Met twee maten(1956)–Paul Rodenko– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Thebe Met leven toegerust voor beiden, liep ik vannacht de gangen in, die naar u leiden. Het ondergronds geburchte droeg een stilte, die met tegenzin mijn tred verdroeg. De muren stonden als verzadigd van ruige schimmel; lucht en licht, voorgoed beschadigd, beten mij uit; de wil alleen bij u te zijn in 't jongst gericht, hield mij ter been. Het labyrint verliep in schroeven van eender, blinder cirkeling. U ten behoeve? Ik weet niet meer hoe lang ik ging. Hoe brachten zij, die u begroeven, zover een ding? Totdat mijn voeten op u stuitten; uit een volslagen duisternis zag ik uw ogen opensplijten; uw handen, die ik niet kon tillen, voelde ik langs het leven strelen, dat in mij sloeg; uw mond, in dood verholen, vroeg. Een taal waarvoor geen teken is in dit heelal, verstond ik voor de laatste maal. Maar had geen adem meer genoeg en ben gevlucht in dit gedicht: noodtrappen naar het morgenlicht, vervaald en veel te vroeg. Vorige Volgende