met alles. Maar behalve den leugen had het kapitaal nog andere koorden op zijn boog. Daar waren de middelen van belofte en bedreiging, ook aan alle arbeiders wel bekend. Toen de staking een dag of tien geduurd had kwamen verschillende ondernemers bij hun arbeiders en boden hun goede condities aan wanneer zij maar weer gauw aan 't werk gingen. Een aantal der naamlooze vennootschappen, der grootste ondernemers dus, beloofden aan hun arbeiders dat, wanneer zij zich voor 15 Augustus weer aanmeldden, elk weer op zijn oude plaats zou komen alsof er niets gebeurd was, maar ging die datum voorbij, dan o wee, o wee, dan zouden zij de wraak voelen. Niet één meldde zich aan. In de stad Helsingborg, werden alle trambeambten met ontslag bedreigd zoo zij niet voor een zeker uur op een zekeren dag zich aanmeldden. Niet één werd ontrouw. De leugens, de beloften, de bedreigingen, al die middelen van pressie en bangmakerij waarover de ondernemersklasse beschikt, zij stuitten af op het pantser van het klassebewustzijn en van de organisatie. Dat gaf de arbeiders de kracht te volharden. Want, mijne hoorders, om zoo vast te staan in den strijd, dag aan dag, week aan week, daartoe is het niet voldoende dat men ten strijde trekt in een bui van geestdrift, al is die geestdrift nog zoo echt en zoo diep. Daartoe is noodig dat men weet elkaar te kunnen vertrouwen, onwankelbaar vertrouwen, dat men lacht om al die berichten van ontrouw der makkers, al die beloften en al die bedreigingen, dat men zijn eigen opwellingen van zwakheid en beduchtheid overwint. Daartoe is noodig dat men weet: wat ik doe. wat ik wil, wat ik tracht te bereiken, dat willen en doen mijn kameraads ook. Dat is het, dat vertrouwen op elkaar, die eenheid, die rustige en vaste onwrikbaarheid, wat de arbeidersklasse in staat stelt tot zulke daden. Dat leert alleen het klassebewustzijn en de school van de organisatie. Maar de burgerlijke klasse had nog andere koorden op haar boog. Daar is b.v. de provocatie, de poging de arbeiders woedend te maken, zoodat zij zich zouden laten verleiden tot rustverstoring, tot baldadigheid, dat zij aan het geweld gelegenheid zouden geven in te grijpen, aan de geweren gelegen- | |
[pagina 21]
| |
heid af te gaan, een bloedbad aan te richten. Dan is de zaak, gelijk de ervaring leert, doorgaans gauw ten einde. Ook dat hebben de burgerlijke klassen geprobeerd. Zij hebben een ‘burgerwacht tot bescherming der maatschappij’ opgericht; de politie, de troepen zijn overal sterk vermeerderd en de eerste vooral gaat zeer uittartend te werk. Men heeft reeds in de eerste dagen, ofschoon namens het Nationaal Sekretariaat beloofd was dat de arbeiders aan de waterleiding en de gasfabriek te Stockholm niet zouden staken, die bedrijven toch z.g. militair bezet. Dat maakte de arbeiders woedend; het kostte aan de leiders der vakbeweging de grootste moeite hen tegen te houden van, als antwoord op deze uittarting, tot staking over te gaan. Overal waar enkele onderkruipers aan het werk gingen, brengt men een kolossale politiemacht op de been zoogenaamd om ze te beschermen, in waarheid om het aan de stakers onmogelijk te maken met hen in aanraking te komen. In Zweden bestaat een uitzonderingswet luidend, dat wie in tijden van staking een ander door geweld of bedreiging tracht te dwingen tot het neerleggen van den arbeid of hem verhindert die weer op te nemen, met twee jaar tuchthuis kan worden gestraft. Deze echte kaoutchouc-bepaling biedt natuurlijk alle mogelijke gelegenheid, elk bewust arbeider die door woord of gebaar onderkruipers tracht te beinvloeden. in het tuchthuis te brengen. Naarmate de staking langer duurde, de klassestaat dus meer alle