Bibliografie van de Vlaamse Tijdschriften. Reeks 3. Vlaamse literaire tijdschriften vanaf 1969. Aflevering 1. De tijdschriften verschenen in 1969

[p. 94]

Revolver

Samensteller en uitgever: Gerd Segers, Groenendaallaan 300, Antwerpen

Jrg. I,	nr. 3:	winter 1968-69, 42 pp.
	nr. 4:	herfst 1969, 32 pp.

I. Poëzie

ANDREWS, George Jailbreak wild^* (Prison de Fresnes, april 24th-july 8th 1968), 4, pp. 2-4 ‘Surrounded by barbarians’ Soft silk lightning, 4, p. 5 ‘Through halos of pollen’

CONINCK, Herman de Najaar, 4, pp. 13-15 1. ‘najaar is thuiskomen, waar’ 2. ‘de dagen hangen vol nevel’ 3. ‘er komt maar geen einde aan november’ Mijn moedertje, 4, p. 16 ‘juist als ik bedenk hoe onnoemelijk mooi je rug’ Zoals men glimlacht, 4, p. 17

DANGIN, Mark Uit de cyclus: Laatste gedichten, 4, pp. 7-12 1. ‘Toen wij die nacht alleen waren hadden wij nog’ 4. ‘Toen wij elke morgen ontwaakten hoorden wij Adamo’ 6. ‘Zij kwam niet waar wij met zoveel geweld’ 8. ‘Dan leefden wij reeds dagen, reeds maanden lang in’ 10. ‘Wij vonden onszelf een waaghals die niets’ 12. ‘Als wij terugkwamen uit het land van angst en honing’

MAELE, Marcel van Ontmanteling. (Een cyclus uit de bundel: Hoera! Wij hebben een bloedeigen heilig tuintje!), 3, pp. 2-11 1. ‘Dichter kruipend’ 2. ‘Geheime gewaarwordingen, gehoorzame gewesten’ 3. ‘Krijgertje of verstoppertje spelen, auteurke spelen’ 4. ‘De bomen onteren, de vruchten ontbinden, de wakers ontwapenen’ 5. ‘Krijsend, betoverend, deze oeroude gewoonten’ 6. ‘Krankzinnig worden uit eigen wil, bij het inslikken’ 7. ‘Waar denken de wijzen hun problemen te halen?’ 8. ‘Septemberserpentines vallen dwarrelen’ 9. ‘Maar het geheim tot het bouwen van een nieuwe wereld’ 10. ‘Een klacht in het klievend verderstomen, de wil’

* gevolgd op p. 6 door: Statement to the judge in court when charged with possession of a personal supply of indian hemp.

[p. 95]

MARIJNEN, Joannes Gedichten, 4, pp. 18-22 Woorden: ‘ik luister naar uwe woorden’ Twijfel: ‘muziektonen’ Werkelijkheid: ‘vervang een gedicht’ Diafaan: ‘morgenlichten openen’ Bandeloos: ‘je losse haren’

SEGERS, Gerd Life is loneliness, 3, pp. 28-31 1. ‘En slis je dan de leugen en laster je heimelijk’ 2. ‘Carrièremannetjes hoeden zich’ 3. ‘ogen etterig traag en knipperend openen’ 4. ‘Bejaarde mensen leven op rente’ In deze bikkelharde wereld, 4, p. 23 ‘je 's morgens aan de dijk zetten’ Beautiful loser, 4, pp. 24-25 1. ‘Wat bezielt je’ 2. ‘31 jaar en hoe bijziend’ Hoera, wij hebben een nieuwe tunnel! p. 26 ‘het weekend opent zich nu als een waaier’

STAES, Paul 4 chansons, 4, pp. 27-31 Aux champs mouillés: ‘Tu es venu trop loin d'ici, petit’ La mort: ‘Cri de tempête’ Au moment éternel: ‘On se reverra-toi’ Les contes du vent: ‘Parle-moi du vent’

STASSAERT, Lucienne Gedichten bij poppen van Miki Deloore (met 2 ill.), 3, pp. 12-22 ‘de weduwe is blind’ ‘en deze pop een doofstom kind’ ‘een zeemeermin ligt op de kast’ ‘ze heeft drie handen juist geteld’ ‘bijna een pop’ ‘en zie je nu hoe Venus’ ‘zo eenzaam rond’ ‘jet is geen inktvis’ ‘de dikke moeder is een pad’

VERM, Bert Uit de cyclus: Het monsterkind, 1968, 3, pp. 23-27 ‘In de diepste holen van de straat’ ‘Ik zal de morgen niet meer zien’ ‘De reizigers haasten zich spoorslags’ ‘De ellendigen komen talrijker’ ‘Uitzinnig en bijna verwilderd’

IV. Kritische bijdragen

SEGERS, Gerd Candid conversation met Marcel van Maele, 3, pp. 33-40