Verzamelde werken. Deel 2. Verzamelde gedichten. Deel 2. De wilde kim. Een winter aan zee. Onderweg. Tegen de wereld. In ballingschap(1948)–A. Roland Holst– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [p. 201] III Wereld, die Pharaoh verdorde tot Rockefeller, bibberend van een macht door Ramses, kon hij weerkeeren, veracht - en die met drukinkt in een moeite door bewust de dorst verhit der slavenhorden. Gaat gij te loor of gaat gij half te loor, wat deert het mij in dezen winternacht? Wel redekavelt gij, gedoemde, maar laat bij Noorderlicht uw Ilias van Finland in den steek. Uw vuil moeras bevroor met stank en al, en werd doodstil tusschen de beide linies, de geroemde; uw leuzen braken al bij 't eerst geschil aan gore scherven: staat en klasse en ras. Maar dat laat Beest, blindlings verheerlijkt, doch dat u haat, en Zij die ontembaar bleef, hoezeer ook versmaad, vonden elkaar: Machine en Ziel, ophanden schrikbewind: Eenzamen worden er het vreeslijk weerlicht, heilloos achter het grommend labyrinth vliegende van uw stad, al van gewaar. Daar, in het nauwe slop gedreven van de gedachten die uw vrije pers reeksgewijs losliet en die zang en vers ombeurten wurgden, kleumen zij bijeen die de verliefden waren van het leven, de pralenden - voor dezen, een voor een, bestaat, dan gij, er niets onteerenders. [p. 202] En niets verheerlijkenders tevens dan die vuurdroom, dat het weldra gedaan zal zijn met u en dat gij zult vergaan, waar, hoe dan ook. Nog preevlen zij maar wat, maar zij zijn de bevlogenen des levens voor gij het weet, en midden in uw stad, en zullen zingend in de baaierd staan. Uw baaierd, waarin gij zult worden vernield door wat de hoop was van uw macht, onder de blik van haar die gij veracht hebt en getergd, en die over u thans woest zal gaan zwalpen met uw eigen horden. Uw slecht verhaal loopt af, uw laatste kans verkeken. Peilloos straalt de winternacht. 1940. Vorige Volgende