middelen noodig kreeg om het verzet der arbeiders te breken, werd dit wetsartikel steeds op onbeschaamder wijze toegepast. Op het einde van Augustus was bv. te Vesteraas, waar de politie bijzonder hardhandig optreedt, de gevangenis met stakers overvuld. Op één dag werden 13 arbeiders wegens zgn. bedreiging van arbeidswilligen, gearresteerd. In Stockholm kwamen, dank zij de voortreffelijkheid van de door de arbeiders ingestelde wachtdienst, slechts zeer weinige arrestaties voor. Dat bewijst wat voor de bezonnenheid der Stockholmsche arbeiders, in aanmerking genomen hoe erg juist in de hoofdstad de provokaties zijn. Niet slechts die enkele arme bliksems, die uit onverstand en uit wanhoop en domheid weer aan het werk zijn gegaan, dat lompenproletariaat, zooals het overal bestaat, zooals het overal een neerslag is van het kapitalisme, verrichten er onderkruipersdiensten. Och, met hen hebben de Zweedsche arbeiders medelijden. Maar men vindt er ook deftige onderkruipers, de chefs van fabrieken en kantoren, kooplieden en reeders, talrijke studenten en officieren, men vindt er het zoontje van den Minister van Justitie, een jongen van 16 jaar, die tegen de wet in dienst doet op een electrische tram, men vindt er de leden der bezittende klasse, die in gewone tijden geen hand uitsteken, maar die nu probeeren - niet de eigenlijke produktie aan den gang te houden: neen! fabrieken en werkplaatsen bleven voor en na gesloten, - maar den schijn te wekken van toeneming van het verkeer, uiterlijk herstel van normaal leven. Zij trachten daarmee op de arbeiders indruk te maken. Naarmate zij hun arbeid ‘tot redding der maatschappij’ opnamen, raasden en toeterden de auto's en de koetsjes reden en in de havens floten de stoombooten, maar dat was alles schijn en bedrog. Dat waren enkele honderden ‘ongeleerde arbeiders’ ‘ongeschoolde werkkrachten’, die daar arbeidertje speelden en die het gevoel hadden alsof zij de maatschappij met hun drukte-maken redden. Natuurlijk verbitterde het de arbeiders dat alles aan te zien maar toch hebben zich ook daardoor niet laten provoceeren. Iedere dag luiden de berichten hetzelfde en ook de burgerlijke pers moet dat toegeven, geen baldadigheden, geen de minste rustverstoringen; even bezonnen, even kalm en even onverschrokken als de arbeidersmassa, als het groote leger in den strijd ging voor nu bijna vier weken, even bezonnen en onverschrokken staat het nog. Het is nauwelijks noodig er op te wijzen dat de gebeurtenissen in | |
[pagina 22]
| |
Zweden opnieuw bewijzen, hoe slechts de methoden en de geest der moderne arbeidersbeweging, der sociaaldemocratie en der vakbeweging, in de arbeiders de eigenschappen kweeken die noodig zijn voor een dergelijke worsteling. Het anarchisme kan met de algemeene werkstaking dweepen, haar als het strijdmiddel bij uitnemendheid, in tegenstelling tot den parlementairen strijd en de dagelijksche vakvereenigingsmethoden, verheerlijken, maar het is onmachtig haar uittevoeren en nog onmachtiger haar vol te houden. Wat zagen wij in de laatste jaren in Frankrijk? Eindeloos gedreig met de algemeene werkstaking, eindeloos geschetter er over van de zijde der anarchisten en federalisten in de Federatie van den Arbeid. Kwam het er echter op aan die dreigementen te verwezenlijken, dan faalden de arbeiders telkens jammerlijk, gelijk nog onlangs bij de solidariteitsstaking met de stakende postbeambten. De Zweedsche arbeiders, geschoold door de sociaaldemokratie en de moderne vakorganisatie, hebben de algemeene werkstaking niet verheerlijkt, niet gedreigd, niet geschetterd, maar haar toegepast toen het noodig was! En hoe hebben zij haar toegepast! Van buitengewoon gewicht is