- In beide bundels komt de angst voor de beperking van kleinburgerlijk bestaan voor. Het huwelijk wordt gezien als een inperking, een inkapseling van de verbeelding. Eigenlijk gebruik je veel symbolen, maar het zijn persoonlijke symbolen.
- In hoeverre handelingen, ruimtes en voorwerpen symbolisch werken, moet de lezer natuurlijk ervaren. Maar het is wel de bedoeling geweest. Ik wil bv. nooit een concrete kamer of een concrete dag oproepen, of een concrete situatie tussen een concrete man en een concrete vrouw. Ik wil dat ze iets typisch krijgen, dat ze het anekdotische overstijgen. Neem bv. de handelingen van de zelfbevrediging. Ik vind dat die handeling uitstekend de eigenliefde belichaamt, de liefde die zich niet wil geven, die terugkeert naar zichzelf, zichzelf a.h.w. bevruchten wil, die de ander als een bedreiging ziet, een aantasting van de ik-wereld. Die sexuele handeling is dus wel meer dan stiekem genot. Ze is onwil, overspel, hoogmoed, zelfverdediging, autogamie... In die zin liggen roede en pen trouwens dicht bij elkaar. Ik maak ook graag gebruik van referenties naar de bijbel of de wereldliteratuur, omdat ik op die manier de scène die ik oproep onpersoonlijk kan maken. Als je bv. je tuin met die van Eden verbindt, kan je de haag, de bloembedden en de waslijn gemakkelijk een symboolfunctie geven.
- Critici noemen je gedichten belijdenispoëzie. Maar eigenlijk gaat het dus om heel andere dingen dan de kleine, persoonlijk anekdotes, die immers als symbolen moeten fungeren?
- Precies. Dat is wat ik bedoel. Ik heb met ‘Het huwelijk’ niet willen etaleren wat voor een slechte echtgenoot ik wel ben en hoe hard ik wel zucht onder het huwelijksjuk. Dat is allemaal flauwe kul van recensenten die poëzie verwarren met het verhaal van Roos en Gert in Flair of Knack-weekend. Ik heb het huwelijk gebruikt als een voor de hand liggend terrein om de tegenstelling tussen realiteit en verbeelding te uiten. De kwantiteit echtelijke ellende in de gedichten is zorgvuldig gedoseerd in functie van een literair doel. Natuurlijk gebruik je ervaringen uit je persoonlijke en intieme leven, maar nooit om die ervaringen zélf te uiten, altijd als materiaal. De lezer moet niks over mij vernemen, maar iets over zichzelf, over iedereen dus. Dat is de bedoeling.
- De bundel ‘Het huwelijk’ eindigt met de regel: ‘Poëzie is een daad van ontkenning’, waarmee je duidelijk reageert op de bekende versregel van Remco Campert ‘Poëzie is een daad van bevestiging’. Kun je je standpunt verklaren?