Keurgedichten
(1919)–Albrecht Rodenbach– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
Het Lied der Vlaamsche Zonen.Nu het lied der vlaamsche zonen,Ga naar voetnoot(1)
nu een dreunend Kerelslied,
dat in wilde noordertonen
uit het diepste ons herten schiet.
Herhaal.
Ei! het lied der vlaamsche zonen
met zijn wilde noordertonen,
met het oude vlaamsch Hoezee:
Vliegt de Blauwvoet - storm op zee!Ga naar voetnoot(2)
Priester, gij waardeert ons herten
minnend 't oude Kerelsland;
priester, gij waardeert ons smerten
over 't oude Vlaanderland.
| |
[pagina 47]
| |
Herhaal.
Daarom nu een lied gezongen,
vlaamsche herten, vlaamsche tongen,
met het oude vlaamsch Hoezee:
Vliegt de Blauwvoet - storm op zee!
Gij waardeert den zucht der zonen
van het vrije Kerelsvolk,
toen ze elkander Vlaanderen toonen
in der oude tijden wolk.
Herhaal.
Daarom nu een lied gezongen, enz.
Gij waardeert ons woelig blaken,
onzer herten somberen spijt,
gij waardeert ons brandend haken
naar het deelen in den Strijd.
Herhaal.
Daarom nu een lied gezongen, enz.
Gij waardeert ons. 't Is gebleken
als gij voor den Dichter stondt
en ons tale wildet sprekenGa naar voetnoot(1)
en zulke edele woorden vondt.
| |
[pagina 48]
| |
Herhaal.
Daarom nu een lied gezongen, enz.
Priester, wil den dank ontvangen
van het dankbaar vlaamsche kind
in zijn wilde en woeste zangen,
omdat gij zijn vlaamsch-zijn mint.
Herhaal.
Dat is 't lied der vlaamsche zonen,
't dankbaar lied der vlaamsche zonen,
met het oude vlaamsch Hoezee:
Vliegt de Blauwvoet - storm op zee!
|
|