wat deze strijd ons leert over de mogelijkheden der algemeene werkstaking als wapen in den klassenstrijd, een punt, waarover in de sociaaldemocratie, ook in ons eigen land, veel diskussie geweest is, zonder dat men tot eenstemmigheid kwam. Ik heb in mijn werk ‘Algemeene werkstaking en Sociaaldemocratie’ een groot aantal van de voornaamste tegenwerpingen behandeld - dat was in het jaar 1905 - die in onze rijen, in de partij zelf tegen de mogelijkheid van een massastaking op groote schaal werden ingebracht. Een van die tegenwerpingen luidde dat de arbeiders het onmogelijk meer dan enkele dagen konden uithouden, dat zij al heel gauw door den honger gedwongen zouden worden om weer onder het juk te gaan. Dat werd o.a. door Vliegen aangevoerd. Een ander argument was - van Kol b.v. heeft dat zeer sterk doen gelden - dat de arbeiders al heel gauw door honger en wanhoop zouden overgaan tot geweld, dat de bezittende klasse het in haar macht had ze daartoe te drijven en de staking dan weldra in bloed zou worden gesmoord. Een derde bezwaar was dat een groot aantal arbeiders, de slappen, de flauwhartigen, de ouden van dagen, de angstigen, niet mee zouden doen, dat de ongeorganiseerden, gesteld zelfs dat zij zich lieten meesleepen, al heel gauw zouden afvallen, dat het tot een werkelijk stopzetten der productie niet komen zou. Wat zien wij nu in Zweden? Die drie voornaamste argumenten, welke maakten dat vele van onze partijgenooten het grootste scepticisme huldigden ten aanzien van de algemeene werkstaking; dat zij tegen ons, Marxisten zeiden: dat kan nooit een bruikbaar wapen zijn voor de arbeiders; daarmede kunnen zij alleen zichzelf schaden - al deze argumenten zijn door de staking in Zweden schitterend weerlegd. Gelijk hebben zij gekregen die vertrouwden dat hoe meer de organisatie en bewustwording van de arbeiders toenemen, hoe grootscher dingen mogelijk worden. Ik zal nu op elk dezer drie punten even ingaan. De Zweedsche arbeiders zijn niet na enkele dagen door den honger gedwongen geworden hetzij te soebatten om vrede hetzij tot plundering en roof over te gaan. Ja, wel wordt er honger geleden door die helden, maar zij verhongeren niet; de honger dwingt hen niet na korten strijd tot overgave. Hoe kan dat? Waarvan leven die honderdduizenden proletariers nu reeds vier weken lang? Het zal zeer belangrijk zijn dit later uitvoerig na te gaan. Maar ook heden zijn wij reeds in staat eenige aanwijzingen te géven. Ten eerste dan, is Zweden rijk aan vischrijke wateren en wouden; de stakers, hunne vrouwen en kinderen verschaffen zich op vele plaatsen door vischerij en het plukken van boschbessen eenig voed- | |
[pagina 23]
| |
sel. Dit is natuurlijk een gunstige omstandigheid waarop de arbeiders in de meeste industrieele- en mijncentra van andere landen niet zouden kunnen rekenen. Ten tweede zijn de arbeiders niet zoo dwaas geweest om hun coöperatieve bakkerijen stop te zetten. Het particuliere bakkersbedrijf is stil gezet; brood is in Zweden zoo goed als niet te krijgen, slechts de arbeiders hebben brood. In Malmö b.v. een van de grootste steden, waar 15000 stakers zijn, werkt de coöperatieve bakkerij dag en nacht door met 60 bakkers, die hun loon afstaan voor hunne kameraden. Telkens vinden groote uitdeelingen van brood plaats. Op dezelfde wijze gaat het met de coöperatieve slachterijen enz. Men kan reeds nu zeggen, dat de Zweedsche staking het nut der verbruikscoöperatie voor de arbeidersklasse in een nieuw feller licht zal stellen; waar de toekomst ongetwijfeld telkens reusachtige en hardnekkige worstelingen tusschen kapitaal en arbeiders zal brengen, treedt de rol der coöperatie als een toevlucht in dagen van strijd