Stilte, woedende trompet(1959)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] III Een vochtige adem is over het land gegaan Een wollige zucht steeg op uit de aarde Het licht kruipt waar het niet kan gaan - De blinde schilders, paarse schimmels in hun ogen Nerveus, spreeuwvingerig schikken de ruimte, plooien De harde, de loodzware boom en de berg van dons Tot één epitheel: zachtkleurig, zachtwandelend been Warme heup van verlangen: zachtwentelend paardeöog Zo plooit zich de wereld een vleeslijke vlakte waarboven Reeds handen opstijgen guirlandes van geur bordurend Of priesterlijk cirkelend, langzame lammergieren (Zich voordoend als zwanen, als gouden regen, wieken Van glimlach en tongen als hemelse zwepen) De dichter, de ziener met de verbrande ogen Hij vindt waar het licht zich ontrolt Tot een zevenkleurige zee Misschien de sneeuwwitte bloem, de bloem met de inkt - (Runen als weerhaken, nacht)zwarte wortels: Op het eiland van lui parelmoer Op het eiland der wenkende ogen Op het eiland der zachtrose snuiten Bouwt hij een zwarte machine - Woordanker, tegenzon Een vochtige adem is over het land gegaan Een wollige zucht steeg op uit de aarde De eenzame strekt haar lichaam, haar boot Er is licht, er is adem; een sluier Van schuim - welke zee? welke branding? -; er is Gonzing van namen (klokken, duiven) Er is een bewegen, bonzen, wuiven Er is - In de dij van de god Gereed voor de sprong Hurkt de gevlekte danser Vorige Volgende