Noot
Voorzover enkele litteraire, mythologische of andere reminiscenties, die in deze verzen voorkomen, aan een gemeenschappelijk erfgoed ontleend zijn, lijken verklarende noten mij overbodig. Daarom alleen de volgende opmerkingen. De regels tussen aanhalingstekens op pag. 46 zijn ontleend aan een vers van de poolse dichter Juljan Tuwim; ook de term ‘een gloeiende bol’ slaat op een gedicht van Tuwim waarvan ik hier, teneinde de toespeling duidelijk te maken, een vertaling geeft:
Aan hem
Ge hebt mij besprongen als een beest,
Ge hebt uw klauwen in de dichte nacht geslagen,
Ge hebt uw ogen als twee spijkers in de mijne gedreven.
Zo lig ik onder uw gehijg,
Voor altoos aan u uitgeleverd!
In 't wrede net geweven van uw razernij
Heb ik, een jonkvrouw, u mijn maagdlijkheid gegeven!
Tot eeuw'ge zwangerschap veroordeeld,
Draag ik een vrucht, die in mij groeit
En nimmer zal worden geboren.
Hij weegt in mij zwaar als een stenen stad, hij is
Gezwollen tot een bol die gloeit...
De mensen wijzen grinnikend:
Hij is zwanger van de Antichrist!
Maar mijn buik zal niet opengaan.
Zal met mij het graf ingaan.