steeds meer op den voorgrond. Ten tweede, naast Zweden, daarvan slechts gescheiden door een nauwe meerengte ligt het kleine Denemarken met zijn sterke arbeidersbeweging. De Denen steunen hun Zweedsche makkers niet slechts in geld. Uit dat kleine land met nog geen 3 millioen inwoners zijn binnen 3 weken over de 200000 kronen bijeengebracht. Maar niet alleen dat. Ik las onlangs in een buitenlandsch partijblad dat de Deensche makkers ‘moederlijk bezorgd’ zijn over hun Zweedsche kameraden; zij sturen hun heele scheepsladingen voedingsmiddelen, en wanneer die schepen met den rooden wimpel in top in de haven van Malmö binnenvaren, dan rijst daar een groot gejuich onder de arbeiders. Alle werk in de haven rust, maar die schepen worden wèl gelost! Natuurlijk zijn de levensmiddelen in't algemeen ontzaggelijk in prijs gestegen, maar te krijgen is er nog wel een en ander, als men maar geld heeft. Daarom is het een groot ding om de arbeiders aan geld te helpen. Zij leven dus ook door den steun van hun buitenlandsche kameraden, in de eerste plaats door den steun uit Duitschland, dat zich weer prachtig heeft gehouden. Een half millioen mark, f 300000, - is in de eerste drie weken van den strijd uit Duitschland naar Zweden gestuurd. Denemarken heb ik reeds genoemd. Noorwegen geeft ook veel, eveneens Oostenrijk, het arme Hongarije stuurde reeds 30000 kronen, in Frankrijk en EngelandGa naar voetnoot1) vinden collectes plaats, ook in Zwitserland zijn reeds een paar duizend francs bijeengebracht. De arbeiders van de geheele wereld trachten te helpen. Het is te hopen voor den naam van de Hollandsche arbeiders, dat zij niet al te zeer bij hunne kameraden van de andere landen zullen achter blijven! Tenslotte leven de stakers nog van de solidariteit van hun niet stakende kameraden. De spoorwegarbeiders doen gelijk wij weten niet mee. Het zou thans ook geen zeer groote invloed meer hebben - behalve dan de moreele - of zij het werk neerlegden, want door de enorme inkrimping van de productie zijn vervoer en verkeer geweldig verminderd. Maar zij krijgen hun volle loon en van dat loon geven zij de helft aan hun stakende makkers. Ook de andere niet stakende kategoriën geven zooveel zij kunnen; zelfs de soldaten en matrozen - in Zweden is de organisatie van de jeugd zeer sterk en zij heeft zeer veel antimilitairistische propaganda gemaakt in het leger - hebben op verschillende plaatsen collectes gehouden. Men weet wat het loon van een soldaat is, enkele centen. Welnu, | |
[pagina 24]
| |
uit hun mond gespaard hebben zij eenige honderden kronen voor de makkers, waarvan de soldatenrok hen slechts uiterlijk scheidt.Ga naar voetnoot1) Wat nu het tweede bezwaar aangaat, dat het lang volhouden der massastaking ‘onmogelijk’ zou maken, zoo hebben wij reeds gezien, en ik behoef daarop niet terug te komen, hoe de arbeidersklasse zich niet tot geweld heeft laten provoceeren, hoe zij rustig gebleven is onder alle provocaties; de Zweedsche strijd heeft het bewijs geleverd, hoe een, de groote meerderheid der bedrijven omvattende staking zich gedurende weken en weken binnen de perken der wettelijkheid bewegen kan. En wat nu aangaat het derde argument, van de talloozen die niet mee zouden staken, de vele zwakkelingen die achter zouden blijven, - Zweden bewijst dat wanneer de strooming van solidariteit en de vastberadenheid der vereenigde arbeiders maar sterk genoeg is, allen worden meegesleept. 