Poolsch Knapenlied
HEIMELIK roert het in mijn ziele
als ik bij den braven boer
aan een zwartberookte balke
glimmen vinde een rostend roer.
Vreemdelik trilt mijn gansche wezen,
wen met dreunend hoorngeschal
paart bij feesteliken avond
Trarah, trarah, trarah.....
't rookt in de sperren....
Doomende verten weerzuchten 't geschot;
O romantische knapengenot!
| |
Vrolik zingt het in mijn ziele,
als wij 't blank geweer gelaân,
vroege jagers, over de steppe
door die zonn'ge koelte gaan.
't Juicht en bonst door gansch mijn wezen,
rond ons diept het nev'lig bosch,
blijde Jagers seinen hoornen,
branden snelle roeren los:
Trarah, Trarah, Trarah....
't rookt in de sperren....
Doomende verten weerzuchten 't geschot;
Leve het wilde jagers genot!
Blijde scheuten, jagers lusten,
gij ontsteekt mijn jong gedacht.
'k Zie ons allen, Poolsche jagers,
met ons roeren op de wacht.
Rond ons diepen heil'ge bosschen,
hoornen schallen, trommels slaan,
krielend nadren grijze scharen...
Past op het geweer, legt aan...
Trarah, Trarah, Trarah...
't Rookt in de verten....
Doomende verten weerzuchten 't geschot;
Boze zbaw Polske! Polakken genot!
|
|