Voor de tweede maal sprong de klink omhoog. De deur ging open. En Roodkapje liep vrolijk lachend naar binnen.
‘Dag Grootmoeder!’ riep ze. ‘Daar ben ik! U hebt de groeten van Moeder. Over een paar dagen komt ze nog eens kijken. En in dit mandje zitten een heleboel lekkere dingen, om u beter te maken.’
‘Dag vrouwtje,’ zei de wolf met zijn mooiste stem. ‘Ik ben blij, dat je me weer eens komt opzoeken, hoor! Kom eens een beetje dichter bij mijn bed, dan kan ik je wat beter zien!’
Roodkapje stapte dadelijk naar de bedstede toe. Verwonderd keek ze tussen de gordijntjes door naar binnen. Hé, wat zag Grootmoeder er vreemd uit! Wat had ze een donker gezicht gekregen! En wat leek ze groot....!
‘Maar Grootmoeder,’ zei ze, ‘wat hebt u een grote neus! Is die zo'n stuk gegroeid, toen u ziek was?’
‘Die neus heb ik, om beter te kunnen ruiken, vrouwtje,’ zei de wolf.
‘En uw ogen, Grootmoeder,’ zei Roodkapje, ‘uw ogen zijn óók al zo groot! En ze schitteren zo. Hoe komt dat?’
‘Die ogen heb ik, om beter te kunnen zien, vrouwtje,’ zei de wolf.
En toen geeuwde hij een paar malen, want hij werd slaperig door de warmte van de dekens.
‘O Grootmoeder!’ riep Roodkapje. ‘Wat hebt u grote tanden! Véél groter dan een week geleden! En u hebt er ook veel méér!’
‘Die grote tanden,’ zei de wolf, ‘die heb ik, Roodkapje, om beter te kunnen eten!’
Op hetzelfde ogenblik ging hij zitten en....