100.000 ongeorganiseerden zijn meegesleept door 200.000 georganiseerden. In Göteborg, na Stockholm de grootste stad van Zweden, bevinden zich onder de stakers 10.000 ongeorganiseerden die den strijd heldhaftig volhouden. En niet alleen in de staking is de groote massa der ongeorganiseerden meegesleept, maar duizenden van hen zijn ook lid geworden van de vakvereenigingen: deze hebben in de laatste weken 35.000 nieuwe leden gewonnen. Zelfs de onderkruipers-vereenigingen zijn aangegrepen door het klassebewustzijn, dat bewijst het geval met het verbond der gelen, het Christelijk-liberale verbond, dat ongeveer 8000 leden telde. Men had algemeen gedacht dat zij hun makkers in den rug zouden vallen; men verwachtte dat de leiders na een korten tijd het parool zouden geven en zeggen: ‘nu is het genoeg, nu weer aan het werk’ om een afbrokkeling op groote schaal onder de ongeorganiseerden tot stand te brengen en zoodoende de staking ernstig te verzwakken. Maar wat gebeurde toen de leiders van het gele verbond dat op het eind van de derde stakingsweek werkelijk zeiden? Toen waren de arbeiders zelf juist in de goede stemming gekomen, d.w.z. de solidariteit, het klassegevoel was in hen ontwaakt. De leiders werden uitgefloten die wederopneming van den arbeid riedden; op eenige plaatsen gingen de afdeelingen van het gele verbond, afdeelingen 5 à 600 man sterk, met vlag en wimpel over tot de socialistische organisaties; het grootste aantal dier gelen, die nu geen gelen meer zijn, besloot door te staken. Zoo is het dus ook aan dezen strijd te danken, dat het verbond van de gelen uit elkaar is gevallen en wij durven wel haast voorspellen, dat zoo de Zweedsche arbeiders door de solidariteit van het internationale proletariaat in staat worden gesteld om vol te houden, ook het ondernemersverbond uit elkaar vallen zal! Er zijn reeds teekenen die dat voorspellen. Er is ruzie, er is oneenigheid onder de ondernemers. Enkele van de allergrootsten, in de eerste plaats de grootkapitalisten in de cellulose industrie, willen tot elken prijs volhouden. Zij zijn de echte ‘scharfmacher’ voor wie de machtsvraag alles is, zij willen de vernietiging der vakorganisatie, en zij gebruiken de kleinere ondernemers, om hun eigen gewelddadige taktiek door te zetten. Van deze wil een aantal niets liever dan tot een schikking | |
[pagina 25]
| |
komen, zij kunnen de verliezen niet langer dragen, zij verlangen een einde te maken aan den voor hen ondragelijken toestand. Ook de ondernemers zijn geen reactionnaire massa, ook onder hen zijn er weer verschillende kringen en komen verschillende belangen in het spel en zooals ik zeide, wanneer onze makkers volharden, en zij zullen volharden zoolang zij kunnen, dat is buiten kijf, dan zou het einde wel kunnen zijn, dat het verbond der ondernemers dat uitging om de arbeidersorganisatie te vernietigen, zelf vernietigd werd of tenminste verzwakt.Ga naar voetnoot1) De beginnende tweedracht in het kamp der ondernemers maakt, dat wij in de laatste dagen telkens geruchten hooren over pogingen tot bemiddeling, zoowel uit de kringen der intellektueelen als door de vrijzinnige partij gedaan. Er is een geweldige onrust in de burgerlijke kringen, een sterke drang, dat de regeering haar bemiddeling zal aanbieden, niet slechts wegens de reusachtige verliezen die de staking veroorzaakt, maar ook doordat het zeer goed wordt gevoeld, hoe iederen dag langer, dat zij voortduurt, het klassebewustzijn der arbeiders meer versterkt. Ik kom nu tot het slot, tot de gevolgen, de nationale en internationale, die de Zweedsche staking hebben zal. Wat het direkte doel aangaat waarmee zij werd begonnen: een dam opwerpen tegen het terrorisme der ondernemers, hun onduldbare uitsluitingsmanie, men kan gerust zeggen dat dit feitelijk reeds is bereikt. De werkelijke beëindiging van den strijd kan daarop geen invloed meer hebben. De verbonden ondernemers zullen nu zij de uit eenheid geboren kracht der Zweedsche arbeiders zoo duchtig gevoeld hebben, in de toekomst niet licht meer tot het dreigen met en het proklameeren van groote uitsluitingen bij het kleinste konflikt, overgaan. De positie der vakvereenigingen is bevestigd, de voorwaarden voor de vakorganisaties tot het vervullen van haar taak zijn gunstiger geworden. Maar oneindig belangrijker nog zijn de indirekte gevolgen van versterking der organisaties, toeneming van klassebewustzijn en zelfvertrouwen die deze strijd voor de Zweedsche arbeiders hebben zal. Zij hebben getoond bij machte te zijn, weken en weken achtereen alle machtsmiddelen waarover de kapitalistische klassen en hun staat beschikken, te kunnen weerstaan. Wanneer de staking, gelijk waarschijnlijk is, eindigt met een voor de arbeiders eervol vergelijk, dan is het Zweedsche proletariaat het eerste, dat - niet door verrassing of overrompeling er in slaagt een tijdelijk voordeel te behalen, hem ras door het-zich-herstellende kapitalisme weer ontrukt - maar in den strijd van langen adem waartoe beide partijen zich voorbereid hadden, en die door den tegenstander werd uitgelokt, zijn stellingen heeft weten te behouden en nieuwe machtsposities te bezetten. Dat is een feit van ontzaglijke beteekenis. De arbeidersklasse van Zweden heeft daarenboven getoond, rijp te zijn om haar eigen lot in handen te nemen; zij vormt gedurende de staking een eigen staat in den staat, met eigen handel, eigen muntGa naar voetnoot2), eigen politie en bewijst daarmee in hooge mate haar organiseerend vermogenGa naar voetnoot3). Een klasse, die dit alles vermag onder de moeilijke omstandigheden van een | |
[pagina 26]
| |
geweldige, alle krachten in beslag nemende worsteling, vermag zonder twijfel ook, de organisatie der produktie ter hand te nemen. * * * De Zweedsche staking doet voor ons sociaaldemocraten wijde horizonten opengaan. Zij toont ons opnieuw, ja zij toont ons duidelijker dan de geschiedenis het ons nog ooit heeft getoond, dat organisatie en klassebewustzijn alles, ook het schijnbaar onmogelijke, mogelijk maken. De Zweedsche arbeiders zijn socialisten, maar zij strijden thans niet voor het socialisme. zij strijden voor niet meer dan het behoud van het verkregene; de handhaving hunner vakvereenigingen. Denkt u nu eens, dat zulke massa's, met dat klassebesef vervuld, door de organisatie geschoold en gestaald, in den strijd gaan voor groote rechten, voor groote veranderingen, dat zij een sterke vermeerdering van macht, van geluk, van welvaart voor de arbeidersklasse zien als de onmiddellijke uitkomst van hun strijd. Denkt u welk een volharding, welk een heldenmoed, welk een standvastigheid de arbeiders door zulke vooruitzichten bezield ten toon zullen spreiden. In één woord: wij begrijpen nu beter dan ooit, wat wij van het georganiseerde socialistische proletariaat van West-Europa kunnen verwachten in de proletarische revolutie. Wat nu de directe gevolgen van de staking aangaat in internationaal opzicht, één ding is zeker: hare werkingen op den internationalen strijd tusschen kapitaal en arbeid zullen enorm zijn. Winnen de arbeiders, wordt het ondernemersverbond verslagen of verzwakt, dan zullen natuurlijk de Zweedsche ondernemers niet rusten eer zij hun verliezen hebben hersteld en hun oude machtsposities hernomen, maar dan zal de arbeidersklasse in alle landen en in de eerste plaats in het groote naburige rijk, Duitschland, den weerslag voelen van die overwinning. Daar, in dat land waar ook de ondernemers een zoo scherpe, aanvallende taktiek voeren, waar ook de practijk van uitsluitingen op groote schaal hoe langer hoe meer opkomt, daar zullen de arbeiders zich fierder oprichten en onder die millioenen vakvereenigingsmannen zal een onweerstaanbare drang opkomen het Zweedsche voorbeeld te volgen. De duitsche ondernemers daarentegen zullen geprikkeld worden meer dan ooit hun uiterste krachten in te spannen, nu zij het geweldige weerstandsvermogen, waarover de georganiseerde arbeiders beschikten, hebben leeren kennen. Worden daarentegen, tegen de algemeene verwachting in, de arbeiders overwonnen, dan zal waarschijnlijk de overmoed der ondernemers in de naburige landen, in de eerste plaats in Duitschland, sterk toenemen en zij zullen zich niet bedenken bij de eerste de beste gelegenheid het voorbeeld hunner Zweedsche klassegenooten toe te passen. Eindigt de strijd met een vergelijk, waardoor elke partij haar strijdkrachten intakt houdt, dan zal dat zoowel in de arbeiders-, als in de ondernemersorganisaties van alle landen de hoop opwekken, als overwinnaar uit een strijd van gelijke beteekenis te treden. Kortom: hoe de Zweedsche staking ook eindigt, onherroepelijk wijst zij den weg tot nieuwe groote worstelingen. De Zweedsche arbeiders en de Zweedsche ondernemers hebben beiden een zeer hoogen trap van organisatie bereikt en hoe hooger de organisatievorm wordt, des te geweldiger worden ook de klassen-worstelingen. Wat daar in Zweden gebeurt is geen geisoleerd geval, geen feit op zich zelf; het leert ons hoe de toekomst in alle kapitalistische landen zal wezen. Meer en meer zullen de klassentegenstellingen zich toespitsen, zullen de organisaties aan beide kanten groeien en daarmede zullen meer en meer overal dergelijke reusachtige conflicten, die van de arbeiders de grootste offers eischen, onvermijdelijk worden. Daarom zijn de Zweedsche | |
[pagina 27]
| |
arbeiders op het oogenblik de prijsvechters van de gansche Internationale. De ondernemerspractijk en het proletarische antwoord van Zweden zullen waarschijnlijk weldra, zullen zeker eenmaal algemeen burgerrecht krijgen in alle landen. De ontwikkeling van de maatschappij maakt dit onvermijdelijk. Toen de Russische arbeiders nu enkele jaren geleden van ditzelfde strijdmiddel van de algemeene staking telkens en telkens weer in de meest verschillende situaties gebruik maakten, toen scheen het velen van ons toe alsof de atmosfeer van revolutie daar zoo anders was, zoo totaal verschillend van de atmosfeer van het burgerlijke Westen, dat er geen vergelijking mogelijk was. Vele onzer, die hoorden van den heldenstrijd der russische arbeiders, van hun vreeselijk lijden, hun offers zonder tal, van hun moed, hun doodsverachting, hun volhouden trots de bitterste ellende, zagen dat alles in een fantastisch licht. Zij dachten: ja, maar dat is revolutie, en daarmede was het alsof alle voorwaarden van het menschelijke leven veranderden, alsof er een verandering kwam over den mensch, die maakte dat zijn leven hem niet langer iets waard en hij tot de onbegrjpelijkste zelfopoffering in staat was. Maar in Zweden is het geen revolutie, daar is de atmosfeer niet van bloed en vuur; in Zweden ging het leven tot voor eenige weken zijn gang kalm en bedaard, gelijk het nu zijn gang gaat in Holland. In Zweden heerschen staatsinstellingen, aan de onzen tamelijk gelijk; daar ook vindt men konstitutioneele inrichtingen, een vrij groote mate van burgerlijke vrijheid, en nu zien wij hoe ook daar de klassenstrijd voert tot een werkstaking, reusachtig wat zijn omvang, ongeëvenaard wat zijn duur betreft. Wij zien hoe het niet alleen is de kolossale spanning van een revolutionnair tijdperk die de arbeiders in staat stelt de offers te brengen die het gebruik van dit wapen eischt, hoe omgekeerd ook in de nuchterder atmosfeer van niet-revolutionaire dagen de algemeene werkstaking onvermijdelijk zijn kan, hoe haar gebruik aan de arbeidersklasse opgedrongen kan worden. Dit alles, en hier kom ik weer terug tot dezelfde maning, tot dezelfde les die ik trok uit de beschouwing van de gebeurtenissen in Spanje, moet ons vooral goed doen inzien, dat de Zweedsche gebeurtenissen niet alleen iets zijn om vol belangstelling en sympathie kennis van te nemen. Wij moeten niet maar denken: wat zijn die Zweedsche arbeiders flink, wat houden zij zich bewonderenswaardig, wij moeten niet slechts juichen over hun standvastigheid, niet slechts ook onze penningen offeren om hun behulpzaam te zijn in den strijd, - dat is wel het allerminste wat elk georganiseerd arbeider behoort te doen, maar het is lang niet alles. Wij moeten voelen en begrijpen dat het onze strijd is dien zij strijden. In den klassenstrijd is het: vandaag gij, morgen misschien wij. Alles schijnt zoo rustig en zoo kalm in ons landje, maar de arbeidersklasse weet nooit hoe lang alles rustig en kalm zal blijven. Mogelijk zal onze eigen strijd, onze strijd voor het algemeen kiesrecht, het voor ons onontbeerlijke recht, willen wij de Nederlandsche politiek uit het moeras brengen der stagnatie en een tijdperk van sociale en politieke vooruitgang doen aanbreken, ook voor ons eenmaal toepassing van de scherpste strijdmiddelen noodig maken; mogelijk zal van uit het buitenland plotseling de noodzakelijkheid voor ons oprijzen de massa-staking in de voornaamste bedrijven te proklameeren. Laat ons maar eens denken aan Duitschland. Komt het in Duitschland eenmaal tot de algemeene staking, hetzij om ekonomische of politieke redenen, hetzij om beide, en het komt er zeker toe, zoo zeker als ik hier voor u sta, dan staan hier in Nederland onze spoorwegmannen, onze havenarbeiders, onze industrie-arbeiders direct voor de vraag: zult gij uw stakende kameraden over de grenzen in den rug vallen of u solidair toonen met hen? | |
[pagina 28]
| |
Toehoorders! Nogmaals, wij weten niet hoe en wanneer het beslissend oogenblik voor ons zal komen, maar wij weten zonder schijn of schaduw van twijfel dat de geheele ontwikkeling van den klassenstrijd heendringt tot dergelijke geweldige conflicten, als wat thans in Zweden plaats vindt. Daarom is het allergewichtigste wat wij uit den Zweedschen strijd kunnen leeren, de groote vraag die wij moeten beantwoorden deze: wanneer het oogenblik ons voor een dergelijke beslissing stelt, als waarvoor het nu de Zweedsche arbeiders stelde, wanneer van ons zulk een moed, zooveel doorzetting, solidariteit en discipline, zooveel klassebewustzijn geëischt wordt, hoe staat het dan met ons? Hoe staat het met het bewustzijn van de massa der Nederlandsche arbeiders, hoe staat het met hun organisatie, hoe staat het met hun socialisme, hoe staat het met hun eenheid? Laat ieder van u, die in de arbeidersbeweging werkzaam is, die vraag beantwoorden voor zichzelf en laat hij aan zichzelf beloven, denkende aan zijn Zweedsche makkers, denkende dat hun strijd de onze is, om alles te doen wat hij vermag, dat ook wij, die moeten bekennen niet gereed te zijn, gereed worden. De arbeiders met klassebewustzijn te vervullen, dat is voor ons socialisten waarop het voor alles aankomt. Niet of ‘links’ of ‘rechts’ regeert is voor ons de groote zaak, niet het gehaspel der burgerlijke partijen over de ‘antithese’ niet schijnbeloften en schijnkoncessies der burgerlijke demokratie, maar de organisatie en bewustmaking der arbeidersklasse. Haar willen wij onze beste krachten wijden, opdat zij niet onmachtig zij en fale, gelijk haar overgroote meerderheid in 1903 faalde, wanneer het oogenblik groote daden en groote offers eischt.Ga naar voetnoot1) |
|